• No results found

De door Nova-Tech ontwikkelde apparatuur maakt gebruik van een infra-rood (IR) straal. De fabrikant geeft aan dat deze IR-straal door de buitenste hoornlaag heen dringt tot op het basale weefsel van de snavel. Aanvankelijk blijft de hoornlaag intact en beschermt het eronder liggende weefsel. Naar zeggen slijt de buitenste hoornlaag in een week of twee door de normale pikactiviteit van het kuiken af (Aviagen, 2001). Hoewel de fabrikant aangeeft dat de IR-straal niet snijdt of brandt, berust de werking van de straal wel op het genereren van hitte. De exacte temperatuur is niet bekend of wordt niet prijsgegeven.

In de literatuur is niet veel te vinden over de werking van IR. Uit gesprekken met deskundigen en de weinige informatie uit de literatuur komt het volgende naar voren.

De IR-straal genereert hitte in het snavelweefsel, waardoor dit weefsel afsterft. Ook bij de HB- methode wordt gebruik gemaakt van hitte, namelijk de temperatuur van het mes. Hoewel bij HB de hitte niet gebruikt wordt om te snijden, heeft de temperatuur van het mes wel invloed op het uiteindelijke resultaat (vorm van de snavel en % afwijkingen, Schonewille, 1985). Analoog hieraan heeft de hittebehandeling bij IR ook effect op het eindresultaat. Er is niet precies bekend hoe heet het snavelweefsel wordt als gevolg van de IR-behandeling. Deze is wel variabel en instelbaar door middel van de lampsterkte en de duur van de behandeling. Bij een grotere lampsterkte zal meer hitte

gegenereerd worden en bij een langere blootstellingsduur zal de hitte zich verder uitbreiden door het snavelweefsel heen. Bij teveel hitte zal er teveel weefsel beschadigd raken, wat ongerief voor het dier oplevert en wellicht ook een minder normale snavel later in het leven van het dier. Ook zal de kans op neuroma‟s toenemen als meer weefsel verhit wordt. Als echter te weinig Infrarood wordt toegediend, zal de verhitting van het weefsel niet voldoende zijn, waardoor de snavelpunt niet of onvoldoende afsterf en het beoogde resultaat niet bereikt wordt.

Daarnaast heeft de positie waar de staal de snavelpunt raakt invloed op het eindresultaat. Dit is immers de plaats waar het weefsel begint af te sterven. Analoog aan de HB-methode zal de impact op het dier groter zijn als er meer van de snavelpunt verwijderd wordt, dus als de straal de snavel raakt op een punt dat dichter bij de neusgaten ligt.

De IR-snavelbehandeling wordt uitgevoerd bij kuikens op de broederij. Hiertoe is een robot ontwikkeld, die zowel de snavelbehandeling als entingen toe kan dienen (figuur 7.1; Sandilands & Cheng, 2008). De kuikens worden met de kop in een carrousel met maskers vastgehouden, waarbij de snavel door een gaatje achterin het masker steekt en twee beugeltjes aan weerskanten van het masker de kop tegenhouden (figuur 7.2). Na de behandeling gaan de beugeltjes opzij en vallen de kuikens in de opvangbak. Recent is de tijd dat de kuikens in de carrousel hangen gereduceerd van 15 seconden naar 9 seconden (Sandilands & Cheng, 2008; Veldkamp, 2010). Er zijn verschillende varianten van de maskers, waarbij het formaat kuiken bepaalt welk masker gebruikt gaat worden. Omdat de kuikens hierin aan de kop hangen en dit als dieronvriendelijk gezien wordt, is een speciale houder in ontwikkeling, waarin de kuikens met de borst liggen. Deze houder wordt als eerste voor kalkoenen ontwikkeld. Deze kuikens zijn wat groter dan kippenkuikens, waardoor het waarschijnlijk belastender is om aan de kop te hangen. Bovendien kunnen bij de nieuwe houder de poten gefixeerd worden,

waardoor een behandeling van de sporen ook door de robot uitgevoerd kan worden. Voor dit laatste is met name in de VS belangstelling.

Figuur 7.1: Infrarood snavelbehandelingsrobot (Foto SARDI, AUS)

Direct na de behandeling is niet meer dan een lichte verkleuring waarneembaar aan de snavels van de kuikens.

In twee weken tijd verzacht de buitenste hoornlaag en slijt de behandelde snavelpunt weg door het normale

pikgedrag van de kuikens. De eerste tekenen van deze slijtage treden al na 7 dagen op (figuur 7.4). Doordat niet alle kuikens evenveel pikken, slijten niet alle snavels even snel. Na een week of 4 moeten alle snavels echter een afgeronde punt hebben (figuur 7.5 t/m 7.8). Ervaringen in Nederland geven aan dat de snavelpunt vaak niet vóór 14 dagen zichtbaar korter is. Dit is waarschijnlijk afhankelijk van de strengheid van behandelen: hoe strenger, hoe eerder de punt afslijt. Andere Nederlandse ervaringen geven aan dat de snavelpunt niet afslijt, maar afbrokkelt of dat zelfs de snavelpunt in zijn geheel afvalt.

Aviagen (2001) geeft aan dat voor

vleeskuikenouderdieren geen speciale maatregelen nodig zijn, maar dat het normale opfokmanagement toegepast kan worden.

Figuur 7.2: Masker van de IR-robot, waarin

het kuiken met de kop wordt vastgehouden tijdens de behandeling

Figuur 7.3: Links een onbehandeld kuiken, rechts een kuiken direct na de Infrarood-behandeling

(Foto SARDI, AUS)

Figuur 7.4: Foto links: Snavel direct na de IR-behandeling; de pijltjes wijzen naar de lijn, die de

behandeling heeft achtergelaten (foto: Aviagen). Foto rechts: snavel 7 dagen na de IR- behandeling (foto: Aviagen).

Figuur 7.5: Foto boven: 3 weken na de behandeling (foto: Aviagen). Foto rechts: 4 weken na de

behandeling

Figuur 7.6: Een met IR aan de snavel behandeld vleeskuikenmoederdier op 30 weken leeftijd (foto:

Figuur 7.7: Een met HB aan de snavel behandelde leghen (links), vergeleken een met IR

behandelde leghen (rechts). De met IR behandelde leghen is jonger.

Figuur 7.8: Een correct met IR behandelde leghen (links) en een met IR behandelde snavel waarbij

de ondersnavel te ver uitgegroeid is (rechts)

7.2 Resultaten