• No results found

2 Het instrumentarium

3.2.5 Mestgiften en atmosferische depositie

Voor de periode 1980 t/m 2000 zijn de mestgiften onveranderd overgenomen uit STONE. Deze mestgiften zijn geschat op basis van historische mestproductiegetallen. Voor de periode 1986 t/m 2000 zijn de mestgiften in STONE berekend voor het landgebruik volgens LGN3, waarbij is gecorrigeerd voor de opkomst van het gewas snijmais. Omdat er geen extra gegevens voor deze periode beschikbaar zijn gekomen en omdat er consensus is over de resulterende mestverdeling voor deze periode, is de mestverdeling t/m 2000 niet aangepast.

De mestgiften van 2001 en later worden berekend met INITIATOR. Dit model berekent alle belangrijke stikstof- en fosforfluxen op regionale schaal, waaronder de toevoer in de vorm van kunstmest,

dierlijke mest en atmosferische depositie. Daarnaast bevat het nog stikstofbinding, gewasopname, emissies naar de atmosfeer en uit- en afspoeling van nitraat, ammonium en fosfaat naar grond en oppervlaktewater. Voor een uitgebreide beschrijving van INITIATOR wordt verwezen naar de wetenschappelijke publicaties van De Vries et al., (2003) en Kros et al. (2019).

INITIATOR maakt gebruik van gedetailleerde ruimtelijke gegevens die grotendeels afkomstig zijn uit beschikbare nationale GIS-datasets, zoals de STONE-plots met uniforme bodem en gewaskenmerken (Kroon et al., 2001), het bestand Gewaspercelen (voorheen BRP) en de geografisch expliciete landbouwtellinggegevens met het aantal dieren per bedrijf uit het Geografisch Informatiesysteem Agrarische Bedrijven (GIAB, Gies et al. 2015; Van Os et al., 2016). In GIAB zijn gegevens opgenomen van landbouwbedrijven in Nederland die meedoen aan de jaarlijkse landbouwtelling van het CBS en RVO.

INITIATOR onderscheidt net als LWKM mestsoorten, er is een eenduidige relatie gerealiseerd tussen de mestsoorten in INITIATOR en LWKM (tabel 3.2 en Renaud et al., 2017). Het aantal mestproducten kan in de toekomst relatief eenvoudig worden uitgebreid, bijvoorbeeld voor het berekenen van maatregelen.

1 Een ‘pool’ is een klasse van organischestof-componenten met vergelijkbare chemische compositie, stadium van afbraak, en rol in het functioneren van de bodem. Voorbeelden zijn plantenresten, wortelexudaten vers organisch materiaal en humus.

Tabel 3.2 Gehanteerde mestsoorten in INITIATOR en LWKM.

INITIATOR LWKM

Mestsoort Diercategorieën Mestsoort Diercategorieën 1)

Omschrijving RAV-codes Runderstalmest (vast en drijfmest) Rundvee+overige grazers a1,a2,a3,a41,a51,a52, b1,c1, k1,k2,k34 2) Stalmest (vast, drijfmest, dunne fractie, dikke fractie)

Melkvee, jong melkvee, vleesvee, Vleeskalveren Schapen, geiten, paarden en pony’s Runder-weidemest RM×frweide(regio) Weidemest

Varkensmest Varkens d11,d12,d13,d2,d3 Varkensmest (drijfmest, dunne fractie, dikke fractie) Vleesvarkens, fokvarkens Pluimveemest Pluimvee+overige hokdieren e1,e2,e3,e4,f4,g12,h1, h2,i1,i2 3) Pluimveemest Leghennen, vleeskuikens, konijnen, pelsdieren Overige organisch producten Alleen voor bouwland op zand Schuimaarde, compost, gft, zuiveringsslib

1) Gebaseerd op de in MAMBO gehanteerde mestklassen (p. 15, Luesink et al., 2012).

2) Paarden- en ponystalmest wordt verondersteld volledig te worden verwerkt tot champost. Dit komt via compost alsnog op de bodem terecht.

3) Vooralsnog gaan we ervan uit dat 100% van de pluimveemest buiten de Nederlandse landbouw wordt afgezet.

INITIATOR berekent de mestverdeling op perceelniveau. De resultaten worden geaggregeerd naar de ruimtelijke eenheden voor LWKM. Dat is gerealiseerd op basis van overeenkomstige dominante kenmerken in landgebruik (vereenvoudigd tot gras, mais, overige landbouw en natuur), het

bodemtype en de 11 LMM ‘mestbeleid’-gebieden (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid). Omdat het landgebruik en het bodemtype zijn geactualiseerd, is erbij de toekenning voor gezorgd dat per landgebruikstype, bodemtype en mestregio de gesommeerde bemestingsgiften blijven kloppen. De resulterende mestbalansen van Nederland en van de LEI-gebieden mogen namelijk niet te veel verschillen van de met MAMBO gesimuleerde mestverdelingen voor STONE (paragraaf 6.2.1). Bij de toekenning aan LWKM eenheden zijn het BRP-areaal (Basis Registraties Percelen) en landgebruik leidend. Bij de koppeling van de BRP-percelen aan de 250m-cellen van het LWKM kan sprake zijn van een zekere mismatch tussen BRP en LWKM. Dit kan zowel betrekking hebben op de locatie van het perceel, het gewas als het areaal. Om dit probleem het hoofd te bieden, zijn de volgende stappen gevolgd:

1. Ken de mest van percelen binnen een 250m-cel toe aan die cel.

2. De oppervlakte (en bijbehorende mest) van de percelen buiten de cel wordt toegekend aan de cel naar rato van de nog niet opgevulde oppervlakte per cel. Indien de oppervlakte van de percelen groter is dan de totale cel oppervlakte, wordt het landgebruik gelijkelijk over de cellen verdeeld. 3. Wanneer een gewastype voorkomt op de BRP-percelen maar niet in een landbouwgebied binnen het LWKM, wordt de mest niet verdeeld over de SVATs en aan het systeem onttrokken. Het gaat hier slechts om ca. 400 ha bouwland en 600 ha natuurlijk grasland.

De atmosferische depositie voor zowel stikstof als fosfor zijn in de INITIATOR–berekeningen constant gehouden: 20 kg N/ha en 0,5 kg P/ha (Kros et al., 2019).

Met INITIATOR zijn twee varianten doorgerekend om een indruk te krijgen van de mogelijke variatie in de mestverdelingen (Kros et al., 2018):

1. De variant ‘data’ is volledig gebaseerd op de beschikbare gegevens waarbij alle mest die op basis van de data wordt geproduceerd maar niet wordt verwerkt of afgevoerd, lokaal (binnen het betreffende landbouwdeelgebied) wordt benut. Daarbij wordt conform de 2de variant tot aan de gebruiksnormen bemest, waarna de resterende hoeveelheid mest binnen het landbouwdeelgebied uniform verdeeld wordt over mais en akkerbouw. De onzekerheden rondom de extra af te zetten hoeveelheid mest zijn groot en om deze toe te kennen, zijn aannames gemaakt die lokaal tot onrealistisch grote mestgiften kunnen leiden. De met INITIATOR berekende hoeveelheid boven de gebruiksruimte afgezette mest is vergelijkbaar met de door CBS berekende hoeveelheid.

2. De variant ‘beleid’ gaat uit van maximale mestgiften conform de mestwetgeving; de niet te plaatsen hoeveelheid dierlijke mest wordt aan het systeem onttrokken.

Figuur 3.4 toont een voorbeeld van de berekende giften stikstof en fosfaat voor de variant ‘data’.

Figuur 3.4 Mestverdelingen voor stikstof en fosfor in dierlijke mest (kg/ha-1) op basis van

INITIATOR voor de variant ‘data’ (volledig benutten van de beschikbare mest) voor stikstof (links) en fosfor (rechts).