• No results found

Niet alleen zijn emerging adults vatbaar voor ego depletion, maar ook de homeostase, de combinatie van voedselinname en fysieke activiteit, is niet optimaal bij emerging adults met een leeftijd tussen 18 en 30 jaar (Deforche et al., 2015; Gissubel et al., 2018; Mary et al., 2016). Dit betekent dat er een balans bestaat tussen enerzijds de energie die binnenkomt in het lichaam en anderzijds de energie die verbruikt wordt door het lichaam (Saper, Chou, & Elmquist, 2002). Om de balans in evenwicht te houden heeft men een gezonde levensstijl nodig die zowel gezonde voeding als voldoende fysieke activiteit omvat (Boylan, Louie, & Gill, 2012; Kraak, Englund, Misyak, & Serrano, 2017; Reis et al., 2019). De bewegingsdriehoek en de voedingsdriehoek, afgebeeld in figuur 1, dragen bij tot een

concrete definitie van dit concept (Vlaams Instituut Gezond Leven, 2019a, 2019c).

De balans die nodig is om een gezonde levensstijl te hebben varieert niet alleen op individueel vlak, maar fluctueert eveneens doorheen ons leven. Zoals eerder aangehaald is de homeostase niet optimaal bij emerging adults met een leeftijd tussen 18 en 30 jaar.

Algemeen is er een daling vast te stellen in de hoeveelheid fysieke activiteit en hebben ze minder kwalitatieve voedingsgewoonten (Deforche et al., 2015; Mary et al., 2016). De resultaten van de Vlaamse longitudinale studie van Deliens et al. (2019) toonden aan dat gedurende deze periode mannen gemiddeld 5.70 kilogram en vrouwen gemiddeld 2.20 kilogram aankomen.

Omwille van deze hoofdreden zal deze leeftijdsgroep de doelgroep vormen van deze masterproef. Verder zijn er nog twee bijkomende motiveringen voor deze keuze. Ten eerste, weinig onderzoek gericht op voedingslabels focuste zich tot nu toe op deze doelgroep.

Volwassenen worden vaak als één groep beschouwd waarbij iedereen ouder dan 18 jaar opgenomen wordt (Anastasiou et al., 2019; Graham & Laska, 2012). Ten tweede, blijkt deze doelgroep belangrijk te zijn, aangezien de WHO stelt dat men tijdens deze levensfase de basis legt voor gezonde voedingsgewoonten in het latere leven (Dumitrescu, 2016).

Voedingspatronen ontstaan door een combinatie van omgevingsdeterminanten, zoals sociale, culturele, economische factoren, en persoonlijke determinanten (Eertmans,

Baeyens, & Van den Bergh, 2001). Mary et al. (2016) en Deforche et al. (2015) stelden vast dat emerging adults enerzijds gemiddeld minder groenten en fruit consumeren en anderzijds gemiddeld meer vet en frisdranken innemen. Veel voorkomende barrières voor het hebben van een gezonde levensstijl zijn een gebrek aan motivatie, discipline en zelfcontrole, de

Figuur 1. Visuele voorstellingvoedings- en bewegingsdriehoek

al., 2014; Larson, Laska, Story, & Neumark-Sztainer, 2012; Nelson, Kocos, Lytle, & Perry, 2009; O'Dea, 2003; Song et al., 2015). De beperkte beschikbaarheid van gezonde voeding op scholen speelt eveneens een rol (Ammerman, Lindquist, Lohr, & Hersey, 2002; Deliens et al., 2014; Menozzi, Sogari, & Mora, 2015). Een mogelijke verklaring is volgens Cluskey and Grobe (2009) dat jongvolwassenen niet voldoende kennis en vaardigheden hebben om gezonde keuzes te maken.

De mate waarin emerging adults aan fysieke activiteit doen, kan verklaard worden vanuit de theory of planned behavior van Ajzen (1991). Deze theorie stelt dat het gedrag verklaard en voorspeld kan worden vanuit de gedragsintentie. Hoe hoger de intentie, hoe waarschijnlijker dat het gedrag gesteld zal worden (Brug, Van Assema, & Lechner, 2017;

Kodish, Kulinna, Martin, Pangrazi, & Darst, 2006). De gedragsintentie wordt op zijn beurt beïnvloed door de attitude, subjectieve norm en waargenomen gedragscontrole. Deze theorie wordt visueel weergegeven in figuur 2.

Het gebrek aan motivatie blijkt de grootste barrière te zijn om aan fysieke activiteit te doen. Verder werden ook nog tijdsgebrek en de hoge kostprijs van de faciliteiten vermeld (Ashton, Hutchesson, Rollo, Morgan, & Collins, 2017; Ibrahim, Norimah, Ng, & Wan Ngah, 2013; Menozzi et al., 2015; Sogari, Velez-Argumedo, Gómez, & Mora, 2018). Deze barrières kunnen geplaatst worden onder de noemer waargenomen gedragscontrole uit het

bovenstaande model (figuur 2). Deze variabele beschrijft de waargenomen aanwezigheid van middelen om fysiek actief te zijn, meer bepaald of respondenten het moeilijk of makkelijk vinden om fysiek actief te zijn (Kodish et al., 2006). De subjectieve norm is een variabele die de waargenomen sociale druk beschrijft. Dit is een normatieve geloofsovertuiging die de waargenomen verwachtingen van belangrijke personen uit de omgeving beschrijft (Brug et al., 2017; Kodish et al., 2006). In het onderzoek van Ashton et al. (2017) noemde 16% van de respondenten sociale invloed als mogelijke barrière om aan fysieke activiteit te doen.

Figuur 2. Visuele voorstelling theory of planned behavior

Tegenover de barrières staan de motivatoren om aan fysieke activiteit te doen. Deze motivatoren variëren naargelang geslacht (Cluskey & Grobe, 2009). Respondenten uit de studie van Silver, Easty, Sewell, Georges, and Behman (2019) geven aan dat fysieke activiteit helpt om met stress om te gaan. Deze variabele valt onder de noemer attitude, hoe positiever deze is tegenover fysieke activiteit, hoe groter de kans is dat men het gedrag werkelijk stelt (Brug et al., 2017; Kodish et al., 2006). Volgens Steltenpohl, Shuster, Peist, Pham, and Mikels (2019) sporten jongvolwassenen liever alleen, in tegenstelling tot ouderen.

Deze tijd beschouwen jongvolwassenen als ‘me-time’. Vergeleken met ouderen, sporten jongvolwassenen meer in functie van het bereiken van een doel. Verbeteren van het zelfbeeld en de algemene gezondheid werden het vaakst genoemd als motiverend doel (Ashton et al., 2017).

Tot nu toe werd in deze masterproef een overzicht gegeven van wat voedingslabels zijn en hoe deze gereguleerd zijn in de wetgeving en wie deze voornamelijk gebruikt. Vanuit de gedragseconomie werden de problemen rond deze standaard voedingslabels aangekaart.

Vanuit deze problematiek werd de link gelegd met de doelgroep van deze masterproef, namelijk emerging adults. Vervolgens werd hun gemiddelde levensstijl besproken. Hierbij stond de homeostase centraal waarbij de voedselinname en de mate van fysieke activiteit in balans zijn. Het gebrek aan fysieke activiteit in deze levensfase werd toegelicht vanuit de theory of planned behavior.

Zoals eerder beschreven, fungeren voedingslabels als een primair preventiemiddel dat op een directe manier bijdraagt tot de persoonlijke levensstijl met als uiteindelijk doel verbetering van de algemene volksgezondheid (Azman & Sahak, 2014; Drichoutis et al., 2006; I. E. Hartley, Keast, & Liem, 2018; Hoge Gezondheidsraad, 2019). Vanuit de

tekortkomingen van de standaard voedingslabels die naar voor kwamen uit de onderzoeken van Graham and Laska (2012) en Azman and Sahak (2014), en met bovenstaand doel voor ogen, is er onderzoek gevoerd naar hoe het ideale voedingslabel er dan wel uit ziet.

Zowel consumenten als onderzoekers geven aan dat er nood is aan consistente informatie die op een duidelijke en begrijpbare manier weergegeven wordt. Symbolen en kleuren kunnen hierbij helpen (Boon & Bozinovski, 2019; Shangguan et al., 2019).

Vanuit dit perspectief, zijn nieuwe voedingslabels, zoals fysieke activiteitslabels ontstaan (Bend & Lissner, 2019). Doordat deze labels sneller opvallen, zullen consumenten volgens Graham et al. (2015) er meer aandacht aan besteden bij het maken van voedingskeuzes.

Vereenvoudigde labels, zoals de Nutriscore, worden bekritiseerd aangezien het niet duidelijk is of het gehele product ongezond is of dat er enkele ongezonde bestanddelen in verwerkt zijn (Muller & Prevost, 2016). Deze kritiek is niet van toepassing op fysieke activiteitslabels omdat deze duidelijk de energiewaarde van het gehele voedingsproduct weerspiegelen