• No results found

Meppel: eerst de mensen, dan de organisatie De gemeente Meppel 26 werkt met inzet en inventiviteit aan het

Inzoomen op voorbeelden

9.3.5 Meppel: eerst de mensen, dan de organisatie De gemeente Meppel 26 werkt met inzet en inventiviteit aan het

bestemmingsplan met verbrede reikwijdte / bestemmingsplan-plus voor Noordpoort (voorheen Noordelijke Stadsentree). Vrijwel alle experimenteermogelijkheden, die het Besluit uitvoering Chw biedt aan experimenten met het bestemmingsplan met verbrede reik-wijdte, worden benut. Bij de planvoorbereiding zet de gemeente fors in op participatie, zowel in meedenken bij het bestemmings-plan als meedoen in de ontwikkeling. Dat vergt tijd en geld. Daar tegenover staat een hoge opbrengst in de vorm van kennis, inzichten en betrokkenheid. Het leidt ook tot beweging in het gebied en initiatieven voor ontwikkeling. De participatie maakt het plan sterker en brengt de ontwikkeling op gang. De gemeente vindt een integrale aanpak met alle betrokkenen van meer waarde dan een strak gevolgd tijdpad. De samenwerking tussen de verschillende onderdelen van de gemeentelijke organisatie en tussen gemeente en de partners daarbuiten krijgt telkens meer gestalte. In het

trans-26 De informatie over Meppel in deze Voortgangsrapportage is gebaseerd op een gesprek Jan Cas Smit, verantwoordelijk voor het opstellen van het bestemmingsplan verbrede reikwijdte voor het transformatiegebied Noordpoort.

gevolg dat zeer frequent zal moeten worden vergaderd, of dat het haar bevoegdheden delegeert aan het college. Het beleid zal een snelle en correcte behandeling van aanvragen en initiatieven mogelijk moeten maken. Hiertoe dient het door de raad opgestelde beleid vooral duidelijk en kaderstellend te zijn zodat het college (of de raad) voldoende handvatten krijgt aangeboden om binnen een beperkte termijn tot goede besluiten te komen.

De gemeenteraad zal na de verkiezingen van maart 2018 in de nieu-we samenstelling het hele traject naar het van kracht worden van de Omgevingswet meemaken.

De voorbereiding van de ambtelijke organisatie op de komst van de Omgevingswet concentreert zich nu in de Meppeler praktijk tot oefenen in het proces Transformatiegebied Noordpoort. De mede-werkers die hierbij betrokken zijn, zorgen wel voor een spin-off naar andere collega’s. De gemeentebrede aanpak heeft vertraging opgelopen door personele omstandigheden. De aankondiging dat de Omgevingswet met vertraging zal worden ingevoerd heeft een negatief effect op het urgentiegevoel voor het implementatie-proces. Dat geldt niet alleen Meppel. Uit een rondje bellen met de formatiegebied Noordpoort ontwikkelt Meppel voortvarend een

nieuwe manier van werken. Deze vernieuwing is wel gericht op het project. Dat leidt tot de vraag hoe de projectervaring bijdraagt aan de gemeentebrede voorbereiding op de Omgevingswet.

Op bestuurlijk niveau toont de raad belangstelling voor de Omgevingswet. Een belangrijke stimulans lijkt de VNG, die gemeenteraadsleden in heel Nederland informeert over de komst van de Omgevingswet. In Meppel is het bestemmingsplan voor Noordpoort een praktische pilot, ook voor de raad. In het plan komt een aantal vragen naar voren, die een weloverwogen oordeel vragen. Denk aan het afwegingskader dat aan het plan ten grond-slag ligt: welke kwaliteiten wil de gemeente in het gebied tot stand brengen en hoe verhouden de verschillende kwaliteiten zich tot elkaar. Dat is geen keuze die ambtenaren maken.

Ook het zaakgericht werken roept vragen op. Als de gemeente complexe aanvragen voor een vergunning binnen acht weken wil kunnen afdoen, dan zijn aanpassingen nodig. De informatiestroom zal moeten worden geoptimaliseerd (DSO) en de vraag moet worden beantwoord of de raad over elk geval zelf wil besluiten, met als

Nieuwveense landen, Meppel

9.4

Conclusies en leerpunten

Gemeenten zijn heel bewust op zoek naar een nieuwe werkwijze en geven in dat proces het experiment met de Chw een plek. Dat geldt zeker voor de gemeenten die één bestemmingsplan voor het hele grondgebied willen opstellen. Die gemeenten gaan vaak een stapje dieper, bijvoorbeeld als ze hun verordeningen willen integreren in het plan. In die gemeenten raakt ook altijd het hele ambtelijke en bestuurlijke apparaat betrokken en kan de nieuwe werkwijze niet beperkt blijven tot een relatief beperkte projectgroep of project-gebied. Gemeenten brengen op verschillende manieren een fasering in hun leerproces aan, omdat in één keer overschakelen op een nieuw systeem voor het hele grondgebied en de hele organisatie een te grote stap zou zijn.

Opvallend is het verschil tussen gemeenten die bij het opstellen van het plan direct naar buiten treden, zoals Amersfoort, Berg en Dal, Best en Breda en gemeenten die eerst een intern proces starten, zoals Venlo en Deventer. Het cultuurelement van ‘samenleving voorop’ lijkt in het eerste geval voorrang te krijgen en het cul-tuurelement ‘interne werkwijze’ bij de tweede groep gemeenten.

In het kader van deze Voortgangsrapportage wordt volstaan met de constatering, zonder resultaten te analyseren en conclusies te kunnen verbinden aan dit verschil. Leerpunt is dat elke gemeente een keuze heeft en zich daar bewust van moet zijn.

Een ander interessant fenomeen is de rol van externe bureaus bij het uitvoeren van het experiment en de invloed op het leerproces.

Hier lijkt een verschil te zijn of de gemeente een extern bureau benut om het experiment uit te voeren – zonder het proces zelf te doorleven – of dat de gemeente het experiment uitvoert en het bureau alleen helpt als klankbord, voor specialistische taken of het proces te bewaken.

Niet nieuw, maar door de reacties wordt dit wel bevestigd, is de constatering dat cultuurverandering tijd kost, een lange adem vergt, vaak van personen afhankelijk is en dat verankering in de organisatie lastig is. Ook geeft een nieuw instrument / experiment aanleiding om nieuwe wegen in te slaan, ontstaan onvermoede kansen en komt energie vrij om resultaten te bereiken. Om de Chw succesvol toe te passen en nog veel verdergaand de Omgevingswet goed in te voeren is onverminderde aandacht voor samenwerking, voor een integrale benadering en voor het denken en doen vanuit de belangen van de samenleving noodzakelijk. De voorbeelden laten zien dat er mogelijkheden zijn én dat er nog ruimte is om te leren en verbete-ringen aan te brengen.

buren werd duidelijk dat vrijwel alle andere Drentse gemeenten terughoudend zijn. Overal is wel een medewerker aangewezen die de invoering van de Omgevingswet moet voorbereiden. Maar veel slagkracht heeft die tot nu toe vaak niet. Een brede verankering in de organisatie, bijvoorbeeld in de vorm van een gevarieerd samen-gestelde werkgroep, is maar in een paar gemeenten geregeld.

Meppel heeft in ieder geval het voordeel van het experiment onder de Chw, waar op projectbasis geleerd kan worden.

Meppel stelt de persoonlijke ontwikkeling van de medewerkers voorop in de lerende organisatie. Een organisatieverandering kan als vervolgstap plaatsvinden, als daar de noodzaak voor blijkt.

Deze volgorde voorkomt onnodige weerstand. Daarbij helpt ook dat op voorhand duidelijk is dat voor iedereen in de toekomst plaats zal zijn. Niet alles verandert in een klap. In een overgangssituatie bestaan nog oude plannen die tot uitvoering moeten komen.

Huidige taken en competenties blijven ook in de nabije toekomst nodig.

Interne roadshow

Om iedereen binnen de organisatie te informeren en warm te maken voor de Omgevingswet is een roadshow georganiseerd. Aan alle organisatieonderdelen is de relevante inhoud van de nieuwe wet verteld en is gericht ingegaan op de vraag wat dat voor de taken en medewerkers van het betreffende onderdeel kan betekenen. Vooraf is een angst weggenomen: dat de nieuwe wet tot vermindering van mensen zou leiden. Wel kunnen andere vaardigheden worden gevraagd. Dat geldt bijvoorbeeld voor de vergunningverlening. Daar zal een verandering komen van technisch toetsen aan normen naar het ondersteunen van een aanvrager, zodat het initiatief aansluit op de ambities van de gemeente. Minder denken in middelen, meer in doelstellingen. Die verandering past in de ontwikkeling zoals de vergunningverleners die zelf al hebben ingezet. De gemeente kent het zogenoemde ‘schetsoverleg’ waarin een initiatiefnemer een voorstel in een pril stadium kan voorleggen. In een paar overlegstappen ontstaat veelal een vergunbaar plan.

Waar Meppel aanvankelijk had ingezet op een organisatiebrede voorbereiding op de Omgevingswet is inmiddels de tering naar de nering gezet. Het leren concentreert zich nu op één groot project dat als voorbeeld en aanjager moet fungeren voor de hele organisatie.

Ook zet de gemeente de persoonlijke ontwikkeling voorop – grote aanpassingen van de organisatie zijn hooguit een sluitstuk.

Buitengebied Nederweert

Bijlagen