• No results found

Hoofdstuk 5: resultaten en analyse evaluatiecapaciteit

5.2 Menselijk kapitaal

5.2.1 Productie en ervaring

Nielsen et al. (2011) ruimen een grote plaats in hun model in voor menselijk kapitaal, en specifieker voor de mate waarin medewerkers in een organisatie ervaring hebben met evalueren. Ter indicatie: er zijn als dit model als meetinstrument gebruikt wordt, 100 te vergeven punten. Hiervan zijn er 23 gereserveerd voor evaluatieproductie en ervaring. Een inventarisatie van dit onderdeel van ons conceptueel model is dus in hoge mate relevant.

De ambtenaren van Individuele Ondersteuning hebben weinig tot geen ervaring met evaluatie. Eén van hen maakt wel van tijd tot tijd voortgangsrapportages. Een ander heeft recentelijk een evaluatieplan gemaakt en dat door anderen laten uitvoeren; langere tijd geleden heeft zij zelf een evaluatieonderzoek uitgevoerd.

Twee van de drie beleidsmedewerkers bij Ruimtelijke Ordening hebben ervaring met evalueren. Eén van hen ruime ervaring omdat hij jarenlang klimaatplannen heeft geëvalueerd. Respondent 5 geeft aan dat zij ondanks het ontbreken van complete evaluatieonderzoeken wel degelijk evalueert ‘gewoon voor mezelf meer met het idee van oké, we hebben nu dit proces doorlopen waar staan we nu of wat moeten we nu nog, waar is het wel of niet goed gegaan. (…) Dus dat is meer procesevaluatie dan inhoud’ (Interview respondent 5).

Eén van de respondenten van Bestuur en Organisatie heeft ruimschoots ervaring met evalueren in verband met zijn bijdrage aan de zogenaamde Planning & Control-documenten. De overige respondenten bij deze afdeling hebben geen ervaring met evaluatie.

32

De respondenten binnen Kwaliteit Leefomgeving hebben ervaring met evalueren, op verschillende manieren. De één rapporteert al achttien jaar lang jaarlijkse prestaties die uit beleid voortvloeien. De ander werkt samen met studenten van de plaatselijke hogeschool aan evaluaties, en besteedt ook regelmatig evaluaties uit aan collega’s.

Van de binnen het beleidsprogramma Preventieve Ondersteuning geraadpleegde ambtenaren heeft de één ervaring met evalueren, de ander niet. Degene met ervaring voert jaarlijkse evaluatiegesprekken over gepleegde beleidsinterventies en heeft in een vorige functie bij een andere gemeente ook ervaringen met evalueren opgedaan. Beleidsmedewerkers binnen het beleidsprogramma Maatschappelijke Voorzieningen hebben geen ervaring met het evalueren van beleid. Wel heeft één van hen ervaring met het evalueren van afgeronde projecten.

De respondent van Economie en Mobiliteit heeft geen persoonlijke ervaring met evaluatie. Wel is hij naast zijn functie bij de gemeente Ede als docent werkzaam op een universiteit waar hij in het verleden het vak beleidsevaluatie doceerde. De geraadpleegde respondent van het beleidsprogramma Veiligheid heeft geruime ervaring met het opstellen van beleidsstukken en het evalueren daarvan.

5.2.2 Opleidingsniveau

Opleidingsniveau betreft een indicator in ons model die geen al te grote rol mag innemen, maar volgens Nielsen et al. (2011) toch van belang is bij het inventariseren van wat de gemeente Ede aan evaluatiecapaciteit in huis heeft. Alle medewerkers binnen Individuele Ondersteuning zijn hoger opgeleid. Een van hen heeft een specifieke academische achtergrond waarbij data-analyse, SPSS- onderzoek centraal stond. Ook respondenten van Ruimtelijke Ordening zijn hoger opgeleid. Twee van hen studeerden aan een universiteit respectievelijk Bestuurskunde en Bestuursrecht, een ander deed een HBO studie op het gebied van geluidswetenschap. Beleidsmedewerkers bij Bestuur en Organisatie zijn hoger opgeleid. Twee van hen zijn universitair geschoold in respectievelijk bedrijfs- en bestuurskunde. Beide medewerkers van het beleidsprogramma Kwaliteit Leefomgeving hebben een HBO diploma in bezit. De medewerkers binnen Preventieve Ondersteuning zijn academisch geschoold of minstens hoger opgeleid. De medewerkers van Maatschappelijke Voorzieningen zijn beiden hoger opgeleid, één van hen heeft een universitair diploma. De respondent van Economie en Mobiliteit is universitair geschoold, de beleidsmedewerkers bij Veiligheid is in het bezit van een HBO-diploma.

5.2.3 Evaluatiescholing

Voor evaluatiescholing geldt hetzelfde als voor de indicator ‘opleidingsniveau’: het is voor Nielsen et al. niet cruciaal voor de evaluatiecapaciteit, maar wel relevant. Binnen Individuele Ondersteuning is men niet bekend met een aanbod aan scholing op het gebied van evaluatie. Trainingen, coaching of

33

cursussen zijn bij de beleidsmedewerkers niet bekend. Hetzelfde geldt voor beleidsmedewerkers van Ruimtelijke Ordening en Bestuur en Organisatie.

Eén van de ambtenaren binnen Kwaliteit Leefomgeving heeft deelgenomen aan een cursus beleidsontwikkeling, waarin beleidsevaluatie integraal onderdeel was. Aanbod binnen gemeente Ede aan specifieke scholing op het gebied van evaluatie is beide respondenten echter niet bekend. Respondenten binnen dit beleidsprogramma is niets bekend over scholing op het gebied van beleidsevaluatie. ‘Heb ik nog nooit van gehoord.’ (Interview respondent 14). Ook medewerkers binnen Maatschappelijke Voorzieningen, Economie en Mobiliteit en Veiligheid is niets bekend over scholing op het gebied van evaluatie binnen de organisatie. Maar ‘dat is een goeie, dat zou wel heel goed zijn. S&O [Strategie en Onderzoek] zou dat kunnen geven’ (Interview respondent 17).

5.2.4 Deelconclusie Menselijk kapitaal

Het geheel aan menselijk kapitaal heeft met name betrekking op de capaciteit om te doen aan evaluatie. Een flink deel van het personeel heeft geen of heel weinig ervaring met evaluatie. Met name de beleidsprogramma’s Individuele Ondersteuning, Bestuur en Organisatie en Maatschappelijke Voorzieningen kampen met een groot gebrek aan ervaring. Al het betrokken personeel is hoger opgeleid. Evaluatiescholing is een onderdeel waar nog veel te winnen valt: vrijwel niemand heeft te maken gehad met scholing op het gebied van evaluatie. Vanuit de theoretische achtergrond van deze drie componenten is duidelijk dat de eerste, ervaring met evaluatie, het zwaarste weegt en gezien moet worden als een cruciaal onderdeel van evaluatiecapaciteit.

34