• No results found

Meningen van medewerkers instellingen voor verslavingszorg

4 Meningen en ervaringen rond de Haltafdoening Alcohol

4.1 Meningen van medewerkers instellingen voor verslavingszorg

Aan alle medewerkers van de instellingen voor verslavingszorg die als trainer betrokken zijn bij de interventie is gevraagd om een korte enquête in te vullen. Daarin is ingezoomd op ervaringen met en de waardering van de interventie. Ook is aandacht voor eventuele ver-beterpunten (zie bijlage 4). In totaal zijn er veertien enquêtes ingevuld door medewerkers uit de regio’s Gelderland, Limburg Noord, Oost-Brabant en Twente.1 De medewerkers kun-nen zowel ouderbijeenkomsten als leerprojecten voor jongeren leiden of beide trainingen verzorgen. Van de medewerkers uit de regio’s Flevoland, Gooi & Vechtstreek en IJsselland is geen reactie ontvangen.

Ervaringen medewerkers ouderbijeenkomst

In de enquête hebben de medewerkers ervaringen met een aantal aspecten van de ouder-bijeenkomst met goed, redelijk of slecht gewaardeerd. Over de opkomst van de ouders zijn er uiteenlopende meningen; sommigen vinden dit ‘goed’ en anderen ‘redelijk’, maar ook een evenredig deel vindt de opkomst van ouders ‘slecht’. Over de houding van de ouders

Meningen en ervaringen rond de

Haltafdoening Alcohol

zijn de medewerkers het wel eens; de meesten betitelen dit als ‘redelijk’. De medewer-kers hebben allemaal goede ervaringen met de alcoholinformatie die zowel mondeling als schriftelijk gegeven wordt, maar de ervaringen met de opdrachten tijdens de bijeenkom-sten zijn in de meeste gevallen ‘redelijk’. De sturingsmogelijkheden van de trainer wordt in de helft van de gevallen als goed ervaren en in de overige gevallen vinden de medewerkers het redelijk. De vrijheid voor de trainer om van delen van de ouderbijeenkomst af te wijken, is volgens de medewerkers goed.

De medewerkers geven in de enquête verbetersuggesties. We doelen hierbij niet op sug-gesties die medewerkers hebben gedaan vanwege onderdelen die ze in hun regio mis-sen; deze zijn namelijk in andere regio’s wel voorhanden en dus eventueel uitwisselbaar. In essentie resteert daardoor alleen de suggestie om een nazorgtraject toe te voegen, omdat dit mogelijk kan dit bijdragen tot een sterker alcoholbewustzijn.

Ervaringen medewerkers leerproject jongeren

De ervaringen van de medewerkers die de training zelf verzorgen met het leerproject zijn grotendeels positief. Zo hebben alle medewerkers goede ervaringen met de opkomst en de houding van de jongeren tijdens de bijeenkomsten. Ook vindt men de sturingsmogelijk-heid van de trainer meestal goed. Afgezien van een enkele medewerker vinden de trainers de mogelijkheden om van het leerproject af te wijken redelijk tot goed. Alle medewerkers, één uitzondering daargelaten, waarderen de alcoholinformatie die mondeling gegeven wordt als ‘goed’. De medewerkers zijn echter minder tevreden over de alcoholinformatie die op papier gegeven wordt en de opdrachten die de deelnemers tijdens de bijeenkom-sten moeten uitvoeren. Opvallend is dat de huiswerkopdrachten door bijna alle medewer-kers als ‘redelijk’ wordt betiteld, terwijl de overige aspecten van het leerproject grotendeels goed worden bevonden.

In de enquête zijn de medewerkers ook bevraagd over de overige factoren in het leer-project zoals de samenwerking met bureau Halt en de politie, aantal en soorten doorver-wijzingen, lokale draaiboeken en handhavingsarrangementen en de landelijke Checklist. De meeste medewerkers vinden de samenwerking met bureau Halt goed, maar over de samenwerking met de lokale politie is men minder goed te spreken; de categorieën ‘slecht’ en ‘redelijk’ worden hier evenveel aangekruist als de categorie ‘goed’. Ook over het aantal doorverwijzingen en het bereiken van de juiste doelgroep lopen de meningen uiteen. Er zijn medewerkers die hier tevreden over zijn, maar er zijn ook slechte ervaringen met het aantal doorverwijzingen en de jongeren die worden doorverwezen, veelal een in de ogen van de medewerkers te lichte categorie. Met het lokale draaiboek kunnen medewerkers redelijk tot goed uit te voeten, terwijl de ervaringen met het lokale handhavingsarrangement en de landelijke Checklist redelijk tot slecht zijn. Tot slot zijn er over het model van Prochaska en DiClemente en de methodiek van motiverende gespreksvoering vragen gesteld. De erva-ringen van de medewerkers met de methodieken zijn overwegend goed, twee trainers heb-ben hun ervaringen gekwalifi ceerd als ‘redelijk’.

Ook voor de leerprojecten van jongeren zijn suggesties gedaan. Wanneer we focussen op nieuwe, inhoudelijke suggesties luidt de strekking van de antwoorden dat er minder gepraat, geluisterd en gedacht moet worden, maar meer ervaren, gedaan en geoefend. Als voorbeeld worden het leerstijlmodel van Kolb en het doorvoeren van andere werkvormen aangehaald.2 Maar ook procesmatig zien de medewerkers verbeterpunten met de volgen-de strekking:

De samenwerking met bureau Halt kan soms beter. Er gaat in sommige regio’s in de ƒ

reservering van tijden en plaatsen wel eens iets mis (foute bijeenkomstlocaties, verkeerd aangegeven tijdstippen of verschillende tijden die jongeren op hun brief krijgen); Er moet een beter screeningsinstrument met criteria ontwikkeld worden, zodat bureau ƒ

Halt beter kan bepalen welke jongeren in de groep passen en welke op voorhand een ander traject nodig hebben;

Eventueel de mogelijkheid bieden tot nazorg; ƒ

Het traject voor APV-feiten scheiden van de strafrechtelijke feiten (APV-traject in ieder ƒ

geval ‘anders’, de fi lm ‘Roes’ wordt voor dit traject genoemd, en korter);

Alle sessies in Limburg Noord terugbrengen naar twee sessies van twee uur, dus ook ƒ

geen verschil meer maken in leeftijd.3

Ten slotte wordt op het niveau van de handhavingsarrangementen ook nog geopperd dat er meer uniformiteit in de APV-feiten moet komen. Enkele medewerkers merken op dat dit tussen regio’s, maar ook binnen regio’s voor bepaalde steden, verschilt.

De mening van medewerkers van instellingen voor verslavingszorg over werkzame bestanddelen in de bijeenkomsten

Aan de trainers is via de enquête ook gevraagd naar al dan niet werkzame bestanddelen in de bijeenkomsten. De reactie van de trainers wijst uit dat zij vooral procesmatige facto-ren noemen. Zo vinden zij de directe manier van doorverwijzen, zonder te veel juridische (strafrechtelijke) procedures, positief. Verder wordt het direct kunnen inhaken op zaken die in een groep leven, aangehaald. Ten slotte zien zij in het betrekken van ouders bij het Halttraject van jongeren een werkzaam bestanddeel.

Ook zijn er enkele niet-werkzame bestanddelen genoemd, zoals het feit dat niet met elkaar bekende ouders contraproductief kunnen werken. Verder worden nog enkele andere, ove-rigens vooral procesmatige, onderdelen genoemd. Dit is bijvoorbeeld de te lange tijdsduur tussen alcoholfeit en bijeenkomsten en de te grote afstand/lange reistijd tussen woonplaats en bijeenkomstlocatie. Verder wordt een APV-delict in combinatie met weinig drinkende jongeren genoemd. Ten slotte worden ouders die aanwezig zijn, maar alleen willen praten over het incident en het niet eens zijn met de werkwijze en afhandeling van politie en/of bureau Halt als niet-werkzaam bestanddeel genoemd.