• No results found

Mening over de survey

In document Afspraak is afspraak? (pagina 85-88)

6 De focusgroepen

6.3 Mening over de survey

Ter herinnering presenteren we eerst de hoofdbevindingen uit de survey, waarna deze worden becommentarieerd door de focusgroepleden.

86 Afspraak is afspraak?

Box – Belangrijkste bevindingen

Zowel werkgevers (n=155) als werknemers (n=534) met een publieke taak krijgen te maken met agressie of geweld. Uit de vragenlijst blijkt dat werkgevers jaarlijks ge-middeld 30 meldingen van agressie of geweld krijgen. Bijna de helft van de werkne-mers met een publieke taak (40 procent) werd in 2018 zelf slachtoffer van agressie of geweld.

Ongeveer een derde van de werkgevers (31 procent) en de helft van de werknemers (48 procent) doet geen aangifte van (een melding van) agressie of geweld. Werkge-vers en werknemers geven aan dat een incident in sommige gevallen niet aangifte-waardig is, bijvoorbeeld bij verbale agressie.

De helft van de werkgevers is enigszins of goed op de hoogte van het Programma VPT. Het aandeel werknemers dat enigszins of goed op de hoogte is van het Pro-gramma is lager, namelijk 30 procent.

Voor de ELA geldt dat ruim een vijfde van de werkgevers (22 procent) inhoudelijk enigszins of goed op de hoogte is van de afspraken. Dit is vijf procentpunt meer dan het aandeel werknemers dat enigszins of goed op de hoogte is van de ELA (17 pro-cent).

Werkgevers en werknemers hebben positieve en negatieve ervaringen met de ELA. Zowel werkgevers als werknemers zijn enthousiast over het feit dat de ELA voor een-duidigheid in het beleid zorgt. Ook worden strafzaken, waarbij agressie of geweld is gebruikt tegen iemand met een publieke taak, sneller afgehandeld. Werkgevers geven echter aan dat de politie (intake en service) momenteel onvoldoende kennis heeft over de ELA. Een (andere) negatieve ervaring die werknemers noemen, is de (extra) tijd die de ELA in beslag neemt.

Zowel werkgevers als werknemers geven verbeterpunten voor de ELA. De belang-rijkste zijn als volgt:

ƒ Meer aandacht voor de ELA, bijvoorbeeld door voorlichting, trainingen en work-shops;

De focusgroepen 87 ƒ Betere (juridische) begeleiding en ondersteuning door de werkgever;

ƒ De politie (intake en service) moet beter op de hoogte zijn van VPT en sneller en eenduidiger handelen bij agressie of geweld tegen een werknemer met een publieke taak;

ƒ Slachtoffers wensen beter door de politie en OM op de hoogte gehouden te wor-den van het proces van de strafzaak;

ƒ Het OM moet vaker en harder straffen bij agressie of geweld tegen werknemers met een publieke taak.

Over de bevindingen uit de werknemerssurvey stellen de focusgroepleden dat er binnen VPT mogelijkheden liggen om de kennis rondom VPT-beleid en –instru-menten te verhogen. Daardoor kan ook de kennis over de ELA vergroot worden. Een focusgroeplid geeft aan dat het alleen vaak voorkomt dat werknemers den-ken dat het opdoen van den-kennis niet om henzelf gaat. Een ander focusgroeplid ziet het als ‘gevaarlijk’ dat 64 procent niet op de hoogte is van VPT-beleid. Hij stelt dat waarschijnlijk een groot deel van de werknemers binnen zijn sector de begrippen VPT en ELA niet kent:

‘Pas wanneer ik mijn collega’s vraag: “wat te doen na geweld?” wordt het voor hen duidelijker.’

Een algemene opmerking die wordt gemaakt tijdens de bijeenkomst, heeft betrekking op de vrees dat bepaalde data niet te gunstig worden uitgelegd door de overheid, zoals het duiden op (te) weinig activiteit van werkgevers, gebaseerd op bepaalde uitkomsten in de survey. Toch kijken bepaalde focusgroepleden ook naar hun eigen VPT-rol in deze:

‘Je gaat pas aan de slag als je daadwerkelijk geweld meemaakt.’

De teleurstellingshypothese keert terug wanneer de werkgeverssurvey wordt besproken. Een focusgroeplid brengt deze hypothese zelf naar voren en stelt daarmee dat werknemers er na nieuw geweld ‘geen zin meer in hebben’ als gevolg van een eerdere geweldservaring. Privacy en reputatie van het bedrijf hebben volgens een ander focusgroeplid eveneens invloed op de bevinding in de survey dat er in 72 procent van de gevallen soms/nooit aangifte wordt gedaan. Vanuit verschillende focusgroepleden wordt dan ook opgemerkt dat de VPT-rol van de werkgever hierin essentieel is en dat er een duidelijke norm gesteld dient te

88 Afspraak is afspraak?

worden, in de zin van: “geweld wordt niet geaccepteerd”. De ELA hebben volgens focusgroepleden namelijk sowieso geen zin als werknemers op voorhand twijfe-len over deze norm.

Dat het VPT-beleid bij werkgevers niet bekend is, maar 70 procent wel aan-geeft dat er beleid is, wordt door de focusgroepleden afgedaan als ‘indekken’ en als “beleid in de boekenkast”. Een focusgroeplid stelt het als volgt:

‘Ik zou dit geen beleid willen noemen, ik zie het meer als borging van processen.’ Als voorbeeld wordt het VPT-beleid van scholen aangehaald: deze moeten meer aan de preventieve kant zitten. Een focusgroeplid benoemt in dit kader de komst van een nieuwe wet voor sociale veiligheid in het onderwijs en refereert naar enkele al langer aanwezige protocollen, bijvoorbeeld voor wat betreft de-escale-rend gedrag. Hij en andere focusgroepleden zien daarnaast graag dat ministeries meer samen gaan werken om VPT-beleid op elkaar af te stemmen. Dit vereist ook meer samenwerking tussen verschillende sectoren.

De meer ELA-gerelateerde factoren die meespelen bij obstakels voor het doen van aangifte zijn volgens focusgroepleden het “wegreserveren” via ZSM en het niet weten van de registratiesystematiek achter de aangifte bij de politie. Om dit tegen te gaan, stellen enkele focusgroepleden een zogenaamde “customer jour-ney” voor, om te kijken wat er van aangifte tot uitspraak precies gebeurt met een geweldsincident.6

In document Afspraak is afspraak? (pagina 85-88)