• No results found

Meldingen

In document HOE LOPENDE HAZEN? (pagina 50-53)

3 Meldpunt 144

3.3 Meldingen

Meldingen aangaande dierenwelzijn worden blijkens de interviews vooral gedaan door familieleden, dierenartsen, buurtbewoners en mensen die toevallig langs komen en een misstand constateren. ‘De dierenwereld is heel klein, maar wel gedre-ven. Mensen die er iets mee hebben, zien het ook als er iets gebeurt dat niet in de haak is.’ Het gros van de meldingen betreft verwaarlozing van dieren. Respondenten van de NVWA merken op dat verwaarlozing van dieren in de bedrijfsmatige sector verband kan hebben met de economische crisis: agrariërs hebben niet (langer) de financiële middelen om te voldoen aan alle wettelijke voorschriften.

Respondenten geven verder aan dat de meldingen seizoensgebonden zijn en daarom met pieken en dalen verlopen. ‘In de zomer wordt meer leed gezien, omdat zowel dieren als mensen dan meer buiten komen’, aldus een respondent van de Nationale Politie. Ook de aard van de meldingen is seizoensafhankelijk. In de zomer is in de vakantieperiode bijvoorbeeld vaker sprake van meldingen bij de LID over dieren die gedumpt worden, terwijl meldingen die de LID in het voorjaar ont-vangt vaker betrekking hebben op paarden en pony‘s.

Sinds de komst van meldpunt 144 constateren de convenantpartners een toe-name in het aantal meldingen. Respondenten stellen dat met meldpunt 144 ‘dieren-welzijn tussen de oren van mensen is gekomen’ en dat burgers het meldpunt goed weten te vinden. Nu 144 enkele jaren bestaat, blijken diverse respondenten van de

Nationale Politie te merken dat het aantal meldingen weer terugloopt - volgens een enkeling ‘met wel 60 procent’ - maar wel dat deze ‘ernstiger’ zijn geworden. Respondenten van 144 schatten in dat het aantal meldingen gestabiliseerd is. Ook zij benoemen dat de kwaliteit van de meldingen die bij 144 binnen komen door de jaren heen wel is verbeterd. Een respondent van 144: ‘In het begin meldde men alles bij 144. Er wordt nu minder gebeld voor informatie en voorlichting en meer voor serieuze meldingen’.

Een veelgenoemde reden voor de gepercipieerde stabilisering in het aantal meldingen via 144 is dat er na de startcampagne niet meer actief gecommuniceerd is over het bestaan van het meldpunt. Er is geen budget meer vrijgemaakt voor een nieuwe campagne omdat – in overleg met de ketenpartners – is besloten de druk op de achterliggende backoffices niet nog verder op te voeren. Een respondent van de Nationale Politie merkt daarbij op dat ook de wijziging in de opzet van de dierenpolitie - van fulltime dierenagenten naar TAH’s - een negatieve weerslag heeft op de bekendheid van 144: ‘Sommige mensen denken dat de dierenpolitie en daarmee ook 144 niet meer bestaan’. ‘Dat geldt zelfs voor sommige collega’s bin-nen de politieorganisatie’, is een veelgemaakte opmerking. Daardoor wordt er door burgers soms voor gekozen een melding te maken via het algemene politienum-mer (0900 8844) of rechtstreeks bij bijvoorbeeld een wijkagent. Vanuit het meld-punt zelf wordt de opmerking geplaatst dat er een tegenstrijdige situatie is ontstaan: ‘Dierenwelzijn is meer op de agenda komen staan. Er is een nieuwe wet, het leeft steeds meer maar de aanpak van dierenleed wordt niet gewaardeerd met campagnes en ondersteuning’.

Een andere genoemde reden voor het niet verder doorzetten van een stijging in het aantal meldingen bij 144 is dat TAH’s naar eigen zeggen te weinig tijd heb-ben. Daardoor blijven meldingen lang liggen en schiet terugkoppeling over een zaak aan de melder er wegens tijdgebrek vaak bij in. Een enkele respondent van de Nationale Politie vraag zich af of mensen daardoor nog wel bereid zijn om te mel-den. ‘Als je terugbelt over een zaak van twee maanden eerder nemen ze je ook niet meer serieus.’

Respondenten van de verschillende partijen zijn van mening dat het maken van eigen PR - bijvoorbeeld via social media - kan bijdragen aan het op de kaart houden van dierenwelzijn en het onder de aandacht brengen van de inzet op de handhaving ervan. Dat de handhavingspartners dit van belang vinden, blijkt uit het feit dat zij met regelmaat melding maken van situaties en acties op onder andere Twitter.

Een wens die door respondenten van meldpunt 144 wordt uitgesproken - en ook wordt opgemerkt door respondenten van de handhavingspartijen - is dat ze terug-koppeling krijgen van de ketenpartners over de afl oop van een melding. Centralisten van 144 geven aan hier veel behoefte aan te hebben om op die manier de melders

beter te woord te kunnen staan en om er van te leren. ‘De zaken zijn immers vaak voortdurende situaties waardoor het van belang is dat centralisten op de hoogte zijn van wat er in de situaties al eerder is gemeld en wat daar is uitgekomen aan actie en resultaat’, aldus een respondent van 144. Respondenten van de NVWA geven aan zoveel mogelijk te voldoen aan de gewenste terugkoppeling aan 144. Zij zijn van mening dat dit motiverend kan werken voor medewerkers van meldpunt 144 omdat zij op deze wijze zien dat hun inspanningen beloond worden.

Door de respondenten van de Nationale Politie wordt aangegeven dat zij nooit aan terugkoppeling aan 144 doen ‘simpelweg omdat het niet mag: dat is delen van politiële informatie met niet-politiemensen’. Opmerkelijk is daarom dat in het meldformulier van 144 een standaardtekst is opgenomen waarin door 144 ver-zocht wordt om terugkoppeling van het resultaat zoals in het hiernavolgende kader weergegeven.

Meldformulier 144

Bovenaan het meldformulier van 144 staat de volgende tekst vermeld: ‘Het meldpunt 144 heeft bijgevoegde melding van mogelijk verstoord dierenwelzijn opgenomen. Wij vragen u deze melding in behandeling te nemen. Graag ontvangen wij van u zo spoe-dig mogelijk een beknopt onderzoeksresultaat retour. U kunt dit onderzoeksresultaat per mail sturen naar … (e-mail). Dit onder vermelding van het genoemde Klantverzoek-nummer. U kunt ook een kopie van uw eigen registratie (BHV, MIER, MOS) doorsturen. Indien u de melding niet in behandeling neemt, verzoeken wij u ons zo spoedig moge-lijk te informeren.

Bron: Meldformulier 144

In document HOE LOPENDE HAZEN? (pagina 50-53)