• No results found

MELDCODE

HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING Het bevoegd gezag van ELAN onderwijsgroep

Overwegende

Dat de scholen behorende bij ELAN onderwijsgroepverantwoordelijk zijn voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan zijn cliënten en dat deze verantwoordelijkheid zeker ook aan de orde is in geval van dienstverlening aan cliënten die (vermoedelijk) te maken hebben met huiselijk geweld of kindermishandeling;

Dat van de beroepskrachten die werkzaam zijn op een school behorende bij ELAN onderwijsgroepop basis van deze verantwoordelijkheid wordt verwacht dat zij in alle contacten met cliënten attent zijn op signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief

reageren op deze signalen met als doel signaleren en stoppen van het mogelijke geweld en hulp bieden bij de gevolgen ervan;

Dat het bevoegd gezag van ELAN onderwijsgroep een meldcode wenst vast te stellen zodat de beroepskrachten die binnen ELAN onderwijsgroep werkzaam zijn, weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;

Dat het bevoegd gezag van ELAN onderwijsgroep in deze code ook vastlegt op welke wijze zij de beroepskrachten bij deze stappen ondersteunt;

Dat onder huiselijk geweld wordt verstaan: (dreigen met) geweld, op enigerlei locatie, door iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of psychische

aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, daaronder ook begrepen

ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking. Tot de huiselijke kring van het slachtoffer behoren: (ex) partners, gezinsleden, familieleden en huisgenoten;

Dat onder kindermishandeling wordt verstaan: iedere vorm van een voor een minderjarige

bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend, of dreigt te

38

worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel, daaronder ook begrepen getuige van huiselijk geweld, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking;

Dat onder beroepskracht in deze code wordt verstaan: de beroepskracht die voor het bevoegd gezag van ELAN onderwijsgroep werkzaam is en die in dit verband aan cliënten van de instantie zorg, begeleiding, onderwijs, of een andere wijze van ondersteuning biedt;

Dat onder cliënt in deze code wordt verstaan: iedere persoon aan wie de beroepskracht zijn professionele diensten verleent;

In aanmerking nemende

De Wet bescherming persoonsgegevens;

De Wet op de jeugdzorg;

De Wet maatschappelijke ondersteuning

heeft de volgende Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling vastgesteld.

Stappenplan

Stap 1: Breng de signalen in kaart

Breng de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast. Leg ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen.

Maak bij het signaleren van huiselijk geweld of kindermishandeling gebruik van een signaleringsinstrument als uw organisatie daarover beschikt.

Hebt u zelf geen contact met de kinderen van uw cliënt, dan kunt u toch signalen vastleggen over de situatie waarin deze kinderen zich mogelijkerwijs bevinden, als de toestand van uw cliënt daar aanleiding toe geeft.

Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht, meldt de signalen dan bij de leidinggevende of de directie. In dat geval is dit stappenplan niet van

toepassing.

Beschrijf uw signalen zo feitelijk mogelijk;

Worden ook hypothesen en veronderstellingen vastgelegd, vermeld dan uitdrukkelijk dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. Maak een vervolgaantekening als een hypothese of

veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. Vermeld de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd. Leg diagnoses alleen vast als ze zijn gesteld door een bevoegde

beroepskracht.

Stap 2: Raadpleeg een collega, het AMK (Advies- en meldpunt Kindermishandeling) of het AS HG (Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld)

Bespreek de signalen met een deskundige collega. Vraag zo nodig ook advies aan het AMK of aan het ASHG.

Stap 3: Ga het gesprek aan met de cliënt

Bespreek de signalen met de cliënt. Hebt u ondersteuning nodig bij het voorbereiden of het voeren van het gesprek met de cliënt, raadpleeg dan een deskundige collega en/of het AMK of het ASHG.

1. Leg de cliënt het doel uit van het gesprek;

2. Beschrijf de feiten die u hebt vastgesteld en de waarnemingen die u hebt gedaan;

3. Nodig de cliënt uit om een reactie hierop te geven;

39

4. Kom pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen u hebt gezien, gehoord en waargenomen. In geval van vrouwelijke genitale verminking kunt u daarbij de

Verklaring tegen meisjesbesnijdenis gebruiken. Het doen van een melding zonder dat de signalen zijn besproken met de cliënt, is alleen mogelijk als:

- de veiligheid van de cliënt, die van u zelf, of die van een ander in het geding is; of

- als u goede redenen hebt om te veronderstellen dat de cliënt door dit gesprek het contact met u zal worden verbroken.

Stap 4: Inschatting risico, aard en ernst van geweld/mishandeling

Weeg op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de cliënt het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling;

Weeg eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling.

Stap 5: Beslis - Organiseer zelf hulp of doe een melding Hulp organiseren en effecten volgen

Meent u, op basis van uw afweging in stap 4, dat u uw cliënt en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling kunt beschermen:

Organiseer dan de noodzakelijke hulp;

Volg de effecten van deze hulp; en

Doe alsnog een melding als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt, of opnieuw begint.

Melden en bespreken met de cliënt

Kunt u uw cliënt niet voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling beschermen, of twijfelt u er aan of u voldoende bescherming hiertegen kunt bieden:

- meld uw vermoeden bij het AMK of bij het ASHG en;

- sluit bij uw melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geef duidelijk aan indien de informatie die u meldt (ook) van anderen afkomstig is;

- overleg bij uw melding met het AMK of het ASHG, wat u na de melding, binnen de grenzen van uw gebruikelijke werkzaamheden, zelf nog kunt doen om uw cliënt en zijn gezinsleden tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen.

Bespreek uw melding vooraf met uw cliënt (vanaf 12 jaar) en of met de ouder (als de cliënt nog geen 16 jaar oud is).

1. Leg uit waarom u van plan bent een melding te gaan doen en wat het doel daarvan is;

2. Vraag de cliënt uitdrukkelijk om een reactie;

3. In geval van bezwaren van de cliënt, overleg op welke wijze u tegemoet kunt komen aan deze bezwaren;

4. Is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan af tegen de noodzaak om uw cliënt of zijn gezinslid te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Betrek in uw afweging de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om de cliënt of zijn gezinslid door het doen van een melding daartegen te beschermen;

5. Doe een melding indien naar uw oordeel de bescherming van de cliënt of zijn gezinslid de doorslag moet geven.

Van contacten met de cliënt over de melding kunt u afzien:

- als de veiligheid van de cliënt, die van u zelf, of die van een ander in het geding is; of - als u goede redenen hebt om te veronderstellen dat de cliënt daardoor

het contact met u zal verbreken.

40

Verwijsindex

In geval van een vermoeden van kindermishandeling ligt het voor de hand om niet alleen de stappen van de meldcode te zetten, maar ook te overwegen of je de jongere registreert in de verwijsindex.

Het doel van de verwijsindex is om beroepskrachten, die met dezelfde jongere te maken hebben, met elkaar in contact te brengen en daarna een gezamenlijke aanpak van de problematiek van de jongere en zijn gezin te formuleren. Je maakt dus geen keuze tussen registeren in de verwijsindex of de stappen van de meldcode. Beide acties zijn bij vermoeden van kindermishandeling aan de orde, omdat ze elkaar ondersteunen.

Verantwoordelijkheden van het bevoegd gezag van ELAN onderwijsgroep in het scheppen van een randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat

Om het voor beroepskrachten mogelijk te maken om in een veilig werkklimaat huiselijk geweld en kindermishandeling te signaleren en om de stappen van de meldcode te zetten, draagt het bevoegd gezag van ELAN onderwijsgroep er zorg voor dat:

- binnen de organisatie en in de kring van cliënten bekendheid wordt gegeven aan het doel en de inhoud van de meldcode;

- regelmatig een aanbod wordt gedaan van trainingen en andere vormen van

deskundigheidsbevordering zodat beroepskrachtenvoldoende kennis en vaardigheden ontwikkelen en ook op peil houden voor het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling en voor het zetten van de stappen van de code;

- er voldoende deskundigen beschikbaar zijn die de beroepskrachten kunnen ondersteunen bij het signaleren en het zetten van de stappen van de code;

- de meldcode aansluit op de werkprocessen binnen de instantie;

- de werking van de meldcode regelmatig wordt geëvalueerd en dat zo nodig acties in gang worden gezet om de toepassing van de meldcode te optimaliseren;

- afspraken worden gemaakt over de wijze waarop het bevoegd gezag van onderwijsgroep Fier zijn beroepskrachten zal ondersteunen als zij door cliënten in of buiten rechte worden aangesproken op de wijze waarop zij de meldcode toepassen.

Toelichting op het Stappenplan

Op www.friesemeldcode.nl/aan-de-slag/de-5-stappen krijg je een toelichting per stap door op de rode woorden te klikken.

Noodsituaties

Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld dat uw cliënt of zijn gezinslid daartegen onmiddellijk moet worden beschermd, kunt u meteen advies vragen bij het AMK of aan het ASHG.

Komt men daar op basis van de signalen tot het oordeel dat onmiddellijke actie is geboden, dan kunt u zo nodig in hetzelfde gesprek een melding doen. Zo kunnen op korte termijn de noodzakelijke acties in gang worden gezet.

41 Protocol meldcode huiselijk geweld en

Kindermishandeling

Protocol meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Stappen te zetten bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Stap 1: In kaart brengen van signalen

▪ Observeer

▪ Onderzoek naar onderbouwing

▪ Noteer de waarnemingen + datum

Stap 2: Overleggen met een (deskundige) collega en/of evt. (anoniem) Veilig Thuis

Consulteer interne en externe collega’s tijdens:

➢ groeps-/leerlingbespreking

➢ teamoverleg

➢ leerlingbespreking met IB-er / SMW

➢ Gebiedsteam/Dorpenteam (IZO)

➢ zorgadviesteam (ZAT)

▪ Consulteer eventueel ook Veilig Thuis

Stap 3: Gesprek met de ouders/verzorgersvan het kind

▪ Gesprek met de ouder/verzorger: delen van de zorg

Stap 5a: Beslissing 1: melden bij Veilig Thuis?

Stap 5b: Beslissing 2: is hulpverlening (ook) mogelijk

Stap 2

Overleggen met een (deskundige) collega en/of evt. (anoniem) Veilig

Stap 3

In kaart brengen van signalen

Stap 5a

42 De stappen toegelicht

Stap 1: Signaleren

De leerkracht brengt feitelijk waargenomen signalen in kaart.

Stap 2: Collegiale consultatie

De leerkracht bespreekt de waargenomen signalen met collega’s en/of de intern begeleider (IB-er).

Dat kan de leerkracht zijn waarbij de leerling het jaar daarvoor in de klas heeft gezeten, of de leerkracht van een broertje of zusje. De IB-er kan zo nodig de jeugdverpleegkundige, jeugdarts of schoolmaatschappelijk werker consulteren. Ook kan de IB-er bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling (anoniem) advies vragen bij Veilig Thuis.

Stap 3: Gesprek met ouders/verzorgers

De leerkracht bespreekt de signalen en vermoedens en de eventuele informatie van de collega’s met de ouder(s)/verzorger(s). Dit doet zij vaak samen met de IB-er. In een eerste gesprek is het meestal nog onduidelijk wat de oorzaken zijn van de signalen. Veel signalen kúnnen wijzen op

kindermishandeling of huiselijk geweld, maar ook een andere oorzaak hebben. Door ouders te informeren over de signalen, te vragen naar de thuissituatie en informatie uit te wisselen over de ontwikkeling van hun kind, kunnen zorgen verduidelijkt, ontkracht of bevestigd worden. Later gaat het gesprek met ouders over de stappen die gezet kunnen worden en de aanpak van de situatie.

Stap 4: Wegen door middel van vijf vragen 1. Vermoeden wegen

Ik heb de stappen 1 t/m 3 van de Meldcode doorlopen en

A: op basis van deze doorlopen stappen is er geen actie nodig: dossier vastleggen en sluiten.

B: ik heb een sterk vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Het bevoegd gezag van mijn school is op de hoogte (in geval het vermoeden door een schoolmedewerker wordt

geconstateerd). Ga verder met afweging 2.

2. Veiligheid

Op basis van de stappen 1 t/m 4 van de Meldcode schatten wij als school (leerkrkacht, IB-er en directeur) en bevoegd gezag in dat er sprake is van acute en/of structurele onveiligheid:

A: Nee -> ga verder naar afweging 3

B: Ja of twijfel -> direct (telefonisch) (anoniem) melding doen bij Veilig Thuis. De afwegingen hierna worden met Veilig Thuis doorlopen.

3. Hulp

Ben ik, of iemand anders in mijn school (IB-er, vertrouwenspersoon, orthopedagoog,

schoolmaatschappelijk werker) of een ketenpartner (medewerker van gebiedsteam of dorpenteam) in staat om effectieve hulp te organiseren en kan dreiging voor mogelijk huiselijk geweld of

kindermishandeling worden afgewend?

43

A: Nee -> melden bij Veilig Thuis, die binnen 5 werkdagen een besluit neemt en terugkoppelt naar de melder.

B: Ja -> ga verder met afweging 4 4. Hulp

Aanvaarden betrokkenen de hulp zoals in afweging 3 is georganiseerd en zijn zij bereid zich actief in te zetten?

A: Nee -> melden bij Veilig Thuis

B: Ja -> hulp in gang zetten, termijn afspreken waarop effect meetbaar of merkbaar moet zijn.

Zo concreet mogelijk maken en documenteren. Spreek af wie welke rol heeft en benoem

casemanager. Spreek af welke taken alle betrokkenen en specifiek de casemanager heeft, zodat de verwachtingen voor iedereen helder zijn. Leg vast, voer uit en ga verder met afweging.

5. Resultaat

Leidt de hulp binnen de afgesproken termijn tot de afgesproken resultaten ten aanzien van de veiligheid, het welzijn en/of het herstel van de direct betrokkenen?

A: Nee -> melden bij Veilig Thuis

B: Ja -> hulp afsluiten met vastgelegde afspraken over het monitoren van de veiligheid van alle betrokkenen (spreek een nazorgtraject af en leg termijnen en verwachtingen vast).

Stap 5: Beslissen:

Beide beslissingen worden in de genoemde volgorde genomen:

Beslissing 1: Melden bij Veilig Thuis?

De betrokken persoon vraagt zich op basis van signalen en het gesprek met ouders af of melden noodzakelijk is aan de hand van de vijf afwegingsvragen.

Vervolgens besluit deze of het bieden of organiseren van hulp tot de noodzakelijkheden van zowel de school als de betrokkenen (ouders/verzorgers) behoort. Als melden volgens het afwegingskader noodzakelijk is, moet de tweede beslissingsvraag over eventuele hulp in overleg met betrokkenen en Veilig Thuis beantwoord worden. Melden is niet verplicht en kan ook anoniem.

44 Bijlage 7 Seksueel misbruik en seksuele intimidatie

Seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs Meldplicht en aangifteplicht

1.Inleiding

Leerlingen en personeelsleden kunnen alleen goed functioneren als zij zich op school veilig voelen.

Seksuele intimidatie leidt tot gevoelens van onveiligheid. Leerlingen en personeelsleden die hiermee worden geconfronteerd, verzuimen, worden ziek of verlaten voortijdig de school.

Een ieder die in school werkt en leert heeft recht op bescherming tegen seksuele intimidatie. De klachtenregeling en de vertrouwensinspecteur zijn maatregelen die zijn getroffen om deze bescherming te bieden. Scholen zijn verplicht om over de klachtenregeling informatie op te nemen in de schoolgids, zodat belanghebbenden op de hoogte zijn. Het verdient aanbeveling dat scholen in de schoolgids tevens de gegevens van de vertrouwensinspecteur op te nemen.

2. Seksuele misbruik en seksuele intimidatie

In een goede werksfeer kunnen mensen veel tegen elkaar zeggen en veel van elkaar verdragen. Hoe vertrouwder de omgang, hoe gemakkelijker ook onderling contact. Er kunnen grapjes of prikkelende opmerkingen worden gemaakt, zonder dat er iets vervelends aan de hand is.

Soms zijn er echter situaties, waarin dingen worden gezegd of gedaan die niet zo grappig overkomen of klinken. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer iemand bij herhaling seksueel getinte opmerkingen maakt, steeds tegen dezelfde medewerker. Op het moment dat deze medewerker dit hinderlijk begint te vinden, is de situatie niet grappig meer en kan er sprake zijn van seksuele intimidatie.

Bij seksuele intimidatie gaat het er altijd om hoe een medewerker de opmerkingen of insinuaties van zijn of haar collega ervaart. De bedoelingen van een ander zijn hierbij niet van belang.

Seksuele intimidatie staat dus voor gedrag dat ervaren wordt als ongewenst en grensoverschrijdend. Het gaat erom hoe dit gedrag overkomt en niet hoe het is bedoeld.

Er is sprake van seksuele intimidatie bij handelingen, gedragingen en/ of uitingen van ongewenst seksueel getinte aandacht. Deze aandacht kan zowel verbaal als non – verbaal, of fysiek van aard zijn.

Het kan gaan om dubieuze opmerkingen, dubbelzinnige grappen, voorstellen tot seksueel contact, aanranding of verkrachting.

3. Klachtenregeling en vertrouwenspersonen

Op elke school voor primair en voortgezet onderwijs is sinds 1 augustus 1998 een klachtenregeling verplicht. Deze garandeert een zorgvuldige behandeling van klachten. Zowel leerlingen en hun ouders, personeelsleden kunnen een klacht indienen bij de klachtencommissie. De gemeente Leeuwarderadeel heeft een klachtenregeling vastgesteld, die iets verder gaat dan wettelijk is vastgelegd, zoals de verplichting tot het aanstellen van een contactpersoon per school en een vertrouwenspersoon. De gemeente heeft tevens een interne klachtenregeling. In eerste instantie krijgt de klager te maken met de contactpersoon, die zo nodig verwijst naar de vertrouwenspersoon. De externe vertrouwenspersoon gaat na of door bemiddeling een oplossing kan worden bereikt. Daarnaast kan de klager altijd terecht bij de klachtencommissie.

45

Bij de onderwijsinspectie zijn per onderwijssector vertrouwensinspecteurs aangesteld. Zij vervullen een klankbordfunctie voor leerlingen en personeelsleden die slachtoffer zijn van seksuele intimidatie of die worden geconfronteerd met seksuele intimidatie jegens andere leerlingen of personeelsleden.

Vertrouwensinspecteurs adviseren over te nemen stappen en verlenen bijstand naar het zoeken van oplossingen.

De hierboven genoemde maatregelen zijn uitermate belangrijk, maar niet afdoende. Vandaar dat de wet het personeel een meldplicht en het bevoegd gezag een aangifteplicht heeft opgelegd. De aanleiding tot de wet is het feit dat zedendelicten in het verleden vaak schoolintern zijn afgehandeld.

De wet is gebaseerd op de gedachte dat seksueel wangedrag het best kan worden bestreden door politie en justitie in te schakelen.

4. Aangifteplicht en meldplicht

De wet bevat een aangifteplicht voor het bevoegd gezag. Daarnaast is het personeel een meldplicht opgelegd.

De aangifte-en meldplicht geldt bij een zedenmisdrijf door een medewerker van de onderwijsinstelling.

Daaronder vallen niet alleen personeelsleden, maar ook personen die buiten dienstverband werkzaamheden verrichten voor de school, zoals stagiairs, schoonmaakpersoneel, uitzendkrachten en vrijwilligers.

De wettelijke aangifteplicht en meldplicht is beperkt tot seksueel misbruik van leerlingen die op het moment van misbruik jonger zijn dan achttien jaar. Vrijwillige seksuele handelingen tussen meerderjarigen, dus ook tussen een leerkracht en een meerderjarige leerling, zijn niet strafbaar.

De aangifteplicht geldt niet voor vertrouwensinspecteurs. Daarnaast zijn zij verplicht tot geheimhouding van wat hen door leerlingen, ouders of medewerkers van een school is toevertrouwd.

4.1 Meldplicht voor personeelsleden

Personeelsleden zijn verplicht het bevoegd gezag onmiddellijk te informeren als zij – op welke wijze dan

Personeelsleden zijn verplicht het bevoegd gezag onmiddellijk te informeren als zij – op welke wijze dan