• No results found

Bijlage 4: Toelichting Vlieland

4.2.8 Meeuwenduinslid e.o punt

foto’s Bas 4665 t/m 4672

foto’s Camiel 20160405_094 t/m 20160405_109

Foto’s te downloaden op http://www.vbne.nl/Downloads/Vlieland.zip

Dit deelgebied bestaat uit een groot en hoog massief direct achter de zeereep dat grofweg de vorm heeft van een ‘plateau’ Op het massief zijn enkele langer geleden gestabiliseerde stuifkuilen aanwezig. Aan de NO-zijde is een oude afgraving aanwezig met steile taluds in het duinmassief. Dit gebied is sterk vergrast met Helm en ook Zandzegge. Er komen ook regelmatig Gestreepte witbol en Gewone paardenbloem voor die duiden op een relatief hoge nutriëntenrijkdom. De bodem heeft geen diep humusprofiel (foto 20160405_096) en lokaal zijn ook profielen met voormalige overstuiving aanwezig. De bodem is voor een deel ontkalkt maar er wordt wel steeds kalk aangetroffen ergens in het profiel. Hier is bij uitstek ruimte voor grootschalige verstuiving vanuit de zeereep met als lange termijn doel het ontwikkelen van een duingebied waarin basenminnend duingrasland kan ontwikkelen.

Advies

 Hier is een grootschalige aanpak mogelijk. Aardkundige waarden zijn beperkt, vergrassing met Helm is sterk, er komt nauwelijks habitattype H2130 Grijze duinen voor en er is ruimte voor grootschalig dynamiseren. Dit biedt een uitgelezen kans voor vergaande verjonging van een duinmassief en op een langere termijn ontwikkeling van basenminnend duingrasland. Bovendien is er voor de af te graven toplaag een pragmatische oplossing: in de oude

zandwinput van de gemeente kan het vrijkomende materiaal gestort worden zonder negatieve gevolgen voor de omgeving. Ingrepen moeten een groot oppervlak bestrijken (enkele hectaren) om een positief effect te hebben op het achterland en de omringende vergraste duinen.

4.3 Conclusies

Basenminnende vormen van duingraslanden kunnen worden hersteld door het bevorderen van meer verstuiving van kalkhoudend zand naar de ontkalkte duingebieden in de deelgebieden Zeereepzone Vlieland midden, Stuifdijk Vlieland midden-west noord van Oude Huizenlid en Meeuwenduinen . Dit is mogelijk door het activeren van verstuiving vanaf het strand en vanuit de zeereep en deels ook door dit te combineren met reeksen van stuifkuilen vanaf de zeereep naar het achterliggende duin in de hoofdwindrichting. Het Meeuwenduin leent zich ook zeer goed om sterke instuiving vanuit de zeereep te combineren met grootschalige eolische dynamiek in het hele deelgebied. Hier is weinig te verliezen aan actuele ecologische kwaliteit van duingraslanden en ook niet aan waardevolle morfologie (integendeel). Op een lange termijn levert dit een vrij grote duinzone op waarin zich basenminnend duingrasland kan ontwikkelen.

Herstelmogelijkheden van zure duingraslanden in oude, diep, ontkalkte duingebieden zijn beperkt. Eventueel worden lokale verstuivingsmaatregelen voorgesteld voor Zwarte Lid. Daarbij moeten de voordelen van de ingreep worden afgewogen tegen negatieve effecten (aanvoer traject van machines, afvoerroute plagsel of het lokaal verwerken van plagsel). Deze maatregel creëert pionier- en jonge stadia van zure duingraslanden. Uit het bezoek aan eerder gereactiveerde stuifkuilen ten noorden van de Cranberryvlakte blijkt ook dat reactivering in diep ontkalkt duingebied met oude bodems voornamelijk een gunstig effect oplevert voor de uitstuifzones. De effecten van instuiving op de vegetatie in delen met een oude bodem lijken gering te zijn. Het herstelperspectief van zure, sterk vergraste, meer productieve duingraslanden in het westelijk deel van het duingebied zijn zeer gering. Dit heeft te mede te maken met een relatief hoge nutriëntenrijkdom van de bodem. De oorzaken hiervan zijn niet duidelijk. De oude, diep humusprofielen in deze delen beperken ook de mogelijkheden om stuifkuilen te activeren.

Geen of nauwelijks maatregelen voor verstuiving worden in de volgende deelgebieden voorgesteld:

 Kooispleklid: wegens een gave loopduinmorfologie.

 Rug van het veen: wegens recente bevordering van verstuiving en trapplekken door schapenbegrazing en een gunstige naijling van de duingraslandvegetatie op plekken waar de eolische dynamiek uitdooft. Hier is het vooral een kwestie van het duingrasland de tijd te geven om verder te herstellen.

 Gereactiveerde stuifkuilen ten noorden van de Cranberryvlakte: reactivering was hier al uitgevoerd. Hier kan wel de windwerking op gereactiveerde stuifkuilen worden vergroot door lokaal verwijderen van bosjes.  Vlieland west, noord van Oude Huizenlid: omdat het perspectief voor

verbetering van duingrasland zeer gering is.

 Vlieland west, pad van 8 (?), noord van Bomenland: meer dynamiek vanuit de zeereep is lastig wegens de ligging van een fietspad direct achter de zeereep. Op Vlieland was in de kalkarme duingraslanden een aantal jaren geleden, net als op Terschelling, sprake van een forse vergrassing. We constateren nu in een deel van de bezochte gebieden (Zwarte Lid, Rug van het veen) een sterke verbetering, waarbij de vergrassing is afgenomen, het aandeel van Grijs kronkelsteeltje is afgenomen en het aandeel korstmossen weer is toegenomen. De oude, diepst ontkalkte duingraslanden in het zuidwestelijke deel van het duingebied zijn echter nog steeds productief, hebben een hoge bedekking van gras en een lage bedekking van mossen. We merken op dat de autonome trends in deze duingraslanden gebrekkig zijn gedocumenteerd. De

aanwezigheid van oude exclosures die beweiding uitsluiten op Vlieland maken het mogelijk om deze ontwikkeling meer kwantitatief te beschrijven. Zo is in deelgebied ‘Rug van het veen’ een exclosure aanwezig waarin de grasbedekking en hoogte de laatste jaren sterk is afgenomen. De vegetatie van deze exclosures is in het verleden opgenomen. Een nieuwe opname van de vegetatie kan de opgetreden trends nader in beeld brengen. Daarvoor is het wel zaak dat de rasters van de exclosures spoedig worden vernieuwd omdat deze in verval zijn. De beheereenheid van Staatsbosbeheer zal het raster gaan herstellen.