• No results found

2.5 MEETKOSTEN

2.5.1 Meetkosten habitattypes

We beginnen eerst met een inschatting van de kosten verbonden met het meten van de staat van instandhouding van de habitattypes.

Indien we de kostprijs voor het meten van de staat van instandhouding in een habitatpunt kennen, dan kunnen we daaruit de totale kostprijs bepalen voor een aantal mogelijke steekproefschema’s. We vertrekken hiervoor vanuit de steekproefschema’s opgesteld voor het inschatten van de toestand. Voor elk schema evalueren we ook of daarmee een evaluatie van de trend en van beschermingsstatuut mogelijk zal zijn. Een opschaling naar regionaal niveau laten we buiten beschouwing aangezien de behaalde 95% betrouwbaarheidsniveaus voldoende klein waren in alle gevallen.

Voor de kostenschatting per steekproefpunt kunnen we ons op volgende informatie baseren: 1. De eerste inventarisatieronde van de bosinventaris van het BHG werd opgeleverd

voor een totaal bedrag van 30.000€. Voor dit bedrag worden 50 bosinventarisproefvlakken, 128 permanente proefvlakken van het Natura 2000 netwerk (vegetatieopnamen) en 12 maal 15 peilbuizen opgemeten. De 128 permanente proefvlakken, waar vegetatieopnamen gemaakt worden, zijn qua tijdsbesteding waarschijnlijk vergelijkbaar met het bepalen van de staat van instandhouding van de habitattypes in een proefvlak. De tijdsbesteding voor de bosinventarisproefvlakken is ongeveer dezelfde, terwijl peilbuizen meten minder intensief werk is. Daarom tellen we peilbuizen voor één derde34. Het equivalente totaal voor inschatten van de staat van instandhouding van habitattypes schatten we zo op 238 (ruwe schatting). De kost per steekproefpunt is dan geschat op 126 €. In deze prijs zit ook inbegrepen de rapportering en eventuele vaste kosten zoals aankoop van materiaal.

34 Voor de 128 permanente proefvlakken zijn 12 mandagen nodig of 10,7 proefvlakken per dag (mond. med. Sandrine Godefroid). De grondwaterstand in peilbuizen opmeten kan aan een tempo van 30 per dag (mond. med. Sandrine Godefroid). Dit betekent dat drie keer meer peilbuizen kunnen opgemeten worden vergeleken met permanente proefvlakken. Vandaar de herschaling van aantal peilbuizen met één derde om tot een equivalent aantal proefvlakken te komen. Voor de opnames van proefvlakken voor de bosinventaris is het mogelijk om 10 à 15 proefvlakken per dag te doen (mond. med. Olivier Gullit). Dit is nagenoeg equivalent met het aantal vegetatieopnamen in permanente proefvlakken dat per dag kan gedaan worden.

132 Monitoringstrategie van de natuur in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest www.inbo.be 2. We kunnen de kostprijs ook berekenen aan de hand van totale loonkosten voor de

werkgever en extra kosten voor de aankoop van materiaal. De enige belangrijke onbekende is echter dat we geen inschatting hebben van het gemiddelde aantal steekproefpunten dat een werknemer per dag kan inventariseren. We kunnen hier echter weer de vergelijking maken met de 128 permanente proefvlakken. De tijdsbesteding hiervoor wordt ingeschat op 12 dagen of 10,7 steekproefpunten per dag. Indien we de dagprijs van een bioloog in rekening brengen (bioloog: A1, barema A165, 3 jaar anciënniteit, dagprijs 431 €) dan komen we op 40,4 € per steekproefpunt. Hierbij moeten dan nog wel de vaste kosten voor de aankoop van materiaal geteld worden. Voor het bepalen van de staat van instandhouding van de habitattypes is niet veel materiaal nodig. De grootste kostpost zal de aanschaf van een GPS systeem zijn (geschat op 7 500€). Indien de aanschaf van gespecialiseerde veldcomputer met geïntegreerde GPS overwogen wordt is de kostprijs nog hoger. De aankoopprijs van het Fieldmap systeem dat gebruikt wordt voor de Vlaamse bosinventaris bedraagt ongeveer 75 000 € (dit is voor drie ploegen: drie velduitrustingen + bijhorende software + training en ondersteuning).

3. We kunnen ook een vergelijking doen met bestaande, buitenlandse meetnetten. De kosten voor het Deens meetnet voor het inschatten van de staat van instandhouding van de habitattypes op landelijk niveau bedroegen tussen 120 € en 160 € per steekproefpunt (zie Onkelinx et al. 2007). Het is echter niet voldoende gekend welke de afzonderlijke kostenposten zijn die achter deze prijsberekening zitten. In elk geval zijn deze inclusief de kosten voor bodemstaalname en laboratoriumanalyse van de bodemstalen. Dit is een kostenpost die zwaar kan doorwegen en niet relevant is voor de meetkosten die we hier willen kennen.

4. We kunnen ook de kosten geassocieerd met de rapporten voor de opmaak van de instandhoudingsdoelstellingen als een benadering van de meetkosten zien. Hierbij is dan vooral de kostenpost gelieerd met de kartering relevant. Aangezien het echter

steeds om globale bestekken ging (zowel beheerplannen als

instandhoudingsdoelstellingen) is het vrij moeilijk om deze info daar uit te halen. Er is echter ooit een extrakost van 10 000 € betaalt voor het karteren van 300 ha Natura 2000 gebied volgens methode Heutz & Paelinckx (2005). Indien deze als een aparte studie zou worden uitbesteed, zou dit eerder in de grootteorde van 15 000 € uitkomen (mond. med. Mathias Engelbeen) of 50 € per hectare. Dit zou betekenen dat een herkartering van de drie SBZ’s maximaal 100 000 € mag kosten (een herkartering zou sneller moeten kunnen dan een initiële kartering).

5. Ook in Vlaanderen werd al een inschatting gemaakt van de kostprijs per hectare voor het karteren (biologische waardering + Natura 2000 typering). Deze bedraagt daar 22€ per hectare (indien met een dagkost van 431€ gerekend wordt, zie boven). Een inschatting voor het bepalen van de lokale staat van instandhouding ligt tussen de 20 VTE en 30 VTE voor 136 938 ha habitattypes van de Habitatrichtlijn (mond. med. Patrick Oosterlinck) of tussen 13 € en 19 € per hectare (dagkosten bioloog, zie boven). Deze schatting is niet gebaseerd op een steekproefbenadering, maar op een beoordeling van de lokale staat van instandhouding per polygoon (tijdens karteerwerk). Een schatting voor herkartering van de SBZ’s is dan 44 000 €. Een schatting voor het bepalen van de staat van instandhouding in de SBZ’s ligt dan tussen 26 000 € en 38 000 € (dit is dan een schatting op polygoon-basis en enkel veldwerkkosten).

Vermits de derde denkpiste een kostprijs opgeeft waarvan de aparte kostenposten verborgen zijn, laten we deze vallen.

Ook de denkpistes op basis van karteringen zijn problematisch aangezien ons denkkader gebaseerd is op een steekproef. In Vlaanderen is er tot nu toe geen ervaring met de

www.inbo.be Monitoringstrategie van de natuur in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 133 werkwijze gebaseerd op steekproefpunten. De schattingen voor kartering uit denkpistes 4 en 5 liggen bovendien ver uit elkaar (een factor 2,3 verschillend). Om de lokale staat van instandhouding op polygoon-basis te kunnen bepalen (denkpiste 5) moet de veldwerker de begrenzingen van de polygoon kennen en het hele polygoon-gebied doorkruist hebben om een inschatting te kunnen doen. Deze inschatting zal echter onnauwkeurig zijn en de kwaliteit van de inschatting zal sterk van polygoon tot polygoon afhankelijk zijn (oppervlakte, vorm, habitattype zullen dit beïnvloeden). Een steekproefinschatting zal preciezer en consequenter gebeuren. Een vergelijking van meetkosten o.b.v. denkpiste 1 en 2 versus denkpiste 5 mag daarom niet gedaan worden (de twee zijn onverenigbaar).

De prijsvork die we daarom nemen is gebaseerd op de eerste en tweede denkpiste en ligt dus tussen 40 € (enkel veldwerk) en 126 € (veldwerk, verwerking en rapportering) per steekproefpunt. In het geval van de kost gebaseerd op 40 € per steekproefpunt dienen we nog bijkomende vaste kosten (aankoop GPS-systeem, etc.) en kosten voor verwerking en rapportering toe te voegen. Vaste kosten brengen we in als 7500 € voor de aanschaf van GPS systeem. Verwerking en rapportering brengen we in als 180 dagen loonkost op basis van barema A165 met 3 jaar anciënniteit (77 580 €). In Tabel 27 is een overzicht van de geschatte kosten op basis van deze ruwe ramingen. In deze tabel is “totaalpakket1“

gebaseerd op de 40 € veldwerkkosten per steekproefpunt vermeerderd met de vaste kosten en kosten voor verwerking en rapportering (85 080 €.). “Totaalpakket2” is gebaseerd op de all in prijs van 126 € per steekproefpunt.

De totaalpakketten geven de berekening van de totale kost over vier jaar. We stellen voor om elk meetpunt slechts één maal te meten per rapportagecyclus. Door elk jaar een vierde van de meetpunten te meten, kunnen we de kostprijs spreiden over de volledige

rapportagecyclus. Hierbij is het wenselijk om per habitattype de meetpunten aselect in vier groepen te verdelen (zie ook Onkelinx et al. 2007). Op basis van bijvoorbeeld het 50m x 50m raster geeft dit een benodigd budget tussen 35 000 € en 46 000 € op jaarbasis.

Tabel 27: Meetnetkosten verbonden aan het bepalen van de staat van instandhouding van de habitattypes (toestand) voor de drie rastergroottes, telkens met en zonder habitattypes van gewestelijk belang (HGB). De kolom “veldwerk” geeft een inschatting van enkel de veldwerkcampagne. Het totaalpakket geeft de totale kost over 4 jaar. Totaalpakket1 is gebaseerd op “veldwerk” vermeerderd met een inschatting van vaste kosten en kosten voor verwerking en rapportering. Totaalpakket2 is een alternatieve rekenwijze voor de totale kosten (gegevensverzameling, verwerking en rapportering) gebaseerd op de kostprijs van een lopend project (voor details zie tekst).

Aantal steekproefpunten Kostprijs

MOS Habitattypes II II III Totaal Veldwerk Totaalpakket1 Totaalpakket2

25m x 25m met HGB 1388 757 556 2701 109 120 € 194 200 € 340 326 € zonder HGB 1092 639 467 2198 88 799 € 173 897 € 276 948 € 50m x 50m met HGB 876 328 247 1451 58 620 € 143 700 € 182 826 € zonder HGB 724 272 212 1208 48 803 € 133 883 € 152 208 € 100m x 100m met HGB 629 162 129 920 37 168 € 122 248 € 115 920 € zonder HGB 495 139 111 745 30 098 € 115 178 € 93 870 €

134 Monitoringstrategie van de natuur in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest www.inbo.be In termen van minimum ontwerpscenario en uitbreidingsmodules voor de habitattypes betekent dit, indien we uitgaan van de maximale totaalprijs (totaalpakket 2) en we de inspanning spreiden over vier jaar:

• Minimum ontwerpscenario: tussen 28 980 €/jaar (100m x 100m) en 85 082 €/jaar (25m x 25m), afhankelijk van

• Uitbreidingsmodule “opschaling naar regionaal niveau”: geen extra kosten (zie 2.4.1.2)

• Uitbreidingsmodule “evaluatie gewestelijke beschermingsstatuten” (zie 2.4.1.1): om de meerkost hiervan in te schatten is een criterium nodig voor welke combinatie van habitattype x SBZ x beschermingsstatuut we dit willen weten. Zoals in Tabel 24, gaan we uit van een 50m x 50m scenario. Stellen we dit criterium gelijk aan deze combinaties waarvoor het habitattype over een oppervlakte van meer dan 5 ha aanwezig is binnen de zone, dan hebben we:

o In SBZ I, “beschermde zone”:  > 5 ha

• Geen extra steekproefpunten nodig voor 9120 • Max. 45 extra steekproefpunten voor 9130 • Max. 34 extra steekproefpunten voor 9160

• Geen extra steekproefpunten nodig voor 91E0 subtype Essenbronbos

 Of een extra kost van 126 € x 79 steekproefpunten / 4 jaar = 2489 €/jaar

o In SBZ I, “bosreservaat”  > 5 ha

• Max. 243 extra steekproefpunten nodig voor 9120 • Max. 87 extra steekproefpunten nodig voor 9130  Of een extra kost van 126 € x 330 steekproefpunten / 4 jaar =

10395 €/jaar o In SBZ I, “natuurreservaat:

 > 5 ha

• Max. 1735 extra steekproefpunten nodig voor 9130 • Max. 215 extra steekproefpunten nodig voor 9160

 Extra kosten van 126 € x 1950 steekproefpunten / 4 jaar = 61 425 €/jaar. Onrealistisch hoog omwille van zeer scheve allocatie-ratio. o In SBZ II, “natuurreservaat”

 > 5 ha

• Geen extra steekproefpunten nodig voor 91E0 subtype Vogelkers-Essenbos

 Geen extra kosten o In SBZ III, “natuurreservaat”

www.inbo.be Monitoringstrategie van de natuur in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 135 • Geen extra steekproefpunten nodig voor 9160

• 3 extra steekproefpunten nodig voor 91E0 subtype Wilgen(vloed)bos

 Extra kost van 126 € x 3 / 4 jaar = 94,5 €/jaar