• No results found

Meerwaarde van Steunouder voor kind

Volgens vraag- en steunouders zijn meerwaarden voor het kind allereerst het ontvangen van aandacht, ten tweede het beleven van een plezierige, ontspannen dagdeel en ten derde het wekelijks verkeren in een omgeving waarin het kind wordt uitgedaagd. De meerderheid van de vraag- en steunouders geeft allereerst aan dat het ontvangen van aandacht voor het kind een meerwaarde heeft. Vanwege kwetsbare omstandigheden waar ouders van het kind in verkeren, zijn zij ten dele in staat het kind de aandacht te schenken die hij nodig heeft. Tijdens de wekelijkse bezoeken ondernemen steunouders diverse activiteiten, zoals tekenen,

verstoppertje spelen, fietsen en een bezoek aan het bos, waarbij het kind expliciet aandacht ontvangt en daarvan lijkt te genieten. Een tweede meerwaarde die vraag- en steunouders noemen, is een plezierige, ontspannen middag voor het kind. Deze meerwaarde wordt genoemd door vraag- en steunouders waarvan het kind om welke reden dan ook rekening moet houden met zijn ouders. Een steunouder vertelt daarover: “Ik denk dat het meest belangrijke is dat het kind even geen rekening hoeft te houden met zijn vader die chronisch ziek is. Het is vaak dat hij te horen krijgt: papa slaapt, rustig aan doen”. De vraagouder van deze steunouder geeft aan dat tijdens het bezoek aan de steunouder haar kind echt kind kan zijn.

Naast het geven van aandacht en een plezierige middag zien vier steunouders en drie vraagouders het als meerwaarde dat het kind zich tijdelijk in een andere omgeving begeeft.

Een steunouder vertelt: “Mama is de enige in haar leven, dus ik denk dat het gewoon erg goed is dat ze bij mij is”. Een andere steunouder geeft aan dat het kind van haar vraagouder enkel de omgeving van school en thuis ziet. Bij de steunouder wordt het kind uitgedaagd. Het kind speelt met ander speelgoed dan thuis en leert om gaan met andere gewoontes, structuren en regels.

27

Bovenstaande bevindingen zijn voorgelegd aan de steunouders in de focusgroep. Zij geven aan aandacht, plezier/ontspanning en uitdaging als meerwaarden te herkennen. Een steunouder vult hierop aan dat het kind van haar vraagouder door Steunouder de Nederlandse maatschappij beter leert kennen. Het kind komt thuis voornamelijk in aanraking met niet-Westerse mensen vanwege de niet-niet-Westerse afkomst van zijn ouders. Door het bezoek aan de steunouder komt hij in aanraking met Nederlandse normen, waarden en gewoontes. De steunouder verwacht dat dit het integratieproces van het kind bevordert.

Discussie en conclusie

Doel van dit onderzoek was om een eerste indicatie van effect te geven van de interventie Steunouder. De interventie Steunouder zet zich in voor ouders en kinderen die verkeren in kwetsbare situaties. Twee interventiedoelen worden nagestreefd, namelijk (1) het vergroten van de draagkracht van vraagouders door de vraagouders een of twee dagdelen per week te ontlasten van de zorg voor hun kind en (2) het vergroten van de draagkracht van het kind door het kind een of twee dagdelen per week in een veilige, stabiele omgeving van een steunouder te laten zijn. Wanneer deze twee doelen behaald worden, verwacht Stichting Steunouder Nederland (SSON) dat vraagouders beter in staat zijn verantwoordelijkheid te dragen over de opvoeding. Tevens verwacht SSON dat het kind tot rust komt en verbreding krijgt van zijn wereld. Om in kaart te brengen of Steunouder haar interventiedoelen behaald, zijn individuele interviews afgenomen bij acht steunouders en zes vraagouders uit drie gemeentes waar

Steunouder reeds geruime tijd actief is. Tevens is met zeven steunouders een focusgroep gehouden.

Achtereenvolgens wordt gekeken in hoeverre Steunouder haar interventiedoelen heeft bereikt door een samenvattend antwoord te formuleren op de drie deelvragen. Vervolgens wordt ingegaan op de betrouwbaarheid van het onderzoek. Ten slotte zullen op basis van de resultaten enkele aanbevelingen worden gedaan voor de interventie Steunouder.

Conclusie doel 1: Draagkracht van vraagouders vergroten door het bieden van steun Deelvraag 1

Als antwoord op deelvraag 1 – welke vormen van steun bieden steunouders aan vraagouders en wat betekent dit voor de draagkracht van de vraagouders? – kan geconcludeerd worden dat steunouders voornamelijk praktische steun bieden aan vraagouders en in beperkte mate emotionele en adviserende steun. Kijkend naar het Logic Model (zie tabel 1) was te

verwachten dat steunouders praktische steun bieden, omdat de activiteit van de steunouders,

28

het wekelijks opvang bieden aan het kind, ook praktisch van aard is. Naast praktische steun wordt in beperkte mate emotionele en adviserende steun geboden door met name steunouders die thuis bij vraagouders activiteiten ondernemen met het kind. Onder steunouders die het kind van de vraagouders mee naar huis nemen, was de bereidheid wel aanwezig om

emotionele en adviserende steun te bieden. De meerderheid van de steunouders gaf aan af te gaan op de vraag en behoefte van vraagouders. Afhankelijk daarvan boden steunouders naast praktische steun ook emotionele en adviserende steun.

Het ontvangen van praktische, emotionele en/of adviserende steun, had voor vraagouders een meerwaarde en lijkt een bijdrage te leveren aan het vergroten van de draagkracht van vraagouders. Belangrijke meerwaarden van het ontvangen van praktische steun waren volgens vraagouders: rust, tijd voor zichzelf en tijd voor andere gezinsleden. De steunouders die de praktische steun boden, noemden dezelfde meerwaarden voor hun

vraagouders. De vraagouders die naast praktische steun, ook emotionele steun en adviserende steun ontvingen, noemden als meerwaarde dat zij hun verhaal kwijt kunnen bij de steunouder.

De steunouders van deze vraagouders zagen daar ook de meerwaarde van in, juist omdat hun vraagouders een beperkt netwerk hadden.

Conclusie doel 2: Draagkracht van kind vergroten door veilige en stabiele omgeving Deelvraag 2

Als antwoord op deelvraag 2 - In hoeverre bieden steunouders een veilige, stabiele omgeving aan het kind? – kan geconcludeerd worden dat de meerderheid van de steunouders actief was om een veilige, stabiele omgeving te bieden aan het kind. De omgevingscondities van Bradley en Caldwell (1995), (emotionele) veiligheid, een stimulerende omgeving en ondersteuning, zijn uitgevraagd om antwoord te geven op deze vraag.

Zowel vraag- als steunouders gaven aan dat het kind met plezier naar de steunouder toeging. Hieruit kan voorzichtig geconcludeerd worden dat het kind zich (emotioneel) veilig voelde bij de steunouder. Een aantal kinderen stelde zich enigszins afstandelijk op richting de steunouder. Vraagouders gaven aan dat zij verwachten dat de afstandelijkheid afneemt en dat hun kind zich meer veilig voelt bij de steunouder naarmate de bezoeken aan of van de

steunouder meer worden

Ook was ongeveer de helft van de steunouders gericht op het bieden van een ondersteunende en stimulerende omgeving. Uit de resultaten bleek dat deze steunouders de ontwikkelingsbehoefte van het kind actief signaleerde en daarbij passende activiteiten

29

bedachten om zodoende een stimulerende omgeving te creëren voor (de ontwikkeling van) het kind.

Voor kinderen van vraagouders kan een ondersteunende, veilige en stabiele omgeving een waardevolle aanvulling zijn op de soms geringe ondersteuning en stimulering die zij in hun kwetsbare gezinssituatie geboden krijgen (Mistry, Lowe, Benner & Chien, 2008; Östberg

& Hagekull, 2000). Uit de literatuur bleek dat juist voor deze kinderen externe ondersteuning van belang is, omdat zij een verhoogd risico lopen op ontwikkelingsproblemen (Garmezy, 1991). Mogelijk is Steunouder een beschermende factor voor kinderen uit kwetsbare gezinssituatie en wordt door Steunouder de kans op het ontstaan van

ontwikkelingsproblematiek bij deze kinderen verminderd.

Deelvraag 3

Ter beantwoording van deelvraag drie – in hoeverre vergroot Steunouder de draagkracht van het kind? - kan worden geconcludeerd dat Steunouder voor kinderen een meerwaarde heeft en een bijdrage lijkt te leveren aan het vergroten van hun draagkracht. Uit het antwoord op deelvraag 2 blijkt dat kinderen zich wekelijks begeven in een veilige, stabiele omgeving waar steunouders het kind stimuleerden en ondersteunden. Dit zijn mogelijk een factoren welke hun draagkracht vergroot. Daarnaast noemden vraag- en steunouders diverse meerwaarden van Steunouder voor het kind, zoals het ontvangen van aandacht, het beleven van een plezierige, ontspannen middag en het zijn in een andere omgeving. Het zijn in een andere omgeving zagen vraag- en steunouders als meerwaarde, omdat een aantal kinderen zich enkel begaf in de thuis- en schoolomgeving. Doordat het kind in de omgeving van de steunouder verkeerde, leerde hij om te gaan met andere regels en structuren.

Betrouwbaarheid

Bij interpretatie van bovengenoemde onderzoeksbevindingen dient rekening gehouden te worden met de betrouwbaarheid van de informatie. Allereerst moet worden opgemerkt dat het onderzoek heeft plaatsgevonden in de opstartfase van Steunouder waardoor vraagouders, steunouders en kinderen relatief kort waren gematcht. De kans is aanwezig dat wanneer het onderzoek over een half jaar opnieuw wordt uitgevoerd, andere resultaten gevonden worden.

Ten tweede zijn relatief weinig vraagouders geïnterviewd en daarom kan dit onderzoek niet zonder meer gegeneraliseerd worden naar de gehele groep vraagouders. Vanwege het lage aantal vraagouders, is een focusgroep gehouden en is tijdens de interviews met de steunouders uitgebreid stil gestaan bij de meerwaarde van Steunouder voor hun vraagouders. Ten derde

30

kan in dit onderzoek enkel gesproken worden over factoren die de draagkracht van vraagouders en kinderen mogelijk vergroten. Vervolgonderzoek is nodig om in kaart te brengen of Steunouder daadwerkelijk de draagkracht van ouders en kinderen vergroot. Ook is vervolgonderzoek nodig om in kaart te brengen of Steunouder haar doelen behaald volgens het kind. Met dit onderzoek kan dit niet vastgesteld worden, omdat het kind geen informant is geweest.

Aanbevelingen

Ondanks de kanttekeningen die gemaakt zijn bij de betrouwbaarheid van het onderzoek, is op basis van de resultaten een tweetal aanbevelingen te maken voor Steunouder. Allereerst is het aan te bevelen dat Steunouder het signaleren van en aansluiten bij de ontwikkelingsbehoefte van het kind meer benut. Uit de resultaten blijkt dat de helft van de steunouders naast het schenken van aandacht ook behoeften van het kind signaleren en daarbij passende activiteiten ondernemen om de ontwikkeling van het kind te stimuleren. Vanwege de verhoogde kans op ontwikkelingsproblematiek bij kinderen van wie de ouders kwetsbaar zijn (Östberg &

Hagekull, 2000), is het van belang dat Steunouder in de training en begeleiding van (aspirant) steunouders meer gericht is op hoe steunouders een stimulerende omgeving kunnen bieden aan het kind. Ten tweede wordt aanbevolen de benodigde eigenschappen in acht te nemen die een steunouder volgens de informanten geschikt maakt. Eigenschappen die genoemd zijn, waren: invoelend, initiatiefrijk, respect tonen voor (culturele) verschillen en geduld voor het opbouwen van een vertrouwensrelatie met de vraagouder. Wanneer deze eigenschappen in acht worden genomen bij het selecteren van steunouders, zal de kans mogelijk toenemen op een geslaagde match en op het behalen van de doelen van Steunouder.

31 Literatuur

Ainsworth, M.D. (1979). Infant-mother attachment. American Psychologist, 34, 932-937.

http://dx.doi.org/10.1037/0003-066X.34.10.932

Armstrong, E. G., & Barsion, S. J. (2006). Using an Outcomes-Logic-Model Approach to evaluate a faculty development program for medical educators. Academic Medicine, 81, 483-488. doi:10.1097/01.ACM.0000222259.62890.71

Aviles, A. M., Anderson, T. R., & Davila, E. R. (2006). Child and adolescent social- emotional development within the context of school. Child and Adolescent Mental Health, 11, 32-39. doi:10.1111/j.1475-3588.2005.00365.x

Bartelink, C., & Verheijden, E. (2015). Wat werkt bij het versterken van het sociale netwerk van gezinnen? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

Belsky, J. (1984). The determinants of parenting: A process model. Child Development, 55, 83-96. doi:10.2307/1129836

Bradley, R. H., & Caldwell, B. M. (1995). Caregiving and the regulation of child growth and development: Describing proximal aspects of caregiving systems. Developmental Review, 15, 38-85. doi:10.1006/drev.1995.1002

Brinkgreve, C. (2008). Modern ouderschap. In W. Koops, B. Levering & M. de Winter (Eds.), Opvoeding als spiegel van de beschaving. Een moderne antropologie van de opvoeding, 126-136. Amsterdam: SWP.

Bronfenbrenner, U., & Evans, G.W. (2000). Developmental science in the 21st century.

Social Development, 9, 115–125. doi:10.1111/1467-9507.00114

Chamberland, C., Lacharité, C., Clément, M., & Lessard D. (2015). Predictors of

development of vulnerable children reveiving child welfare services. Journal of Child Families Development Studies, 24, 2975-2988. doi:10.1007/s10826-014-0101-7 Chan, S. M. (2010). Aggressive behavior in early elementary school children: Relations to

authoritarian parenting, children’s negative emotionality and coping strategies. Early Child Development and Care, 180, 1253-1269. doi:10.1080/03004430902981447 Cohen, S., & Wills, T. A. (1985). Stress, social support and the buffering hypothesis.

American Psychological Association, 98, 310-357. Geraadpleegd op http://bit.ly/1UoRzdl

Due P., Bjørn H., Lund R., Modvig J., & Avlund K. (1999). Social relations: Network, support and relational strain. Social Science & Medicine, 48, 661-673.

doi:10.1016/S0277-9536(98)00381-5

Ensor, R., & Hughes, C. (2010). With a little help from my friends: Maternal social support,

32

via parenting, promotes willingness to share in preschoolers born to young mothers.

Infant and Child Development,19, 127–141. doi:10.1002/icd.643

Evans, G. W. (2006). Child development and the physical environment. Annual Review Psychology, 57, 423-451. doi:10.1146/annurev.psych.57.102904.190057

Feldman, R. (2007). Maternal versus child risk and the development of parent-child and family relationships in five high-risk populations. Development and Psychopathology, 19, 293-312. doi:10.10170S0954579407070150

Garmezy, N. (1985). Stress-resistant children: the search for protective factors. In: 15 J. E. Stevenson, (Ed.). Recent Research in Developmental Psychopathology. New York, NY: Plenum Press.

Garmezy, N. (1991). Resilience in children’s adaptation to negative life events and stressed environments. Pediatric Annals, 20, 459-466. doi:10.3928/0090-4481-19910901-05 Coplan, R. J., Bowker, A., & Cooper, S. M. (2003). Parenting daily hassles, child

temperament, and social adjustment in preschool. Early Childhood Research Quarterly, 18, 376-395. doi:10.1016/S0885-2006(03)00045-0

Gottlieb, B. H. (2000). Selecting and planning support interventions. In S. Cohen, L. G.

Underwood, & B. H. Gottlieb (Ed.). Social support measurement and

intervention: A guide for health and social scientists. New York, NY: Oxford University Press.

Green, B. L., Furrer, C. J., & McAllister, C. L. (2011). Does attachment style influence social support or the other way around? A longitudinal study of Early Head Start mothers.

Attachment & Human Development, 13, 27–47. doi:10.1080=14616734.2010.488121 Grietens, H., Mercken, I., Faeillie, J., & Loots, G. (2007). Initiatie van effect- en

effectiviteitsmeting van het private hulpaanbod binnen de bijzondere jeugdzorg.

Leuven: Ministerie van het Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG).

Groenendaal, H., & Dekovic, M., (2000). Risicofactoren voor kwaliteit van de opvoeding.

Pedagogiek, 20, 1-21. Geraadpleegd op http://bit.ly/1V4OI6I

Hashima, P .Y., & Amato P. R. (1994). Poverty, social support and parental behavior. Child Development, 65, 394-403. doi:10.1111/j.1467-8624.1994.tb00758.x

Hermanns, J. (2009). Het opvoeden verleerd. Amsterdam: Vossiuspers UvA

Jack, G. (2000). Ecological influences on parenting and child development. British Journal of Social Work, 30, 703-720. doi:10.1093/bjsw/30.6.703

Kalmijn, M., & Monden, C. W. S. (2006). Are the negative effects of divorce on well-being dependent on marital quality? Journal of Marriage and the Family, 68, 1197-1213.

33

Kesselring, M. C. (2010). Theoretische verkenning. Utrecht: NJi. Geraadpleegd op http://www.nji.nl/nl/Download-NJi/Theoretische-verkenning-pedagogische-civil-society.pdf

Lyons, S. J., Henly, J. R., & Schuerman, J. R. (2005). Informal support in maltreating

families: Its effect on parenting practices. Children and Youth Services Review, 27, 21-38. doi:10.1016/j.childyouth.2004.08.010

Mak, J., & Gilsing, R. (2014). Jeugdbeleid in transformatie: Hoe benut je de kracht en energie van jongeren bij het vormgeven van het nieuwe beleid? Utrecht: Verwey-Jonker Instistuut. Geraadpleegd op

http://www.verwey-jonker.nl/doc/jeugd/5243_Jeugdbeleid-in-transformatie.pdf

Meij, H. (2011). De basis van opvoeding en ontwikkeling. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

Meij, H., & Ince, D. (2013). De ontwikkeling van kinderen. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

Mistry, R. S., Lowe, E. D., Benner, A. D., & Chien, N. (2008). Expanding the family

economic stress model: Insights from a mixed-methods approach. Journal of Marriage and Family, 70, 196–209. doi:10.1111/j.1741-3737.2007.00471.x

Morgan, J., Robinson, D., & Aldridge, J. (2002). Parenting stress and externalizing child behaviour. Child and Family Social Work, 7, 219-225.

doi:10.1046/j.1365-2206.2002.00242.x 10.1046/j.1365-doi:10.1046/j.1365-2206.2002.00242.x

Movisie (2013). Transformatie Jeugdzorg: Voorwaarden voor verandering. Geraadpleegd op http://www.movisie.nl/artikel/transformatie-jeugdzorg-voorwaarden-verandering Mur, L., & De Groot, M. (2003). Community support en hulpverlenen. Mogelijkheden voor

mensen met beperkingen. Nederland: Nelissen.

Ortega, D. M. (2002). How much support is too much? Parenting efficacy and social support.

Children and Youth Services Review, 11, 853-876. doi:10.1016/S0190-7409(02)00239-6

Östberg, M., & Hagekull, B. (2000). A structural modeling approach to the understanding of parenting stress. Journal of Clinical Child Psychology, 29, 615-625. doi:10.1207/S15-374424JCCP2904_13

Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling (2012). Ontzorgen en normaliseren. Naar een sterke eerstelijns-jeugd-en-gezinszorg. Den Haag: RMO. Geraadpleegd op

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2012/05/01/rapport-ontzorgen-en-normaliserennaar-een-sterke-eerstelijns-jeugd-en-gezinszorg#

Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling/Raad voor de Volksgezondheid & Zorg. (2008).

34

Versterking voor gezinnen: versterken van de village. Pre-advies over gezinnen en hun sociale omgeving. Den Haag: RMO/RVZ.

Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling/Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2009).

Investeren rondom kinderen. Den Haag: RMO/RVZ.

Rijlaarsdam, J., Tiemeier, H., Hofman, A., Jaddoe, V. W. V., Mackenbach, J. P., Verhulst, F.

C., & Stevens, G. W. J. M. (2013). Home environments of infants: Relations with child development through age 3. Jounal of Epidemiology and Community Health, 67, 14-20. doi:10.1136/jech-2012-200987

Riksen-Walraven, M. (2004). Pedagogische kwaliteit in de kinderopvang: doelstellingen en kwaliteitscriteria. In M.H. van IJzendoorn, L.W.C. Tavecchio & M. Riksen-Walraven, De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Amsterdam: Uitgeverij Boom.

Robinson, J., & Godbey, G. (1997). The surprising ways Americans use their time. University Park, PA: Pennsylvania State University Press.

Rodrigo, M. J., & Byrne, S. (2011). Social support and personal agency in at-risk mothers.

Pyschological Intervention, 20, 13-24. doi:10.5093/in2011v20n1a2

Rodrigo, M. J., Martín, J. C., Máiguez, M. L., & Rodríguez (2007). Informal and formal support and maternal childrearing practices in at-risk and non at-risk psychosocial context. Children and Youth Services Review, 29, 329-347.

doi:10.1016/j.childyouth.2006.03.010

Thoits, P. A. (1995) Stress, coping, and social support processes: Where are we? What next?

Journal of Health and Social Behavior, 53-79. Geraagdpleegd op

http://69.56.156.193/images/members/docs/pdf/special/jhsb/jhsb_extra_1995_Article_

3_Thoits.pdf

Uchino, B. N. (2006). Social support and health: A review of physiological processes

potentially underlying links to disease outcomes. Journal of Bevavioral Medicine, 29, 377-387. doi:10.1007/s10865-006-9056-5

Van Egten C., Zeijl, E., De Hoog, S., Nankoe, C., & Petronia, E. (2008). ‘Gezinnen van de Toekomst – deel A: Cijfers en Trends en Gezinnen van de Toekomst - deel B:

‘Opvoeding en Opvoedingsondersteuning’. Den Haag: E- Quality.

Van Sonderen, E. (2012). Het meten van sociale steun met de Sociale Steun Lijst – Interacties (SSL-I) en Sociale Steun Lijst – Discrepanties (SSL-D). Groningen: Research Institute SHARE. Geraadpleegd op

http://www.umcg.nl/SiteCollectionDocuments/research/institutes/SHARE/assessment

%20tools/handleiding_ssl_2e_druk.pdf

35

Woody, D., & Woody, D. J. (2007). The significance of social support on parenting among a group of single, low-income, African American mothers. Journal of Human Behavior in the Social Environment, 15, 183–198. doi:10.1300=J137v15n02_11

Yperen, T. A. van, Steege, M. van der, Addink, A., & Boendermaker, L. (2010). Algemeen en specifiek werkzame factoren in de jeugdzorg. Stand van de discussie. Utrecht:

Nederlands Jeugdinstituut.

Zoon, M. (2012). Kenmerken en risicofactoren van multiprobleemgezinnen. Utrecht:

Nederlands Jeugdinstituut.

36 Bijlage 1: interviewvragen vraagouder

Datum interview: ……….…………

Duur interview: ………

Introductie gesprek

Dank voor deelname Uitleg doel onderzoek

- Kwaliteit Steunouder verbeteren

- Ervaringen van ouders als uitgangspunt Uitleg over anonimiteit

Geen goede of foute antwoorden: uw ervaring is van belang Toestemming voor bandopname

Opbouw interview

Uitleg begrippen: steunouder, … Heeft u nog vragen?

Achtergrondinformatie gezin

Leeftijd: ………

Nationaliteit:………..

Gezinssamenstelling (partner/kinderen):….……….

Leeftijd kind:……….

Hoogst genoten opleiding:………...

Deelname Steunouder sinds:……….

Start Steunouder Sociale steun

Introductie: Sinds elke maanden/weken hebben u en uw kind contact met een steunouder.

Vragen:

1. Kunt u mij vertellen hoe u bij Steunouder terecht gekomen bent?

2. Wat is de reden dat u de hulp van Steunouder heeft ingeroepen?

3. Verblijft uw kind bij de steunouder of biedt de steunouder hulp bij u thuis?

4. Hoe ervaart u het contact tussen u en de steunouder?

37

5. Is er sprake van een band tussen u het de steunouder? Hoe zou u deze band omschrijven?

6. Wat is voor u de meerwaarde van het contact met de steunouder?

7. Welke onderwerpen bespreekt u met de steunouder? Als u vragen heeft over de opvoeding van uw kind, bespreekt u deze dan met de steunouder?

Situatieschetsen:

Situatie schets 1: als u afgelopen week een zware, drukke week heeft gehad, bespreekt u dit met de steunouder?

Situatie schets 2: als u even niet meer weet hoe te handelen met naam kind. Bespreekt u dit met de steunouder?

Situatie schets 3: als u vragen heeft over bijvoorbeeld een brief die u heeft ontvangen.

Vraagt u dit aan de steunouder?

Mogelijke vraag: welke vorm van steun ervaart u van de steunouder: emotioneel, praktisch of adviserend?

Uitgangspunten:

- Praktische steun - Emotionele steun - Adviesfunctie

Veilige omgeving kind

Introductie: U heeft net iets verteld over het contact tussen u en de steunouder. Graag wil ik nu met u verder praten over wat uw kind heeft aan de bezoeken bij zijn/haar steunouder.

Introductie: U heeft net iets verteld over het contact tussen u en de steunouder. Graag wil ik nu met u verder praten over wat uw kind heeft aan de bezoeken bij zijn/haar steunouder.