• No results found

Mechanische benadering

In document Code van goede landbouwpraktijken (pagina 54-57)

Om het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen nog verder te reduceren, kunt u het onkruid mechanisch bestrijden door te schoffelen, te eggen en aan te aarden.

Schoffelen kunt u doen zodra de jonge plantjes zichtbaar opkomen. Of u al dan niet schoffelt hangt af van de grond: bij sommige gronden is er een verhoogd risico voor erosie. Bovendien vergroot een mechanische onkruidbehandeling de kans op vorstschade. U kunt schoffelen met werktuigen, die 6, 12 of 18 rijen behandelen. Daarbij moet het aantal rijen van de schoffelmachine overeenkomen met die van de zaaimachine. De schoffelmachine snijdt het onkruid af en bedekt het. U krijgt de beste resultaten als u werkt onder droge omstandigheden op vrij droge grond.

Klein onkruid kunt u goed bestrijden door te eggen. De eg trekt het onkruid uit de grond los en bedekt het. Een nadeel is echter dat kleine bietjes verloren kunnen gaan. Veiligheidshalve is het niet aan te raden om de wiedeg in te zetten vóór het vier- tot zesbladstadium van de bieten. Net als bij het schoffelen moet u rekening houden met een verhoogde kans op schade door nachtvorst. In een later stadium kunt u de onkruiden bestrijden door aan te aarden.

Ziekten en plagen

Omdat te vermijden dat chemische middelen lukraak worden gebruikt, verzekert het KBIVB in samenwerking met het Ministerie van Middenstand en Landbouw ieder jaar een waarschuwingssysteem met een dertigtal waarnemingsvelden.

U kunt het systeem raadplegen via een antwoordapparaat (tel.: (016)81 66 51) en via de landbouwmedia. De

spuitadviezen houden rekening met de intensiteit van de ziektesymptomen en met het aantal aangetaste velden. Zoals altijd is het belangrijk dat u zelf de nodige tijd uittrekt om al uw velden te inspecteren en in functie van die

waarnemingen beslist om al dan niet te behandelen.

Aaltjes. Intensieve suikerbietenteelt doet het aantal bietencystenaaltjes in de bodem stijgen. Verschillende soorten aaltjes kunnen zelfs tot 50% schade veroorzaken. Meer dan 400 eieren per 100 gram grond veroorzaken al een

belangrijk opbrengstverlies: het wortelgewicht vermindert en door baard- en zijwortelvorming kunt u moeilijker rooien en hebt u meer grondtarra.

Een verlenging van de teeltrotatie lijkt de beste oplossing maar is moeilijk uitvoerbaar. Uiteraard schakelt u op bodems met een zware besmetting resistente variëteiten in - en alleen daar, omdat de resistente rassen in gezonde gronden maar 90% van het productieniveau halen in vergelijking met de klassieke rassen. In velden waar u meer dan 1500 eieren en larven per 100 gram grond telt, kunt u overwegen om deze rassen te gebruiken. Bovendien is het aantal aaltjes in de bodem na een teelt met een resistente vorm beduidend lager dan na een klassieke teelt.

Al enkele jaren wordt een systeem van geïntegreerde aaltjesbestrijding gehanteerd met:

• een grondanalyse,

• biologische en cultuurmaatregelen zoals vruchtopvolging,

• een vervroeging van de zaaidatum.

Doordat u zo vroeg mogelijk zaait, is de bietenplant ouder en minder gevoelig op het ogenblik dat de larven in het wortelstelsel doordringen, waardoor u een groot deel van de schade kunt voorkomen. Een goede grondbewerking die storende lagen verwijdert, geeft een goede bodemstructuur die bovendien goed water doorlaat. Dat is belangrijk omdat de parasiet een bepaalde bodemvochtigheid nodig heeft om zich te verplaatsen en de wortel binnen te dringen.

Als u gewassen in het teeltplan inbrengt die fungeren als waardplant, moet u resistente rassen gebruiken. Die bevorderen het binnendringen van de larven in de wortel maar blokkeren vervolgens de vorming van vrouwelijke larven. Niet-resistente waardplanten moet u uiteraard uit het teeltplan weren.

Als u chemische middelen gebruikt, moet u dat doen:

• tijdens de zaai,

• met een gereduceerde dosis volgens een punctuele toepassing.

Bij het gebruik van resistente rassen hoeft u geen chemische middelen te gebruiken.

Virusziekten (rhizomanie en vergelingsziekte) bestrijdt u door respectievelijk bodemschimmels of overdragende insecten uit te schakelen. Het KBIVB heeft in samenwerking met het Ministerie van Middenstand en Landbouw een waarschuwingssysteem ontwikkeld om:

• onnodige milieubelasting uit te schakelen,

• de productiekost te verlagen,

• de ontwikkeling van resistentie tegen fungiciden en insecticiden te voorkomen.

Preventief kunt u tegen virusziekten optreden door:

• de juiste keuze te maken van beschermd zaaizaad,

• mogelijke virusbronnen als voederbietenkuilen tijdig op te ruimen (vóór 1 april),

• ervoor te zorgen dat de bieten tijdig gezaaid en gesloten zijn.

Een rendabele chemische bestrijding tegen rhizomanie is niet mogelijk. De schade kan zelfs oplopen tot een halvering van de opbrengsten, waarbij een laag suikergehalte gecombineerd wordt met een geringe winbaarheid. Door de grond goed te bewerken en een groenbemestingsgewas in het voorgaande jaar te gebruiken, verlaagt u de aantastingskans. Als u een resistent ras vroeg uitzaait op een besmet perceel, kunt u een goede opbrengst realiseren. Als in bepaalde

gebieden nog maar weinig besmettingen met rhizomanie aanwezig zijn, kunnen bedrijfshygiënische maatregelen zeker zinvol zijn om een verdere verspreiding te vertragen.

Schimmelziekten. Tegen de meeste schimmels worden fungiciden in het pillenzaad ingebouwd. Bepaalde bladschimmelziekten doen zich voor in de zomermaanden bij warm en vochtig weer. Het is belangrijk dat u de waarschuwingsberichten van het Bieteninstituut opvolgt over de algemene evolutie van de ziekte en het optimale tijdstip van behandeling. Zowel voor het milieu als de rendabiliteit is een eenmalige behandeling tegen schimmels na advies door het KBIVB meestal voldoende.

Meer informatie

L. UYTDEWILLIGEN schreef het hoofdstuk over de vermindering van bestrijdingsmiddelen in de bietenteelt. Hij is te bereiken op.

Meer informatie vindt u ook in de volgende werken.

HAMMINK H. (1998) Powerpil verslaat belagers Boerderij/Akkerbouw, 1, 25

HERMANN O.; DE TEMMERMAN L. (1998)

Onkruidbestrijding met het FAR-systeem. Aanbevelingen voor 1998 De Bietplanter, 336, 45-47

HERMANN O.; MEEUS P. (1998)

Weerslag van de bladschimmelziekten en rendabiliteit van de fungicidenbehandeling De Bietplanter, 336, 51-52

VAN DER MEER – VAN OEVEREN L. (1998) Naderende revolutie in onkruidbestrijding (MLHD) Boerderij/Akkerbouw, 2, 13-14

VAN OUTRYVE J. (1997)

Suikerbieten optimaal beschermd met microgranulaat Landbouw en Techniek, 24, 34-36

VAN OUTRYVE J. (1997)

Gebruik van micro-granulaten bij suikerbieten wordt nieuw leven ingeblazen Landbouw en Techniek, 14

VIGOUREUX A. (1997)

Uitzaai van suikerbieten en cichorei dient met de nodige zorg uitgevoerd Landbouw en Techniek, 14, 14-16

WAUTERS A.; HERMANN O. (1997) Aaltjes een zorgwekkend probleem De Bietplanter, 325, 47-48

WAUTERS A.; HERMANN O. (1998)

Bietencysteaaltjes: bestrijding met resistente suikerbietenvariëteiten De Bietplanter , 336, 49-50

Z.n. (1994)

Teelthandleiding suikerbieten

Proefcentrum Akkerbouw en Groenteteelt, Lelystad

Fruitteelt

Dit hoofdstuk beschrijft enkele mogelijkheden om de milieubelasting door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de fruitteelt te minimaliseren. Als fruitteler hebt u er baat bij om

gewasbeschermingsmiddelen zo efficiënt mogelijk te gebruiken zodat u met een minimale dosis een maximaal effect bereikt met een lage milieu- en volksgezondheidsbelasting.

Laagstamboomgaarden van appel en peer hebben courante levenstijden van respectievelijk 10 à 15 en 35 à 45 jaar. Een succesvolle fruitteelt steunt dan ook op een goede basis.

In document Code van goede landbouwpraktijken (pagina 54-57)