• No results found

Materiële en personele randvoorwaarden:

In document Samen doen we het zelf (pagina 24-27)

De organisatie in zelfbeheer kan starten als de randvoorwaarden geregeld zijn: een groep mensen uit de doelgroep die willen starten met zelfbeheer, financiële middelen hebben om minimaal een jaar te draaien, een geschikt pand en een ondersteuner.

3.1.9 Huisvesting

Bij de huisvesting gaat het niet alleen om het gebouw, maar ook om de inrichting van het gebouw en de omgeving van het gebouw.

Het pand

Het pand heeft bij voorkeur eenpersoonskamers, een gemeenschappelijke leefruimte, keu-ken en voldoende sanitair voor het aantal mensen dat er woont. Eventueel is er een ruimte voor het administratief beheer. Een computer voor algemeen gebruik en internettoegang is ook belangrijk.

Alle voorzieningen beschikken over een afsluitbare ruimte of kluis, waarin (een deel van) het budget van de voorziening bewaard wordt.

De sleutel naar gevoel van eigenaarschap

Een eigen sleutel hebben van het pand waar niet-bewoners en professionals moeten aan-bellen, wordt door deelnemers vaak als een belangrijk aspect van zelfbeheer ervaren.

Praktijk

Een nachtopvang in zelfbeheer is gevestigd in het pand van een grotere voorziening, waar deelnemers moeten aanbellen om binnen gelaten te worden door professionals.

Deelnemers en ondersteuners geven aan dat daardoor hun gevoel van eigenaarschap beperkt wordt.

Andersom vinden de bewoners van JES juist dat het hebben van de sleutel en van zelf-standigheid het gevoel van eigenaarschap en verantwoordelijkheid vergroot. Datzelfde geldt ook voor het beheer van het (deel)budget van de voorziening.

Geef deelnemers de sleutel van het pand en het beheer van het (deel)budget van de voor-ziening.

Tijdstip van aanschaf of huur huisvesting

Als de startersgroep kan beschikken over passende huisvesting is dat een groot voordeel, zo niet de voorwaarde om met een groep potentiële bewoners aan de organisatie van zelf-beheer te beginnen. Als het langer dan een aantal weken duurt voordat de kandidaat-deel-nemers aan de slag kunnen en er gaan wonen, ebt de interesse weg en trekken mensen zich terug uit het project. Als de startersgroep in het toekomstige gebouw kan vergaderen en rondlopen, ontstaan vanzelf ideeën over wat er moet gebeuren om het pand bewoon-baar te maken, om samen te kunnen wonen en de afspraken die daarvoor nodig zijn.

Tegelijkertijd kan een gebouw ook een beperkende factor worden, als de focus volledig op het gebouw ligt en niet op het zelfbeheer. Een pand dat al geregeld is, kan ook in de weg gaan zitten. Als het pand al is vastgelegd, is de overstap naar een geschiktere locatie niet zo maar mogelijk.

Inrichting van het gebouw

De bedoeling is dat de deelnemers samen voor de inrichting zorg dragen. Vaak ontstaat er een mengeling van tweedehands meubilair en spullen uit betaalbare meubelzaken. Het afstaan van oud meubilair uit de moederinstelling lijkt handig, maar is weinig bevorderlijk als de inrichting gaat lijken op ‘al die instellingen die deelnemers uit vroegere ervaringen kennen’.

Het gebouw samen inrichten, opknappen en verven in de kleuren die de initiatiefnemers zelf kiezen heeft meestal een positief effect op het zelfbewustzijn en de cohesie van de groep. ‘Het is dus echt waar dat we alles zelf mogen bepalen en op eigen kracht mogen opbouwen.’ Daarbij worden er gelijk talenten gespot: de een is goed in onderhandelen met een winkelier, de ander heeft bijvoorbeeld twee rechter handen als het om klussen gaat.

Door samen het pand op te knappen en in te richten krijgt de startersgroep de kans om ervaring op te doen in het samenwerken, te ontdekken wat er nodig is aan afspraken over de omgang met elkaar. Zo wordt het ‘al doende leren’ gelijk in gang gezet.

Huiselijke sfeer

Belangrijk is dat de inrichting van de voorziening een gastvrije, huiselijke sfeer uitstraalt, waarin de deelnemer tot rust kan komen en zich aangenomen voelt. Een donker, slecht onderhouden, benauwd gebouw waar alles ‘bully proof’ is, ademt een hele andere sfeer dan een meer huiselijke inrichting. Naast een directe werking op de gemoedstoestand, draagt het ook bij aan het zelfbeeld van bewoners: ‘Ik ben het kennelijk waard om in een mooi verzorgd huis te verblijven’.

Een mooie huiselijke inrichting bevordert het gevoel van eigenwaarde en de bereidheid om zorgzaam om te gaan met de eigen omgeving.

Ook een ruimte om je even terug trekken en een ruimte om samen te koken zijn van belang. Van belang is dat de eigen kamers van deelnemers ook weer niet zo luxueus zijn dat deelnemers zich volledig onttrekken aan het collectieve proces.

De omgeving van de huisvesting

Het hebben van een geschikt pand lijkt een voorwaarde om van start te kunnen, al is het maar om het tastbaar te maken voor de deelnemersgroep. En de huisvesting dient te pas-sen bij de behoeften van de doelgroep. Bijvoorbeeld door:

• in de buurt te liggen waar de deelnemers vandaan komen;

• voorzieningen in de buurt te hebben waarvan de deelnemers gebruik maken;

• vrij toegankelijk te zijn voor de deelnemers door een eigen ingang.

Praktijk

Zorghotel Pitstop is gevestigd in een statig herenhuis met eigen ingang, een achterom en een grote achtertuin, in het centrum van Haarlem. Dit pand werkt uitermate inspire-rend voor de deelnemers om in zelfbeheer te beginnen.

De integratie van één van de vriendenhuizen van Vriendggz in een deel van een groot bejaardencentrum blijkt geslaagd. Een vriendenhuis is een gastenverblijf en activiteiten-centrum voor en door mensen met GGZ problemen. Door de wijziging in beleid biedt het oorspronkelijke bejaardencentrum nu aan verschillende doelgroepen plek. Het oogt en voelt aan als een gezellige gemengde buurt in een gewone woonwijk.

In document Samen doen we het zelf (pagina 24-27)