• No results found

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de behoefte aan verkenningen in de markt. De markt voor verken- ningen omvat grofweg de overheid, het bedrijfsleven en de kennisinstellingen. De marktverkenning is uitgevoerd door gesprekken te voeren met een aantal potentiële op- drachtgevers. De werkgroep heeft een selectie gemaakt van negen te bezoeken instellingen en bedrijven: drie in de categorie overheid, twee in de categorie kennisinstellingen en vier in de categorie bedrijfsleven. De volgende instanties en bedrijven zijn bezocht:

overheid

1. Europese Commissie: DG VI, A/3 RICA; 2. Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij; 3. Provincie Noord-Holland; bedrijfsleven 4. Gist-Brocades NV; 5. Koninklijke Shell; 6. NUTRECO International BV; 7. Rabobank Nederland; kennisinstellingen

8. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM); 9. Rijksplanologische Dienst (RPD).

Aan de hand van een vooraf opgestelde lijst met vragen (zie bijlage 1) zijn steeds door twee DLO'ers gesprekken gevoerd met experts werkzaam bij bovengenoemde bedrij- ven en instellingen (voor een lijst met de geïnterviewde personen, zie bijlage 2). Deze experts houden zich primair bezig met strategische planning en besluitvorming, en maken hierdoor veelal gebruik van scenario's en/of verkenningen. Van de interviews zijn vervol- gens schriftelijke verslagen gemaakt. In paragraaf 5.2 tot en met paragraaf 5.4 worden per categorie de resultaten van de interviews weergegeven en geanalyseerd. Voorts worden conclusies getrokken ten aanzien van de marktpotenties van de voorgestelde verkenningen.

5.2 Overheid

In de categorie overheid is gesproken met vertegenwoordigers op Europees, nationaal en provinciaal niveau. In de beschrijving van de observaties die in de interviews zijn gedaan gaan we uit van deze volgorde: van internationaal naar regionaal.

Op Europees niveau is de belangstelling voor de toekomst gericht op de komende tien jaar; een periode die men nog redelijk voorstelbaar acht. De nadruk ligt in analyses vooral op de mogelijke gevolgen van een uitbreiding van de Europese Unie en de voort- gaande integratie van productmarkten op wereldniveau. De beleidsanalyses waarvoor de verkenningen worden opgesteld, zijn gericht op het signaleren van knelpunten in het be- leid. Vervolgens worden aanpassingen van het beleid voorgesteld die een bijdrage leveren aan de oplossing van de gesignaleerde knelpunten.

De door ons voorgestelde aanpak komt ambitieus over, maar er is ook erkenning dat voor een integrale visie op de toekomstige ontwikkelingen van de landbouw en de sturing van het onderzoek een brede aanpak gericht op de langere termijn gewenst is. DG-VI be- schikt over onvoldoende kennis op het gebied van agrotechnologisch onderzoek om dergelijk onderzoek zelf te sturen.

In het interview is eveneens gebleken dat de Commissie steeds meer aandacht heeft voor de consument en de burger. Dit komt onder meer tot uiting in de bewustwording rond de BSE affaire en de aandacht voor dierwelzijn op Europees niveau. Maar ook komt dit naar voren in de aandacht voor randvoorwaarden voor en neveneffecten van agrarische productie: milieu en plattelandsontwikkeling.

Op nationaal niveau is men zich bewust van het feit dat de toekomst niet voorspel- baar is en dat het daarom zinvoller is om mogelijke toekomstbeelden te verkennen. Het gaat daarbij niet om wenselijke toekomstbeelden maar om wat er kan plaatsvinden. Er is daarom weerstand tegen de term 'ontwerpen', waarbij de suggestie wordt gewekt dat we met een maakbare wereld hebben te maken. Belangrijker is om de concurrentie om schaar- se hulpbronnen als uitgangspunt te nemen, evenals de eisen van een kritische samenleving en na te gaan wat de mogelijke uitkomsten van een interactie tussen strijdige wensen en verlangens zullen zijn. Met andere woorden, de analyse van krachtenvelden dient een be- langrijk onderdeel van toekomst gerichte studies te zijn. Voor de discussie en besluitvorming is het van belang dat er zoveel mogelijk voorstelbare toekomstbeelden worden geschetst.

Op provinciaal niveau is duidelijk belangstelling voor de lange termijn. De provincie Noord- Holland bezint zich op de situatie in 2030. Deze bezinning is vooral gericht op de ruimtelijke inrichting van de provincie op die termijn. Landbouw speelt daarin een belang- rijke rol en met het oog hierop wil men zich ook een beeld vormen over hoe de Landbouw er tegen die tijd uit zal zien. Op provinciaal niveau is het van belang om de ruimtelijke schaal voldoende in de gaten te houden. Men is zich er van bewust dat de omgeving van de provincie (EU-beleid, internationale handelsafspraken) een dominante invloed heeft op de ontwikkeling van de Landbouw in Noord-Holland. Met het oog hierop is het voor de pro- vincie van belang dat deze omgevingsfactoren voldoende in kaart zijn gebracht. Voor de acceptatie van de uitkomst van verkenningen is het van belang dat deze herkenbaar zijn op bestuurlijk niveau.

5.3 Bedrijfsleven

Een viertal grote ondernemingen zijn door ons benaderd voor een gesprek over de zin van verkenningen. Deze ondernemingen hebben een internationale oriëntatie. Gist-Brocades

heeft te maken met de primaire agrarische productie en het agribusinesscomplex. Deze on- derneming participeert in het Wageningen Centre for Food Science. Shell richt zich op de productie van energie en heeft raakvlakken met DLO op het gebied van gewasbescherming en agrificatie (bijzondere plantencomponenten en biomassa). NUTRECO is een internatio- nale onderneming op het gebied van veevoeders en Rabobank richt zich op de primaire sector en de internationale agribusiness.

Voor Gist-Brocades is van belang dat genetisch gemodificeerde grondstoffen ook in Euro- pa voor voedingsmiddelen worden toegestaan. Voorts wordt geconstateerd dat er sprake is van ketenomkering, waarbij het zwaartepunt in de keten verschuift van de primaire sector naar de industrie. Gist-Brocades denkt op wereldniveau en verkenningen zijn voor deze onderneming van belang wanneer daarin redelijk revolutionaire ontwikkelingen (macht van de grote industrie, kant en klaar maaltijden, eiwitten uit novel proteïnes) worden mee- genomen. Gist-Brocades ziet zich niet als een financier van dit type verkenningen maar ze worden wel waardevol geacht.

Shell is zelf ook steeds bezig met langetermijnverkenningen. Shell ziet de uitdaging in het ondernemen in een duurzame samenleving. Dat geldt ook voor het landbouwbedrijf: de druk wordt steeds groter maar ook de mogelijkheden om oplossingen te vinden. Shell is met name geïnteresseerd in de mogelijkheden van duurzame energie: de 'renewable energy sources'. Een van de mogelijkheden die Shell ziet is de teelt van hout voor energie doelein- den. Met het oog hierop is Shell met name geïnteresseerd in verkenningen van de agrosector waarin duurzame energiebronnen worden meegenomen.

NUTRECO werkt vanuit een strategische visie. Hierbij wordt meer waarde gehecht aan de middellange termijn dan aan ontwikkelingen op de zeer lange termijn. Voorspellin- gen zijn vrijwel niet mogelijk en de maakbaarheid van de samenleving is beperkt en daarmee de zin van het ontwerpen. Wel is van belang om te weten wat er zou kunnen ge- beuren. Voorts wordt in het interview geconstateerd dat het proces van verkennen zeker zo belangrijk is als de uitkomst, hetgeen van belang is voor de interne uitvoering van het ver- kenningsproces. NUTRECO is vooral geïnteresseerd in de toekomstige dierlijke productie alsmede de plaats en functie van dierlijke eiwitten in het voedselpakket. Toekomstverken- ningen dienen een breed perspectief te hebben en zouden niet op een bepaald aspect gefocussed moeten worden. De mogelijkheden voor multidisciplinair onderzoek door DLO worden door NUTRECO hoog aangeslagen, gegeven het kennispotentieel. Ook de voorge- stelde aanpak van verkennen spreekt aan. NUTRECO ziet zich niet als opdrachtgever voor dergelijke verkenningen, maar is wel bereid daarin te participeren.

De Rabobank voert zelf studies uit ten behoeve van haar strategische planning. Er worden verkenningen op verschillende niveaus uitgevoerd. De Rabobank ziet het meeste in verkenning van de middellange termijn. Van belang is dat vooraf duidelijk wordt gesteld wat het doel is van de verkenning. Er wordt op gewezen dat er reeds door vele instanties verkenningen worden uitgevoerd. In het interview is voorts gesproken over de vaardighe- den die onderzoekers moeten hebben om een verkenning goed uit te voeren. Het gaat er niet alleen om, om een bepaalde methodiek voor verkenningen te ontwikkelen, maar even- zeer om de creativiteit en het innovatie vermogen van mensen te stimuleren.

5.4 Kennisinstellingen

Er zijn twee kennisinstellingen benaderd die potentiële gebruikers van verkennende studies kunnen zijn: het RIVM en de RPD. Zij staan eveneens voor andere kennisinstellingen hoewel de positie van beide in Nederland uniek is.

Het RIVM is zelf betrokken bij het opstellen van verkenningen met een tijdshorizon van 20 tot 25 jaar. Feitelijk wordt deze horizon nog wat te beperkt gevonden en zou men voor de landbouw wel studies willen zien met een horizon van 50 jaar. Dergelijke verken- ningen zouden in een ruime setting (de wereld) moeten worden uitgevoerd. Het RIVM verwacht in de komende eeuw een grote concurrentie om de ruimte in letterlijke zin en ook in de figuurlijke zin van milieudruk. De vraag is welke uitkomsten we van dat proces kun- nen verwachten. Een interessante verkenning komt alleen tot stand door visie in de optiek van het RIVM. Daardoor ontstaan scenario's die voldoende divergeren om onze inzichten te vergroten. Omdat vanuit het RIVM met name wordt gekeken naar de zeer lange termijn verwacht men hier meer van de maakbaarheid van onze toekomst. Het RIVM ziet een dui- delijke rol voor DLO bij het verkennen van de agrosector en juicht het initiatief dat is ondernomen dan ook toe. Zij zijn bereid daarbij ook samen te werken met DLO.

De RPD kijkt vanuit een internationale context (Europa) naar Nederland. Van ouds- her is de RPD gewend om te werken vanuit een strategische visie. Elk decennium verschijnt er een nota RO. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Integratie van ruimte en milieu is naar de toekomst toe noodzakelijk, waarbij de provincies voorop lopen. Als grote ruimtegebruiker is de Landbouw altijd al een belangrijk aandachtspunt geweest voor de RPD. Er is behoefte aan lange termijn verkenningen, zoals voorgesteld in agrosector 21ste eeuw, met een focus op 2030 en later, waarbij de nadruk ligt op Nederland binnen Europa. Bij de verkenning van de verschillende eisenprogramma's wordt gesuggereerd niet alleen naar een standpunt te kijken maar ook en vooral naar het waarom van het standpunt: het waarom achter het ei- senpakket. Dat geeft meer inzicht en mogelijkheden om tot oplossingen te komen. Ook hier wordt aangedrongen op creativiteit en diversiteit in de ideevorming.

5.5 Conclusies

Er is een brede belangstelling voor verkenningen bij de geïnterviewden. Zowel overheid, bedrijfsleven als kennisinstellingen zijn daar bij betrokken en er is bij een aantal van hen ook bereidheid om daarin te participeren. De interviews zijn minder geschikt om te trace- ren of er ook bereidheid is om daaraan mee te betalen, omdat niet over een specifiek product wordt gesproken. De indruk bestaat dat wanneer ook bij verkenningen voldoende maatwerk wordt geleverd dat er dan goede mogelijkheden zijn voor mede financiering.

Bij de geïnterviewden is een aanmerkelijk verschil voor wat betreft de tijdshorizon van verkenningen, uiteenlopende van vijf tot vijftig jaar. Naar mate er meer aan ruimtelijke planning wordt gedacht wordt de tijdshorizon langer. Markgerichtheid verkort de tijdshori- zon. Beleidsagenda's voor landbouwbeleid zijn meer op een termijn van tien tot vijftien jaar gericht, waarbij vijftien jaar al als zeer lang wordt ervaren.

Min of meer parallel aan het aspect tijd zijn er ook gedachten over de maakbaarheid van de samenleving en het begrip 'ontwerp'. Bij een langere tijdshorizon denkt men eerder aan beïnvloeding vanuit centrale sturing en heeft men meer aan de gedachte van het ont- werpen. Het tegengestelde is waar bij een relatief korte tijdshorizon. Uiteraard zijn de mogelijkheden voor de rol van technologische en wetenschappelijke vernieuwingen groter naarmate er meer tijd is.

De geïnterviewden laten zich positief uit over de voorgestelde wijze van verkennen. Dit komt enerzijds door de behoefte die er is om het inzicht in mogelijke toekomstbeelden te vergroten. Echter het komt ook voort uit de voorgestelde aanpak van het opzoeken en analyseren van spanningsvelden en het zoeken van mogelijke oplossingen vanuit een brede optiek: economisch, bestuurlijk en technisch. Op dit punt verwacht men ook een bijdrage van DLO en thans mogelijk van Wageningen UR.

In de interviews zijn ook kritische geluiden naar voren gekomen. Deze betreffen dan vooral de intentie waarmee aan een verkenning wordt begonnen. Er is geen belangstelling voor voorspellingen, omdat men niet verwacht dat de toekomst voorspelbaar is. Anders ligt dat met de krachten die er spelen en die invloed op de ontwikkelingen hebben. Daarmee wordt het inzicht vergroot in de eigen positie en gewenste of meer kansrijke acties. Voorts is erop gewezen dat het doen van verkenningen andere vaardigheden van mensen vraagt dan die van een onderzoeker worden verlangd. Het loskomen van de eigen discipline en creatief mee kunnen denken over onorthodoxe zaken is van belang.

6. Conclusies

Algemeen

Toekomstverkenningen hebben voor het onderzoek als zodanig een sterk structurerende werking. Door systematisch en integraal naar de toekomst te kijken creëren we een mo- ment van bezinning op ons werk in ruime zin: wat leveren wij aan producten; waar houden wij ons in de toekomst mee bezig. Naar buiten toe is het een goede mogelijkheid om je als onderzoekorganisatie te profileren omdat je blijkt geeft van deelname aan het maatschap- pelijk debat en dat je daar ook een onderbouwde visie op hebt. Voorts leidt het proces tot een uitbreiding van het netwerk en in die zin snijdt het mes aan twee kanten. Uiteraard is er sprake van profilering vanuit een bepaalde invalshoek maar dat maakt de positie van DLO juist sterker. Intern kan een proces van verkenningen ook leiden tot een gezamenlijk ver- kregen en gedragen inzicht waardoor discussies over de gewenste richting in het onderzoek ook een referentiekader verkrijgen. Met name voor de samenwerking en afstemming van het onderzoek tussen zoveel verschillende disciplines is dit een belangrijke bouwsteen voor DLO als geheel.

In de conclusies gaan we in op een tweetal zaken: a) welke behoefte is er geconsta- teerd aan verkenningen?; en b) is DLO in staat om daar vorm en inhoud aan te geven?

Welke behoefte is er geconstateerd aan verkenningen?

Het overzicht in dit rapport laat zien dat er reeds veel verkenningen plaatsvinden. Wanneer DLO met verkenningen aan de slag gaat dient het onderscheidende karakter van deze ver- kenningen vanaf het begin duidelijk te zijn, waarbij interne en externe doelen duidelijk dienen te worden geëxpliciteerd. Het lijkt daarbij verstandig om van 'grof' naar 'fijn' te werken, waarmee bedoeld wordt dat studies die in ruimte en tijd een groter deel bestrijken vooraf gaan aan meer gedetailleerde studies. Het neerzetten van een kader is van groot be- lang.

De hier voorgestelde benadering van analyse van het krachtenveld is in de interviews ambitieus en interessant genoemd. De aanpak wordt gezien als een goede mogelijkheid om vanuit het maatschappelijk en economisch krachtenveld na te gaan welke krachten er op de agrosector werkzaam zijn en waar technische en organisatorische vernieuwingen een bij- drage kunnen leveren aan de oplossing van knelpunten. Hierdoor ontstaat een visie op de te verwachten ontwikkelingstendens. Dat laatste is een goede mogelijkheid voor DLO om te komen tot een strategische onderzoeksagenda. Anderzijds was het voor de geïnterviewden ook nog moeilijk om zich een goed beeld te vormen gelet op het abstractieniveau.

Voor de verkenningen op lange termijn en in internationaal kader zijn beperkte fi- nancieringsmogelijkheden bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, alsmede de Ministeries van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij evenals Eco- nomische Zaken, gelet op het onderwerp en de belangstelling. Beperkt, omdat zij wel

interesse zullen hebben voor een dergelijke studie maar geen specifiek belang. Wel zullen zij belangstellen in de participatie in een dergelijk proces. DLO heeft ook zelf belang bij dergelijke studies, omdat daarmee strategische informatie wordt verkregen over potentieel kansrijke ontwikkelingsrichtingen in het onderzoek. Vanuit dit gezichtspunt lijkt het ook verantwoord om projecten op dit ruime en integrale niveau gedeeltelijk uit SEO-gelden te financieren. Dit kunnen zowel concern als instituuts-SEO-gelden zijn.

Uit de interviews is gebleken dat instellingen als de RPD en het RIVM en mogelijk het CPB eerder gericht zijn op een langere termijn dan het bedrijfsleven en diegenen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van het (landbouw)beleid. Het opzetten van verkennin- gen zou dan ook in samenwerking met deze instellingen gedaan kunnen worden. Het RIVM gaf ook expliciet aan dat wij een bijdrage zouden kunnen leveren aan de verkennin- gen waarmee zij bezig zijn. Er dient echter rekening mee te worden gehouden dat een nationaal kader te eng is voor een zinvolle verkenning van de agribusiness in de toekomst: de agribusiness werkt in een internationale setting en de wereld is haar speelveld. Verken- ningen dienen daar rekening mee te houden. Voldoende aandacht voor het internationale kader van de ontwikkelingen in de agribusiness is een kritische succesfactor voor elke ver- kenning.

In tweede instantie kunnen verkenningen die meer zijn toegespitst op een beperktere ruimtelijke en tijdschaal worden uitgevoerd voor het bedrijfsleven, onderdelen van de rijksoverheid, de Europese commissie en lagere overheden. De vragen die opgeroepen worden door het neerzetten van de ontwikkelingsmogelijkheden op langere termijn, in een meer globale studie, behoeven een inkleuring op meer gedetailleerd niveau. In dit stadium zullen vragende partijen een belangrijke invloed hebben op het doel en de setting van de verkenning.

Verkenningen die in tweede instantie worden uitgevoerd zouden geheel of ten minste grotendeels door externe opdrachtgevers betaald dienen te worden, omdat daarmee meer specifieke informatie wordt gegenereerd die vooral van belang is voor de opdrachtgever. Omdat in sommige gevallen een dergelijke opdracht ook van belang kan zijn voor de on- derzoeksstrategie van DLO of een instituut binnen DLO kan in een aantal gevallen medefinanciering worden overwogen.

Verkenningen op een meer specifiek gebied kunnen zowel qua inhoud als qua functie beter voldoen aan hun doelstelling, wanneer er een actieve participatie van de zijde van de opdrachtgever is. Verkenningen dienen veelal een strategisch doel en dat doel wordt beter en eerder bereikt wanneer de mensen die voor het behalen ervan verantwoordelijk zijn meegroeien in het proces van de verkenning. In veel gevallen beschikken zij ook over in- formatie die van essentieel belang is voor de verkenning.

DLO in staat om inhoud te geven aan onderscheidende toekomstverkenningen voor de agrosector?

In deze rapportage wordt een aanzet gegeven tot een nieuwe benadering van toekomstver- kenningen, gebaseerd op het heden en uitgaande van het krachtenveld waarin de ontwikkelingen plaatsvinden. Door dit krachtenveld te benoemen en te analyseren in de vorm van programma's van eisen van verschillende belanghebbenden ontstaat inzicht in de ontwikkelingsrichting van (onderdelen van) de agrosector. Het voorgestelde vierfasenpro-

ces is een duidelijke structurering van de werkzaamheden waardoor de communicatie van deelnemers onderling en naar de opdrachtgever van de verkenning wordt bevorderd. Een eerste ervaring met deze benadering in deze programmeringsstudie is zondermeer positief

GERELATEERDE DOCUMENTEN