• No results found

Nu was Maria gekomen, en 't Rosalien zag 't al meteen hoe deze de twee oudsten in zachtaardigheid en geduld ver zou overtreffen

‘Dat Franske van jullie - ik zeg 't je - juist de oudste van den jongen baron bij ons,’

had 't Stefanie dezen zomer 'ns beweerd. 't Stefanie kwam sinds verleden voorjaar

'ns een geregelden keer Garversberg op, nu ook met haar eersteling in den wagen,

-een Anneke als 'n pronkpop, blank en blond en blauwoogig. Maar 't Stefanie kon

haar blik niet afhouden van dat mooie zwartlokkige ranke en elegante Franske: ‘Zoo

een zou ik er me bij wenschen.’ - Op Villa Weltevreden evenwel bleef 't altijd alleen

nogmaar bij het eerste - terwijl op Garvershof het vierde al op komst was. Het vierde

kwám, - half October, - twee maanden te vroeg. Weer een meisje.

‘We hebben 't zelf meteen moeten doopen, - en 't heet Lucia, naar u,’ kwam Plonia

aan grootmoeder Lucie vertellen. Zonder er bij te voegen, dat de dokter het leven

van moeder en kind door het oog van een naald had gehaald, - zooals de heele Bult

dat al wist. Aan de weduwe Garversman moesten alle emoties bespaard blijven, had

de dokter gewaarschuwd. Het laatste halfjaar kwam ze niet meer van 'r slaapkamer

af, van het bed in den stoel. Hart en nieren waren aangetast, nog bij haar kwalen van

eerst en altijd. - ‘Neen hoor, ge hoeft u heelemaal niet ongerust

te maken,’ - paaide Plonia haar. ‘Al is 'n zevenmaandsch kind dan nog zoo'n teer

vogelke.’

‘lk ben er immertoe wel bang voor geweest,’ bekende Lucie. ‘'t Moest wel

misloopen dezen keer... Er wordt al te veel van 't arm Rosalien gevergd... En dan mij

nog er bij te verzorgen - trap op, trap af... Was ik maar bij de Zusters in Overdael!’

Omdat er groote tranen uit haar oogen sprongen, terwijl ze dat zei, bleef Plonia haar

onderzoekend aanzien... ‘'k Geloof,’ polste ze, ‘dat ge daar in 't diepst van uw hart

immertoe nog echt naar verlangt, om bij de Zusters in Overdael te zijn.’

‘Eigenlijk al - m'n leven lang.’ 't Kwam er met een snik uit. Een warreling van

herinneringen en inzichten was er door dat woord van Plonia opeens in Lucie Krevel

'r ziel verwekt: zelfverwijt, dat ze in haar jonge jaren haar ware en eenige roeping

voor het kloosterleven had prijsgegeven voor den aandrang van Nicolas Garversman:

- de eenige, zij, die hem kon redden van het tijdelijk en eeuwig verderf, zooals hij

beweerde in haar tijd van twijfelen en bedenken; daarna de mislukking van haar

huwelijk; later die bedrogen hoop voor een kloosterroeping bij haar eenig kind; - en

de laatste jaren midden in het geroezemoes van het jonge gezin, aldoor heviger in

haar dat heimwee naar de rust van dat klooster ginder in Overdael, haar geboortedorp,

- de kloosterstilte doorklaard van den Overdaelschen zonneschijn, zooals die haar

meisjeskamertje in 't ouderhuis had doorschenen. ‘Als ge dat graag zoudt willen,’

weifelde Plonia, ‘zou ik hun misschien weleens aan 't verstand kunnen brengen, dat

ze u uw zin laten doen... Waar zoudt ge ook beter kunnen zijn?’

‘Zwijgen, Plonia, asteblief zwijgen! Geen woord er over.’ Lucie was er echt van

verschrokken, dat haar zielsgeheim haar nu toch ontsnapt was - en nogwel tegen die

praatgrage Plonia: ‘Zooals wij er hier voorzitten, - dat verstaat ge tochwel, - is zooiets

niet te bekostigen! - Niks er van zeggen. 't Rosalien zou 't zich maar aantrekken - Ze

heeft altijd zoo haar uiterste best voor me gedaan, - al te veel, dat ziet ge nu zelf!

Meer dan ze kon en mocht. - En nou, - daar ligt ze, - en ik, die niet in staat ben - al

was 't nog maar het oog op de twee oudsten te houden.’ - Koortsig wond Lucie zich

meer en meer op.

‘Ge weet immers wel, dat de gansche buurt opkomt als er ergens de nood aan den

man is, zooals nou hier weer... Anna Ruiters

en de vrouw van Drikus zijn er allebei, beneden in de keuken bij de kinderen. En als

ge nu rustig blijft en slapen gaat... Wie zegt, dat ge dan niet 'ns gauw kunt gaan kijken

naar de nieuwe kleindochter...’

‘Maar dat doe 'k in alle geval! - Natuurlijk! Vijf stappen den overloop over...’

Nog in den loop van dienzelfden morgen zat de dokter bij de weduwe Garversman,

- verbood haar zelfs die vijf stappen, en zei zoo: ‘Veel beter zou 't zijn voor u en ook

voor uw dochter, als u rustig en goed verzorgd bij de Zusters in Overdael waart.’

‘Dat heeft Plonia u gezegd!’ Lucie speurde verraad, diep verontwaardigd.

‘Goed gemeend in ieder geval... Maar van 't eerste oogenblik af had ik dat zelf

tochal gedacht, - zonder te weten, hoe u er voor zoudt staan. Dat beloof ik u,

eerstdaags zal 'k er met uw schoonzoon eens ernstig over spreken.’

‘De kosten, heer dokter! En juist nou 't gezin aldoor grooter wordt... Geen denken

aan.’ Lucie kwam er altijd moeilijk toe om aan vreemden iets van hun zorgen te laten

doorschemeren.

‘Kom, kom, - daar zal wel een schikking voor te treffen zijn, - de Zusters, die

Leonardus sinds jaren kennen - en u natuurlijk ook.’

‘Mij? - van klein kind af - toen m'n moeder er me naar de bewaarschool bracht...

Het is daar altijd m'n ander thuis geweest... en - 'k moest er misschien in m'n jeugd

liever voorgoed zijn ingetrokken - inplaats van hier op Garvershof.’

‘Dat hebben we zelf niet in onze hand, wáár we terechtkomen, moeder. Maar dat

ge daar een rustigen ouden dag gaat doorbrengen, - daar zal ik nu 'ns voor zorgen.’

‘Als u meent, er iets op te kunnen vinden... zonder dat 't vanden-armen moet gaan,

dat óók niet.’

‘Natuurlijk, heelemaal naar uw stand en staat,’ stelde de dokter haar gerust.

‘Ja, dan! - dan zal God u loonen!’ Lucie Krevel gaf zich over en werd met haar

nieuwe illusie meteen al kalmer. Ze leefde er van op... ‘Als 'k nou nog, over 'n paar

dagen, naar m'n dochter mag... vijf stappen immers maar, de gang over...’

‘Dat hangt enkel van u zelf af... u stilhouden, - meewerken. Overmorgen zullen

we verder zien.’