• No results found

4.1 Operationalisering en constructen

4.1.2 Marginalisering in mediaberichtgeving

Eén van de centrale onderzoeksthema’s is in dit geval de mogelijkheid van aanwezigheid van marginalisatieprocessen in mediaberichtgeving. Een op het eerste oog problematisch aspect is dat anarchisten anders zijn dan de meeste sociale bewegingen in hun relatie tot de media. Het is mogelijk dat anarchisten de media trachten te gebruiken voor het efficiënt overbrengen van hun idealen (o.a. Vliegenthart & Walgrave, 2012). Anarchisten kunnen vanuit waardering van individuele autonomie over het algemeen echter een voorkeur hebben voor directe actie: het zelf in de hand houden van actiemiddelen in plaats van het uit handen geven aan externe partijen (Borum & Tilby, 2005; Marshall, 2008). Bovendien kunnen anarchisten de media als verlengstuk van het systeem zien dat zij juist willen hervormen, waardoor ze mogelijk principiële bezwaren kunnen hebben tegen media, of de media als inherent vooringenomen kunnen beschouwen (Foucault, 1982; Williams, 2007).

Ongeacht de perceptie van anarchisten op de media blijft staan dat mediaframes enerzijds en persoonlijke ervaringen van anarchisten anderzijds invloed kunnen hebben op andere maatschappelijke partijen. Ook al zouden anarchisten het anders willen, media kunnen invloedrijke marginaliseringsprocessen uitvoeren (o.a. McLeod, 1995; Shoemaker, 1982).

Omwille van de gevolgen die media kunnen hebben op anarchisten en de ambitie met betrekking tot individuele autonomie van anarchisten, is gekozen om naast de marginaliseringsmiddelen bij dit construct ook te kijken naar de effecten van

! #)! mediaberichtgeving op anarchisten. Hierdoor is zowel gekeken naar de relatie tussen de berichtgeving en anarchisten, als naar wat anarchisten zelf ervaren en ondernemen.

Allereerst is onderzocht in hoeverre de marginaliseringsmiddelen zoals deze naar voren zijn gekomen in het theoretisch kader terugkomen in mediaberichtgeving. Hierbij horen de veertien marginaliseringsmiddelen die Dardis (2006) op een rij had gezet, te weten: algemene wetteloosheid, confrontatie met politie, freak show, idioot gedrag, carnaval, statistieken, generalisaties, ooggetuigen, officiële bronnen, protest als verraad, verzet tegen anarchie, protest als antitroepen, counterdemonstraties en historische vergelijkingen. Historische vergelijkingen is voor de media-analyse opgedeeld in zowel historische als niet- historische vergelijkingen, omdat sommige vergelijkingen zonder historisch uitgangspunt kunnen worden gekarakteriseerd. De codes per marginaliseringsmiddel zijn te vinden in de codeerhandleiding in bijlage 8.4.

Een volgend marginaliseringsmiddel kan worden herleid uit werk van Smith en collega’s (2001), waarin onderscheid gemaakt wordt tussen een episodisch of thematisch type berichtsframe. Daarnaast hebben Terkildsen, Schnell en Ling (1998) uitgeweid over issue dualism: in welke mate er verschillende relevante standpunten worden behandeld bij berichtgeving. Vervolgens zijn McLeod en Hertog (1992) besproken, die het aanhalen of construeren van een publieke opinie als noemer van deviantie analyseerden als mogelijk marginalisatiemiddel. Tot slot is nog in mediaberichtgeving gekeken in hoeverre er wordt ingegaan op centrale informatie of op randzaken naar aanleiding van het werk van Entman en Rojecki (1993).

Verder is het karakter van nieuwsgeving worden meegenomen: er is gekeken naar het type medium en wat voor nieuwsberichtgeving deze hanteert. De media kunnen ingedeeld worden op basis van hun commerciële, publieke of alternatieve karakter (Smith et al, 2001).

Naast de media-analyse is ook de ervaring van de anarchisten meegenomen. Er is met anarchisten gereflecteerd op mediaberichtgeving, waarna doorgevraagd werd op welke manieren zij deze berichtgeving ervaren. Hier kan het gaan om zowel positieve als negatieve gevolgen: media kunnen zowel sociale bewegingen sterken als tegenwerken (Vliegenthart & Walgrave, 2012). Naast reflectie van anarchisten op de mediaframes is gekeken of anarchisten aangeven dat ze effecten ondervinden van deze berichtgeving. Er is daarom gevraagd naar sociaal kapitaal, directe actie, veiligheidscultuur en agency.

Sociaal kapitaal is omschreven aan de hand van Bourdieu (1986) en Putnam (2000) als de mate waarin een anarchist zich bevindt in een netwerk waarin goederen, diensten of contacten aangewend kunnen worden ten bate van maatschappelijke en sociale ontplooiing.

! #*! Er is gevraagd of mediaberichtgeving gevolgen heeft voor anarchisten bij het vergaren van sociaal of politiek kapitaal. Politiek kapitaal omvat hierbij niet de mate dat de anarchist kan participeren in het democratisch bestel, dat zou tegen het anarchist-zijn ingaan, maar behandelt in hoeverre de anarchist hervorming of revolutie waarschijnlijk acht en of de anarchist zich in staat voelt om zich politiek te uiten. Sociaal kapitaal gaat onder meer over de omgang met andere mensen, het behouden en winnen van contacten en de mate van sociaal vertrouwen en acceptatie als gevolgen van de ervaring van het zich bevinden in een netwerk. Hierbij hoort ook mogelijke invloed van sociale beeldvorming en stigmatisering zoals deze naar voren komt in construct 5.1.1. Economisch kapitaal wordt voor dit onderzoek niet gebruikt, door de mogelijke gevoeligheid van informatie met betrekking tot werkgelegenheid en financiële zekerheid van anarchisten.

Als mogelijkheid van response op of substituut voor mediaberichtgeving is met de anarchisten directe actie besproken. Directe actie kan gezien worden als optie om activistische ondernemingen en de mogelijke effecten daarvan meer in eigen hand te houden, waardoor het gevoel gecreëerd wordt minder overgeleverd te zijn aan invloed van externe partijen (Borum & Tilby, 2005). Directe actie kan een gevolg zijn van mediaberichtgeving, maar hoeft dit niet noodzakelijkerwijs te zijn. Er is gekeken of door anarchisten de voorkeur wordt gegeven aan directe actie of dat directe actie beïnvloed is door mediaberichtgeving.

Een ander concept dat naar voren is gekomen in het theoretisch kader is de veiligheidscultuur (Robinson, 2008). Dit is een systeem van omgangsnormen waarin getracht wordt infiltratie van buitenaf tegen te gaan en zowel intern als extern voorzichtig informatie met om te gaan. Er is gekeken of er noties van een veiligheidscultuur zijn gesteld en of aangegeven wordt of een mogelijke veiligheidscultuur aan intensiteit toe- of afgenomen is naar aanleiding van mediaberichtgeving.

Tot slot is nog onderzocht of mediaberichtgeving effecten heeft gehad op de mate van agency van anarchisten. Naar aanleiding van Giddens (1979) is gekeken in hoeverre anarchisten hun omgeving betrekken bij hun maatschappelijk bewustzijn en de totstandkoming van hun zelfbeeld. Daarnaast is beschouwd in hoeverre anarchisten zichzelf of anderen mobiliseren, of het corresponderende zelfbeeld hebben om dit te ambiëren, om de omgeving om hen heen te veranderen. Ook in dit geval is geprobeerd dit in relatie tot media te analyseren.

! $+!