• No results found

5 Overige waterflora

5.4 Macroalgen en angiospermen

Er zijn vijf deelmaatlatten: kwelder-areaal, kwelder-kwaliteit, areaal, zeegras-kwaliteit en zeewier zacht substraat.

Het oordeel voor macroalgen en angiospermen wordt bepaald door de laagste score te nemen van de deelmaatlatten.

5.4.1 Kwelder-areaal

Het oppervlakte aan kwelders, uitgedrukt in ha, wordt gebruikt voor de beoordeling. Het oordeel wordt gevormd door het interval van de klasse waarbinnen de oppervlakte valt.

5.4.2 Kwelder-kwaliteit

De kwaliteit van de kwelder wordt uitgedrukt in punten. Voor iedere zone (pionier, laag, midden, hoog+strandkweek, brak+riet) wordt een punt gegeven als deze niet minder dan 5%

en niet meer dan 40% van het totaal areaal beslaat. Verder wordt een punt gegeven voor ieder van de zones hoog+strandkweek en brak+riet als het aandeel climaxvegetatie, respectievelijk strandkweek en riet, er maximaal de helft is.

Het oordeel wordt gepaald door het interval van de klasse waarbinnen het puntentotaal valt.

Voor de Deltawateren (Westerschelde) ligt de brakke zone en de climaxvegetatie riet op Belgisch grondgebied en worden niet meegeteld; de maatlatgrenzen zijn hierop aangepast.

5.4.3 Zeegras-areaal

Het oppervlakte aan zeegrasvelden, uitgedrukt in percentage areaal van het hele waterlichaam en ongeacht de dichtheid binnen het areaal, wordt gebruikt voor de beoordeling. Het oordeel wordt bepaald door het interval van de klasse waarbinnen het percentage valt.

5.4.4 Zeegras-kwaliteit

De kwaliteit van de zeegrasvelden wordt uitgedrukt in de gemiddelde bedekking van de beide soorten Groot zeegras en Kleine zeegras. Het oordeel wordt gevormd door het interval van de klasse waarbinnen het percentage valt. Voor beide soorten wordt zo een oordeel gevormd; het hoogste oordeel van de twee is hierbij bepalend.

Daarnaast wordt in de beoordeling meegenomen of er 1 of 2 soorten zeegras zijn

waargenomen. De uiteindelijke beoordeling vindt dan plaats volgens hier afgebeelde matrix.

Tabel 4 : Beoordelingsmatrix deelmaatlat kwaliteit zeegrasvelden. Als er geen zeegras(meer) is, resulteert dit in de klasse slecht. De klasse goed en hoger kan alleen worden gehaald als de interne bedekking van het zeegrasveld meer dan 70 % bedraagt. Of zelfs meer dan 90 % als er maar 1 soort aanwezig is.

Dichtheid (% bedekking

beide soorten zeegras) 90 – 100 % 70 - 90 % 50 - 70% 30-50 % <30%

Beide soorten

zeegras aanwezig Hoog Goed Matig Ontoereikend Slecht

1 soort zeegras

aanwezig Goed Matig Ontoereikend Slecht Slecht

Soorten

Helemaal geen

zeegras aanwezig Slecht

EKR score 1.0 - 0.8 0.79 - 0.6 0.59 - 0.4 0.39 - 0.2 0.19 - 0.0

5.4.5 Zeewier zacht substraat

Het oppervlakte aan wierophopingen, uitgedrukt in percentage van het intergetijdenareaal, wordt gebruikt voor de beoordeling. Het oordeel wordt gepaald door het interval van de klasse waarbinnen het percentage valt.

Voorbeeld

voor het watertype O2 gelden de volgende klassengrenzen:

ondergrenzen voor klassen ontoereikend matig goed zeer goed

Kwelder areaal (ha) 3500 6500 10000 15000

Kwelder kwaliteit (score) 1 2-3 (2) 4-5 (3-4) 6-7 (5)

Zeegras-areaal (% tot. waterlichaam) 1 3 5 10

Klein zeegras (bedekking %) 20 30 40 60

Groot zeegras (bedekking %) 5 10 20 30

Wierophoping (% areaal) 4 2 1 0,5

EKR 0,2 0,4 0,6 0,8

waarden tussen haakjes gelden voor de Westerschelde

voor de twee waterlichamen Eems-Dollard en Westerschelde volgen hieruit de volgende oordelen per deelmaatlat (uit Van der Molen en Pot, 2007c)

waterlichaam deelmaatlat waarde oordeel

Eems-Dollard Kwelder-areaal 740 ha Slecht

Kwelder-kwaliteit Score 4 Goed

Zeegras-areaal 70 ha Slecht

Zeegras-kwaliteit 15% bedekking Groot zeegras Matig

Zeewier zachtsub <1% Zeer goed

Westerschelde Kwelder-areaal 2513 ha Slecht

Kwelder-kwaliteit Score 2 Matig

Zeegras-areaal 3 ha Slecht

Zeegras-kwaliteit 40% bedekking Klein zeegras Goed

Zeewier zachtsub <1% Zeer goed

omdat het laagste oordeel maatgevend is geldt voor beide waterlichamen een beoordeling: Slecht

NB In werkelijkheid zal de doelstelling (fors) verlaagd worden omdat de Nederlandse O wateren zijn aangemerkt al sterk veranderd of kunstmatig.

6 Macrofauna

Dit hoofdstuk gaat in detail in op de beoordeling van macrofauna. Macrofauna komt voor in alle type waterlichamen, alleen is er voor R8 geen maatlat ontwikkeld.

Meren en rivieren (m.u.v. M32)

De beoordeling wordt niet uitgevoerd als het totaal aantal taxa beneden een bepaald aantal ligt. Dit aantal is echter alleen voor de R-typen en voor M30 en M31 vastgesteld; en wel op respectievelijk 10 en 3 taxa.

De beoordeling wordt gebaseerd op de lijst van indicatorsoorten die verschilt per watertype.

Er zijn drie soorten indicatoren: dominant negatieve indicatoren (DN), dominant positieve indicatoren (DP) en kenmerkende taxa (KM) die gebruikt worden om drie parameters te berekenen:

(DN%), (KM%+DP%), (KM%). Het oordeel wordt gebaseerd op de verhouding tussen deze drie scores.

De abundantie van de soorten wordt uitgedrukt in klassen. Daartoe wordt het aantal getelde individuen omgezet volgens onderstaande tabel.

Tabel 5. Omrekening van absolute abundanties naar abundantieklassen

Absoluut aantal individuen 1 2 - 4 5 -

Voor de parameter DN% worden de klassewaarden van de soorten uit de lijsten van dominant negatieve indicatoren gesommeerd, gedeeld door het totaal van alle klassewaarden en

vervolgens vermenigvuldigd met 100 om een percentage van de maximale score te verkrijgen.

Voor de parameter KM%+DP% worden de klassewaarden van de soorten uit de lijsten van dominant positieve indicatoren en die van kenmerkende taxa bij elkaar opgeteld, gedeeld door het totaal van alle klassewaarden en vervolgens vermenigvuldigd met 100.

Voor de parameter KM% wordt het aantal soorten uit de lijsten van kenmerkende taxa gedeeld door het totaal aantal gevonden soorten en vervolgens vermenigvuldig met 100.

Met de bovenstaande parameters wordt vervolgens de beoordeling uitgerekend:

Voor de meren-typen:

EKR = { 200×(KM%/KMmax) + (100-DN%) + (KM%+DP%) }/400

Voor de rivieren-typen:

EKR = { 200×(KM%/KMmax) + 2×(100-DN%) + (KM%+DP%) }/500

Voor de grote rivieren van typen R7 en R16 komt er de term DNmax bij:

EKR = { 200×(KM%/KMmax) + 200×(1-DN%/DNmax)) + (KM%+DP%) }/500

Voor de grote rivieren van type R7 komt er bovendien de term fEPT bij:

EKR = fEPT × [{ 200×(KM%/KMmax) + 200×(1-DN%/DNmax)) + (KM%+DP%) }/500]

Voor elk watertype is een waarde vastgesteld voor de term KMmax en voor de grote rivieren ook voor DNmax. De term fEPT is een correctiefactor voor het aandeel Ephemeroptera (haften), Plecoptera (steenvliegen) en Trichoptera (kokerjuffers). Gesteld is dat een water pas

goed kan scoren als er een bepaald aantal families uit de EPT vertegenwoordigd zijn. Deze factor is afhankelijk van het aantal families uit deze groep dat wordt aangetroffen: 0-2 families: fEPT = 0,6; 3-4 families: fEPT = 0,8; 5 of meer families: fEPT = 1,0.

K- en O typen en M32

De macrofauna beoordeling voor kust- en overgangswateren, ook wel ‘benthos’ maatlat genoemd bestaat uit 3 ruimtelijk niveaus :

Niveau 1 : waterlichaam Niveau 2 : habitat

Niveau 3 : gemeenschap binnen habitat

Voor elk der ruimtelijke niveaus zijn er deelmaatlatten voor : Voorbeeld

(fictief voorbeeld)

in een monster uit een waterlichaam van type R5 zijn 25 soorten aangetroffen zoals aangegeven in onderstaande tabel (soort, n = aantal exemplaren geteld)

de aantallen worden omgezet in abundantieklassen (abund)

van alle soorten wordt gecontroleerd welke indicatie ze geven (ind)

soort n abund ind soort n abund ind

Asellus aquaticus 5 3 N Micropsectra atrofasciata 1

6

4 K

Baetis vernus 1 1 Nepa cinerea 1 1

Bithynia tentaculata 1 1 N Odagmia ornata 2 2 P

Chironomus luridus agg 4 2 N Ophidonais serpentina 1

9

4 N

Chironomus obtusidens 4 2 K Paratanytarsus dissimilis agg 1 6

4

Erpobdella nigricollis 1 1 Piscicola geometra 4 2

Glossiphonia heteroclita 3 2 Pisidium supinum 5 3 P

Helobdella stagnalis 7 3 N Psectrotanypus varius 3

2

4 N

Ilyodrilus templetoni 1 1 Theromyzon tessulatum 1 1

Ischnura elegans 6 3 Tubificidae 1

0

3 N

Limnodrilus claparedeianus 2 2 N

het aantal taxa is meer dan 10 dus kan beoordeling plaatsvinden

totaal abundantieklassen (kolom abund) is 61

totaal abundantieklassen N is 29, dat is 47,6 % van 61

totaal abundantieklassen K + P is 12, dat is 19,7 % van 61

aantal taxa K is 3, dat is 12 % van 25

voor dit type geldt KMmax = 33.

formule: EKR = { 200×(KM%/KMmax) + 2×(100-DN%) + (KM%+DP%) }/500 ingevuld: EKR = { 200×(12/33) + 2×(100-47,6) + (19,7) }/500 = 0,395 (ontoereikend) N.B. Doorgaans worden veel meer soorten gevonden dan in dit voorbeeld

-dichtheid -biomassa -similariteit -aantal soorten

Een voorbeeld is nog niet beschikbaar omdat de maatlat nog niet is afgerond.

De monitoring vindt plaats op een manier die nog niet goed is beschreven in de Richtlijnen Monitoring (v. Splunder et.al 2006). Deze monitoring en is een at random bemonstering in de relevante habitats.

7 Vissen

Dit hoofdstuk gaat in detail in op de beoordeling van vissen, aan de orde bij rivieren, meren en overgangswateren.

Er zijn 6 verschillende rekenmethoden en totaal 18 verschillende deelmaatlatten die per methode verschillen; afhankelijk van de methode worden er 3 tot 8 deelmaatlatten gebruikt.

Het oordeel voor vissen wordt bepaald door de score van de deelmaatlatten te middelen, met uitzondering van methodes 4 (zwak gebufferde plassen M12 en M26) en 6

(overgangswateren) waar de laagste score wordt gebruikt.

De volgende tabel geeft aan welke methode wordt gebruikt bij welk watertype (0 betekent dat de vissenmaatlat niet wordt berekend):

R-type 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18

7.1 Methode 1, kleinere rivieren (R4, R5, R6, R9, R10, R11, R12, R13, R14, R17, R18)

Het oordeel voor vissen wordt volgens deze methode bepaald door het gewogen gemiddelde van de scores voor acht deelmaatlatten. Daartoe worden de vissoorten in groepen van

vergelijkbare omgevingseisen gerangschikt: gildes. De deelmaatlatten geven een oordeel over de soortensamenstelling én de abundantie van de vier gilden:

• rheofiele soorten (stroomminnend)

• eurytope soorten (soorten zonder specifieke omgevingsvoorkeur)

• soorten met migratie regionaal/zee

• soorten gevoelig voor habitatverstoring

Bij de deelmaatlatten voor soortensamenstelling wordt het aantal soorten dat is aangemerkt als kenmerkend voor het watertype en behorend tot het gilde getoetst op aanwezigheid. In tegenstelling tot de deelmaatlatten voor abundantie worden dus niet alle soorten van het gilde in de berekening betrokken. Het oordeel wordt berekend uit een discreet verband tussen kwaliteit en het soortenaantal.

Bij de deelmaatlatten voor abundantie wordt het numerieke aandeel van de soorten behorend tot het gilde getoetst. Daartoe wordt het aantal vissen behorende tot het gilde gedeeld door het totaal aantal vissen en vermenigvuldigd met 100. In tegenstelling tot de deelmaatlatten voor soortensamenstelling worden alle soorten van het gilde in de berekening betrokken. Het oordeel wordt berekend uit een geknikt lineair verband tussen kwaliteit en het percentage.

Het eindoordeel wordt berekend door voor zowel de vier deelmaatlatten voor

soortensamenstelling als de vier deelmaatlatten voor abundantie de volgende formule toe te passen.

EKR (score) = [(rheofiel + eurytoop)/2 + (migratie regionaal/zee) + (habitat gevoelig)]/3 De beide waarden voor EKR worden daarna gemiddeld.

Voorbeeld methode 1

(fictief voorbeeld)

in de bemonstering van een waterlichaam van type R5 zijn de soorten aangetroffen zoals aangegeven in onderstaande tabel (soort, n = aantal exemplaren van de soorten)

de aantallen worden omgezet in percentages van het totaal (%)

van alle soorten wordt gecontroleerd tot welke gilde ze behoren en dat ze karakteristiek zijn voor dit watertype

soort n % gilde kar.

het aantal soorten per gilde dat karakteristiek is voor het watertype (laatste kolom) wordt geteld

voor de deelmaatlatten soortensamenstelling wordt het aantal karakteristieke soorten per gilde in de beoordelingstabel opgezocht voor een EKR (score)

gilde kar. srt EKR

Rheofyl (R) 1 0,2

Eurytoop (E) 1 0,1

Migratie(M) 0 0,0

Habitat gevoelig (H) 2 0,2

het aantal exemplaren van alle vissen per gilde wordt ook geteld en daarvan wordt het percentage uitgerekend van het totaal aantal vissen van alles gildes

voor de deelmaatlatten abundantie wordt de score recht evenredig tussen de meest nabije klassengrenzen berekend (methode van geknikt lineair verband)

GERELATEERDE DOCUMENTEN