• No results found

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Deel C: Uitvoerbaarheid en procedure

10.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Plan(vormings)proces

Dit plan voorziet in een logische invulling van een nog onbebouwd perceel op het bedrijventerrein Barwoutswaarder-West. Het in 2002/2003 opgestelde voorontwerp-bestemmingsplan is destijds ter inzage gelegd in het kader van de inspraakprocedure en toegestuurd aan de overleginstanties in het kader van het wettelijk vooroverleg (artikel 10 Bro 1985). Momenteel wordt het bestemmingsplan ‘Bedrijventerreinen Barwoutswaarder, Polanen en Putkop’ opgesteld. In het ontwerp van dit bestemmingsplan is het Bedrijventerrein Barwoutswaarder-West ook opgenomen. Omdat dat een conserverend bestemmingsplan betreft, wordt hierin voor de hier nog te ontwikkelen percelen voorzien in de mogelijkheid om op het perceel met een wijzigingsbevoegdheid bedrijfsbebouwing te ontwikkelen. Onderhavig plangebied is buiten dat bestemmingsplan gelaten, omdat hiervoor een apart bestemmingsplan (het voorliggende) wordt opgesteld.

Hierdoor is reeds langere tijd bekend dat het gebied een uitbreiding van het bedrijventerrein vormt. Hiermee wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.

Conclusie

Gezien het voorgaande wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.

10.3 Handhavingaspecten

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden (de vroegere aanlegvergunning) en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking van de omgevingsvergunning.

Handhaving wordt onderscheiden in preventieve en repressieve handhaving. Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen. Voorts bestaat preventieve handhaving uit het opstellen van duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels en uit communicatie en voorlichting. Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijk actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro of de Woningwet.

11 Procedure

11.1 Voorbereidingsfase

Vooraankondiging

Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient voorafgaand aan een bestemmingsplanprocedure, een vooraankondiging te worden gepubliceerd waarin de gemeente aangeeft een bestemmingsplan voor te bereiden.

Inspraak

Tegelijkertijd met het voorliggende bestemmingsplan wordt een bestemmingsplan voor de omliggende percelen opgesteld (bestemmingsplan ‘Bedrijventerreinen Barwoutswaarder, Polanen en Putkop’). Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is voor inspraak vrijgegeven.

Tevens is het plan naar diverse overleginstanties gestuurd.

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan was in dat voorontwerpbestemmingsplan opgenomen. Het had daarin de huidige agrarische bestemming met een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming ‘Bedrijventerreinen’. In het ontwerp van het bestemmingsplan

‘Bedrijventerreinen Barwoutswaarder, Polanen en Putkop’ is onderhavig plangebied er uit gelaten, omdat voor dit plangebied een apart bestemmingsplan wordt opgesteld (het voorliggende bestemmingsplan).

Omdat de ontwikkeling van het plangebied recent al voor inspraak vrijgegeven is geweest, wordt voor voorliggend bestemmingsplan geen inspraak gehouden.

Overleg

Conform artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Volgens de “Uitvoering Beleidslijn nieuwe Wro” hoeft het bestemmingsplan niet te worden toegezonden aan de provincie Utrecht (paragraaf 2.1.6 in deel 2 (Artikel 3.1.1-) Overleglijst).

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een uitbreiding van een bedrijf op een bestaand bedrijventerrein mogelijk. Er zijn geen provinciale belangen in het geding.

Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in 2011 per brief aan de gemeente kenbaar gemaakt dat besloten is h et overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen van de volgende rijksdiensten aan de orde zijn: Rijkswaterstaat, het ministerie van Defensie en het ministerie van EL&I (brief “Overleg over gemeentelijke plannen tussen gemeenten en het Rijk in het kader van de Wet ruimtelijke ordening”). Voor onderhavig bestemmingsplan zijn geen directe belangen van deze rijksdiensten aan de orde. Het plan hoeft daardoor niet voor overleg aan het Rijk te worden toegezonden.

Het bestemmingsplan is overlegd met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). Zij hebben in een reactie aangegeven, dat in het kader van het totale plan

“bedrijventerrein Barwoutswaarder-West” afspraken zijn gemaakt over hoeveel water gedempt en gegraven zou worden. Het nieuw te graven water is nog niet geheel gerealiseerd. Omdat deze alsnog te realiseren waterberging zich buiten het plangebied van dit bestemmingsplan bevindt, adviseert het waterschap positief over het plan. Wel wordt verzocht de waterberging alsnog te realiseren, zodat er geen wateroverlast in de toekomst ontstaat. Het in de reactie opgenomen tekstvoorstel over afvoer van regenwater is in paragraaf 7.2 van deze toelichting verwerkt.

11.2 Vaststellingsfase

Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.

Het vastgestelde bestemmingsplan behoeft op grond van de Wro geen goedkeuring meer van Gedeputeerde Staten. Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking waarna tot planrealisatie kan worden overgegaan.

BIJLAGE 1