• No results found

van Luxemburg, schipbreukeling op de levenszee, wiens poging, het keizerschap

In document E.J. Potgieter, Florence · dbnl (pagina 59-62)

over Italië te herstellen, jammerlijk is mislukt. Hij trekt over de Alpen, met groot

idealisme bezield. Dante ziet in hem de ideale keizer, die Italië zal redden van de

verdeeldheid (vgl. tafreel 23). Al zijn politieke hartstocht en activiteit laait weer op:

hij schrijft een

welkomstbrief aan Hendrik VII, en een brief aan de vorsten en het volk van Italië

om Hendrik VII niet te weerstaan. Tevergeefs. Florence - dubbele teleurstelling voor

Dante - hoort tot de steden die het krachtigst en met succes tegenstand bieden. Hendrik

sterft in de Maremmen zonder zijn doel bereikt te hebben. Het thema: de mislukking

heeft Potgieter aangegrepen; hij heeft het aan het begin en het eind van deze zang

uitvoerig behandeld.

XII. Florence's vrijheid is nu verzekerd. Zal de stad zich ook grootmoedig betonen?

Een aantal ballingen wordt toegestaan terug te keren, onder bepaalde voorwaarden.

Ook Dante behoort tot de begunstigden. Aan de verontwaardiging die dit aanbod in

hem opwekt, en aan zijn fiere weigering heeft Potgieter natuurlijk veel aandacht

besteed. Gehandhaafd Eergevoel. Nu is alle hoop om ooit terug te keren voor Dante

verloren. Voor goed trekt hij zich uit de grote politiek terug. Op zijn omzwervingen

verblijft hij enige tijd aan het hof te Verona bij Can Grande della Scala. Hij voelt

zich echter onder de vele krijgslieden die hier eveneens een wijkplaats hebben

gevonden, niet thuis, en de aanvankelijke vriendschap voor zijn gastheer (vgl. tafreel

30) verkoelt en eindigt door een onaangename botsing.

XIII. Deze zang opent met een passage uit Il Paradiso. Aan de zorg voor het aardse

onttrokken, te Ravenna, onder bescherming van Guido da Polenta (vgl. tafreel 34),

kan Dante zich geheel aan de voltooiing van zijn werk geven. In de prachtige Pineta

ontstaat het laatste deel van de Commedia: zijn dichterlijke triomf. Ravenna's woud

is er door tot een kerk gewijd. Daarbij verdiept Potgieter zich in een beschouwing

over de kracht van het geloof, de schone vruchten er van in bouw- en beeldhouwkunst,

en ook in daden: de kruistochten, het jubeljaar 1300, de reis van Columbus, die echter

alle nog worden overtroffen door Dante's meesterwerk.

XIV. Het sterven van St. Franciscus, te Portiuncula, waar hij zijn orde had gesticht,

te midden van zijn ordebroeders,

was als een blij ontwaken, vergeleken bij Dante's verscheiden in een vreemde stad.

Zijn kinderen en zijn vrienden waren bij hem, maar zo zwaar weegt de smart die

Florence hem heeft aangedaan, dat zijn laatste woorden een klacht, voortkomend uit

verlangen, tegen haar zijn: ‘'t Stiefmoederlijk Florence stiet mij uit!’ Hoe anders is

thans de houding van Florence! Niet als een stiefmoeder, doch als een blijde jonge

bruid verwacht zij Dante terug, al is het slechts in de gedaante van een beeld. Aan

het eind van XIV is het visioen dus plotseling verdwenen.

XV. We staan op het plein voor Santa Croce te midden der Italianen en wachten

op de optocht. Ook deze lieden zijn rijk aan fantasie: de graven in de kerk geven

aanleiding tot beschouwingen over de wijze waarop Macchiavelli, Michel Angelo,

Alfieri en Galilei aan Dante hun hulde zouden betuigen. En dan - Potgieter zou

Potgieter niet geweest zijn als hij het bij deze beschouwingen gelaten had - brengt

deze kerk met haar grote doden hem als van zelf naar Engeland, naar Westminster

Abbey en tot een vergelijking van Italiaanse en Engelse heldenverering, waarbij de

Nederlandse schandelijk afsteekt, terwijl de Nederlanders toch zo veel reden tot

dankbaarheid aan het voorgeslacht hebben. Het graf van De Ruyter is nauwelijks

vindbaar; er zijn geen heugenissen meer van wat de Hollanders eens zijn geweest en

wat zij nimmer meer zullen worden...

XVI. Maar een stoet van andere herinneringen dan die aan eigen vaderlandse

tekortkomingen omzweeft De Optocht: alle punten in de stad met historische betekenis

zijn duidelijk aangegeven door versieringen, zodat het de deelnemers toeschijnt of

het verleden herleeft. Muziek kondigt de nadering van de stoet aan. Potgieter verlustigt

zich in de oprechte enthousiaste feestvreugde der Italianen. Dan geven de

verschillende delen van de stoet hem allerlei gedachten in: de steden van het vrije

Italië, Europese schrijvers en geleerden, de vrije pers, de actrice Ristori. Venetië en

Rome, ten slotte Florence en

Ra-venna. Eindelijk komt, door allen toegejuicht, Victor Emanuel, en geeft het teken

dat de doeken die het standbeeld bedekken, neergehaald mogen worden.

XVII sluit onmiddellijk hierbij aan. Het begint met de indruk die het beeld op de

toeschouwers maakt: schrik eerst en dan bezieling, die zich uit in een, men zou

kunnen zeggen devoot gezang der schare, Dante trouw belovend, bereid zich zijner

waardig te tonen. Dan rijzen - voor Potgieter's oog - ter linker zijde van het beeld

een lange reeks van figuren. Het zijn de schimmen van figuren op wie Dante invloed

heeft gehad, kunstenaars en geleerden: Petrarca, Boccaccio, Michel Angelo,

Savonarola, Alfieri, Nicolini, Foscolo, Silvio Pellico; maar ook de vele naamlozen,

voor wie Dante een lichtend voorbeeld was in hun leven, aan wie hij kracht had

gegeven om het slavenlot moedig te dragen of af te werpen. We zijn in deze zang ('s

In document E.J. Potgieter, Florence · dbnl (pagina 59-62)