over Italië te herstellen, jammerlijk is mislukt. Hij trekt over de Alpen, met groot
idealisme bezield. Dante ziet in hem de ideale keizer, die Italië zal redden van de
verdeeldheid (vgl. tafreel 23). Al zijn politieke hartstocht en activiteit laait weer op:
hij schrijft een
welkomstbrief aan Hendrik VII, en een brief aan de vorsten en het volk van Italië
om Hendrik VII niet te weerstaan. Tevergeefs. Florence - dubbele teleurstelling voor
Dante - hoort tot de steden die het krachtigst en met succes tegenstand bieden. Hendrik
sterft in de Maremmen zonder zijn doel bereikt te hebben. Het thema: de mislukking
heeft Potgieter aangegrepen; hij heeft het aan het begin en het eind van deze zang
uitvoerig behandeld.
XII. Florence's vrijheid is nu verzekerd. Zal de stad zich ook grootmoedig betonen?
Een aantal ballingen wordt toegestaan terug te keren, onder bepaalde voorwaarden.
Ook Dante behoort tot de begunstigden. Aan de verontwaardiging die dit aanbod in
hem opwekt, en aan zijn fiere weigering heeft Potgieter natuurlijk veel aandacht
besteed. Gehandhaafd Eergevoel. Nu is alle hoop om ooit terug te keren voor Dante
verloren. Voor goed trekt hij zich uit de grote politiek terug. Op zijn omzwervingen
verblijft hij enige tijd aan het hof te Verona bij Can Grande della Scala. Hij voelt
zich echter onder de vele krijgslieden die hier eveneens een wijkplaats hebben
gevonden, niet thuis, en de aanvankelijke vriendschap voor zijn gastheer (vgl. tafreel
30) verkoelt en eindigt door een onaangename botsing.
XIII. Deze zang opent met een passage uit Il Paradiso. Aan de zorg voor het aardse
onttrokken, te Ravenna, onder bescherming van Guido da Polenta (vgl. tafreel 34),
kan Dante zich geheel aan de voltooiing van zijn werk geven. In de prachtige Pineta
ontstaat het laatste deel van de Commedia: zijn dichterlijke triomf. Ravenna's woud
is er door tot een kerk gewijd. Daarbij verdiept Potgieter zich in een beschouwing
over de kracht van het geloof, de schone vruchten er van in bouw- en beeldhouwkunst,
en ook in daden: de kruistochten, het jubeljaar 1300, de reis van Columbus, die echter
alle nog worden overtroffen door Dante's meesterwerk.
XIV. Het sterven van St. Franciscus, te Portiuncula, waar hij zijn orde had gesticht,
te midden van zijn ordebroeders,
was als een blij ontwaken, vergeleken bij Dante's verscheiden in een vreemde stad.
Zijn kinderen en zijn vrienden waren bij hem, maar zo zwaar weegt de smart die
Florence hem heeft aangedaan, dat zijn laatste woorden een klacht, voortkomend uit
verlangen, tegen haar zijn: ‘'t Stiefmoederlijk Florence stiet mij uit!’ Hoe anders is
thans de houding van Florence! Niet als een stiefmoeder, doch als een blijde jonge
bruid verwacht zij Dante terug, al is het slechts in de gedaante van een beeld. Aan
het eind van XIV is het visioen dus plotseling verdwenen.
XV. We staan op het plein voor Santa Croce te midden der Italianen en wachten
op de optocht. Ook deze lieden zijn rijk aan fantasie: de graven in de kerk geven
aanleiding tot beschouwingen over de wijze waarop Macchiavelli, Michel Angelo,
Alfieri en Galilei aan Dante hun hulde zouden betuigen. En dan - Potgieter zou
Potgieter niet geweest zijn als hij het bij deze beschouwingen gelaten had - brengt
deze kerk met haar grote doden hem als van zelf naar Engeland, naar Westminster
Abbey en tot een vergelijking van Italiaanse en Engelse heldenverering, waarbij de
Nederlandse schandelijk afsteekt, terwijl de Nederlanders toch zo veel reden tot
dankbaarheid aan het voorgeslacht hebben. Het graf van De Ruyter is nauwelijks
vindbaar; er zijn geen heugenissen meer van wat de Hollanders eens zijn geweest en
wat zij nimmer meer zullen worden...
XVI. Maar een stoet van andere herinneringen dan die aan eigen vaderlandse
tekortkomingen omzweeft De Optocht: alle punten in de stad met historische betekenis
zijn duidelijk aangegeven door versieringen, zodat het de deelnemers toeschijnt of
het verleden herleeft. Muziek kondigt de nadering van de stoet aan. Potgieter verlustigt
zich in de oprechte enthousiaste feestvreugde der Italianen. Dan geven de
verschillende delen van de stoet hem allerlei gedachten in: de steden van het vrije
Italië, Europese schrijvers en geleerden, de vrije pers, de actrice Ristori. Venetië en
Rome, ten slotte Florence en
Ra-venna. Eindelijk komt, door allen toegejuicht, Victor Emanuel, en geeft het teken
dat de doeken die het standbeeld bedekken, neergehaald mogen worden.
XVII sluit onmiddellijk hierbij aan. Het begint met de indruk die het beeld op de
toeschouwers maakt: schrik eerst en dan bezieling, die zich uit in een, men zou
kunnen zeggen devoot gezang der schare, Dante trouw belovend, bereid zich zijner
waardig te tonen. Dan rijzen - voor Potgieter's oog - ter linker zijde van het beeld
een lange reeks van figuren. Het zijn de schimmen van figuren op wie Dante invloed
heeft gehad, kunstenaars en geleerden: Petrarca, Boccaccio, Michel Angelo,
Savonarola, Alfieri, Nicolini, Foscolo, Silvio Pellico; maar ook de vele naamlozen,
voor wie Dante een lichtend voorbeeld was in hun leven, aan wie hij kracht had
gegeven om het slavenlot moedig te dragen of af te werpen. We zijn in deze zang ('s
In document
E.J. Potgieter, Florence · dbnl
(pagina 59-62)