• No results found

Luchtkwaliteit en gezondheidseffecten

definitie I. Op tijdstip 0 wordt begonnen met het oogsten van een gedeelte van het bos De

4.10 Luchtkwaliteit en gezondheidseffecten

Hoewel dit onderwerp feitelijk geen onderdeel was van de vraagstelling, is het effect van bio- massaverbranding op de luchtkwaliteit en de daaraan gekoppelde gezondheidseffecten een grote zorg in het maatschappelijk en politieke debat en regelmatig in dit project aan de orde geweest.

Lucht Biomassa geeft weinig verslechtering

van luchtkwaliteit Biomassaverbranding geeft luchtver-ontreiniging • Moderne biomassacentrales voor

warmte of elektriciteit hebben goede rookgasreiniging en geven nauwelijks verhoging van fijnstofconcentraties.

• Fijnstof uit moderne biomassacentrales

bestaat vooral uit zouten en is nauwe- lijks toxisch.

• Stikstofemissies door moderne biomas-

sacentrales zijn relatief (zeer) klein.

• De uitstoot blijft binnen de wettelijke

normen, die bovendien steeds strenger worden.

• Niet gereguleerde particuliere open-

haarden en oude kachels hebben een veel grotere impact op luchtkwaliteit dan moderne (grootschalige) biomassa- installaties.

• Het toenemende aantal biomassa-ver-

brandingsinstallaties verergert luchtver- vuiling.

• Biomassaverbranding leidt tot hogere

NOx-emissies, terwijl die verminderd

moeten worden.

• Er is geen veilige drempelwaarde voor

fijnstof, dat betekent dat elke toename in de fijnstofconcentratie leidt tot nade- lige effecten op de gezondheid.

• Biomassacentrales doen de winst van

maatregelen op andere terreinen teniet.

• De gezondheidseffecten van grootscha-

lige verbranden van biomassa zijn (nog) niet bekend.

Uitstoot en gezondheidseffecten haarden, kachels en ketels tot 5 MW

Door Koppejan (2018) wordt een overzicht gegeven van de uitstoot en de gezondheidseffecten rondom de stook van biomassa voor warmteopwekking in de gebouwde omgeving door parti- culiere open haarden en kachels en bedrijfsmatige toepassingen tot een vermogen van 5 MW. Het rapport komt tot een aantal belangrijke conclusies:

• Er zijn grote verschillen in energetisch rendement, uitstoot en gezondheidseffecten tussen de verschillende typen kachels en ketels die anno 2018 in Nederland in gebruik zijn. Open

87 Door sommige experts werd benadrukt dat deze percentages mede afhankelijk zouden moeten zijn van de

oogst zodat ongewenste prijsfluctuaties worden gedempt. Dit is naar het voorbeeld van het systeem in Brazilië waar suikerriet afhankelijk van de oogst en de prijzen wordt ingezet voor ethanol dan wel de suikerproductie.

haarden, oudere kachels en oudere ketels laten een aanzienlijk hogere uitstoot zien dan nieuwere kachels en ketels (zie Figuur 4-16) en dus kan door vervanging een aanzienlijke verbetering in uitstoot en rendement worden bereikt.

• Alle vrijstaande kachels, inzethaarden en open haarden verstookten samen in 2018 75% (19,4 PJ) van de biomassa die in eerdergenoemde installaties tot 5MW wordt verstookt, waarmee 69% van de totale effectieve warmte uit die biomassa werd geleverd, maar wa- ren daarmee verantwoordelijk voor 94% van de fijnstofuitstoot, en meer dan 99% van de VOS, PAK en dioxine-uitstoot.

• De landelijke bijdrage van particuliere houtstook aan de landelijke PM2.5 uitstoot bedraagt

ruim 11%. Door fysische en chemische reacties van koolwaterstoffen die in de schoorsteen nog als damp of gas worden uitgestoten kan de feitelijke bijdrage van houtstook aan de PM2,5 concentratie in de omgeving zelfs substantieel hoger uitvallen.

• De toxiciteit van het uitgestoten stof kan sterk uiteenlopen. Het fijnstof uit een oudere houtkachel bestaat uit roet en teren die een sterke reactie op celweefsel uitlokken. Het fijnstof uit een goed brandende pelletkachel of een volautomatische ketel bestaat vooral uit zouten, waarop celweefsel veel minder sterk reageert.

Figuur 4-16 De uitstoot van fijnstof (PM2,5) door verschillende stooktechnieken in 1000 ton per

opgewekte PJ aan warmte. Een open haard stoot per PJ 75 keer meer fijnstof uit dan een moderne biomassaketel. Bron: (Koppejan, 2018), visualisatie door de NVDE.

Effect modern ketels, kachels en haarden op luchtkwaliteit

Kort gezegd komt het erop neer dat het effect van moderne biomassaketels, pelletkachels en moderne houthaarden (DIN+) op de luchtkwaliteit in vergelijking met oudere conventionele houtkachels en open haarden zeer gering is. Daar komt bij dat in het kader van het Klimaat- akkoord is afgesproken dat de luchtkwaliteitsemissienormen vanaf 2022 met name voor NOx

en fijnstof verder worden aangescherpt. Hiervoor is binnen de sector ook draagvlak. Effect grotere installaties op luchtkwaliteit

De discussie is ook gericht op grotere installaties zoals de beoogde 120 MW warmtecentrale op houtpellets in Diemen van Vattenfall. Die centrale zal volgens Hallmann (2018) leiden tot een geringe verslechtering van de luchtkwaliteit: het effect op de jaargemiddelde PM10-

concentratie in de omgeving van de centrale zal nihil zijn (+0,01 µg/m3) en de NO2-

concentratie zal toenemen met 2,3%.

Op EU-schaal heeft de Europese ngo ‘Fern’ in een kritisch rapport berekend dat de 27 reeds bestaande elektriciteitscentrales in de EU die biomassa verbranden verantwoordelijk zijn voor 1.300 doden per jaar en 20 duizend gevallen van bronchitis (Holland, 2018). Afhankelijk van de mate waarin biomassa als duurzame energiebron wordt ingezet zal realisatie van de doelen voor 2030 uit de REDII leiden tot nog eens 435 tot 1.100 extra doden en 7 tot 9 duizend extra gevallen van bronchitis. Dat moet wel worden afgezet tegen de 40.000 doden en 130.000

gevallen van bronchitis door particuliere biomassaverbranding zoals vermeld in hetzelfde rap- port.

Biomassaverbranding leidt tot verslechtering luchtkwaliteit

Niettemin zijn de zorgen van omwonenden begrijpelijk. Het is een feit dat ook de modernste ketels, warmte- en elektriciteitscentrales gestookt op biomassa meer uitstoot genereren dan gasgestookte installaties (Royal Haskoning DHV, 2020b) en dus een negatief effect hebben op de luchtkwaliteit (ook al is dat in sommige gevallen verwaarloosbaar), zeker als het er steeds meer zouden worden (zie Box 4-5). Als kolen worden vervangen door biomassa kan dat vol- gens sommige berichten leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit voor stoffen als kool- monoxide, benzeen, tolueen en formaldehyde88 , hoewel onduidelijk is onder welke

omstandigheden dat plaatsvindt en deze stoffen ook nooit zijn gemeten bij de Nederlandse centrales. Ook zijn er zorgen dat – vooral kleinere – installaties niet voldoen aan de emissie- eisen, of dat ze de strengere eisen voor ketels groter dan 5 MW ontlopen door de verschillende ketels in 1 installatie apart te beschouwen zodat die elk onder de grens van 5 MW blijven89.

Los van de vraag of dit soort signalen feitelijk juist zijn, moeten ze serieus worden genomen en moet er maximale transparantie worden gegeven. Tevens zou het goed zijn als een onaf- hankelijke partij hier nader onderzoek naar zou doen (en dan vooral naar het reële effect van kleinere ketels bij bedrijven en in de gebouwde omgeving). Het RIVM is hiervoor benaderd door een aantal ministeries, maar tot op het moment van schrijven van dit rapport is dit on- derzoek niet gestart.

Box 4-5 Directe biomassaverbranding volgens de KEV en in de SDE+

In 2020 is de verwachting volgens de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) dat de directe verbranding van biomassa door meestook en in bio-ketels bij bedrijven zal optellen tot ruim 56 PJ (PBL, 2019b). Aangezien de subsidie op de meestook na het aflopen van de subsidiepe- riode van 12 jaar niet voortgezet zal worden, is de verwachting dat dit uiterlijk in 2030 is gestopt. De biomassaketels (gesubsidieerd door de SDE+) zullen onder vastgesteld beleid – nog zonder inachtneming van het Klimaatakkoord - verder groeien van de huidige 26 PJ in 2019 naar ruim 48 PJ in 2030. Binnen de SDE+ waren er eind januari 2020 ruim 300 projecten in beheer, waarvan ongeveer 200 gerealiseerd90. Deze projecten tellen op tot ruim 3400 MW

en een jaarproductie van 55 PJ waarmee over een periode van 12 jaar een subsidiebedrag van maximaal 8,3 miljard Euro is gemoeid. Dit is inclusief 25 PJ per jaar door de meestook in kolencentrales. Omdat de SDE+ de onrendabele top subsidieert, wordt het maximale subsi- diebedrag alleen dan gehaald indien de elektriciteits- of warmteprijs lager is dan de minimale prijs waarmee is gerekend in de subsidietoekenning. In de praktijk wordt 60 tot 80% van het maximale bedrag ook werkelijk uitgekeerd.

Conclusie

Het effect van moderne biomassaketels, pelletkachels en moderne houthaarden (DIN+) tot 5 MW op de luchtkwaliteit is gering in vergelijking met oudere conventionele houtkachels en open haarden. Bovendien is de toxiciteit van het fijnstof uit een goed brandende ketel of pel- letkachel veel kleiner dan die van fijnstof uit een oudere houtkachel. Door vervanging van oudere kachels en haarden door moderne kan een aanzienlijke vermindering in de uitstoot (en verbetering van het rendement) worden bereikt.

88 Zie bijvoorbeeld https://www.pfpi.net/air-pollution-2

89 Dit speelt bijvoorbeeld in Ede, zie https://www.gelderlander.nl/ede/biomassacentrales-ede-stoten-fors-meer-

fijnstof-uit-dan-toegestaan~a94b53f8/

90 Zie https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/stimulering-duurzame-energieproductie-sde/feiten-

Hoewel ook grotere moderne installaties - mits ze voldoen aan de emissie-eisen - tot een geringe verslechtering van de luchtkwaliteit leiden, genereren ze meer uitstoot dan een ver- gelijkbare gasgestookte installatie. Zeker als het aantal biomassa-installaties verder toeneemt zou er een negatief effect kunnen zijn op de luchtkwaliteit. Zoals aangekondigd in het Klimaat- akkoord worden emissienormen voor kleinere ketels vanaf 2022 aangescherpt, waarvoor ook draagvlak is in de sector. Daarnaast is het van belang dat zorgen en signalen ten aanzien van overschrijding van emissie-eisen serieus worden genomen en maximale transparantie wordt betracht. Tevens zou het goed zijn als een onafhankelijke partij zoals het RIVM hier nader onderzoek naar zou doen en dan vooral naar het reële effect van kleinere ketels bij bedrijven en in de gebouwde omgeving.