• No results found

2.5.1 Benodigde vergunningen: verzamelen donormateriaal Duitse Waddenzee Wet en regelgeving in de Duitse Waddenzee

Voor het uitvoeren van de thans voorgestelde zeegrasproef is het noodzakelijk om een vergunning in Duitsland aan te vragen bij het daar geldende Bevoegde Gezag (Bonds-, lands- of National Parkniveau) voor het verzamelen van zeegrasmateriaal uit bestaande velden. Dit wordt volgens Karsten Reise (AWI) naar verwachting een lastig traject om twee redenen, (1) in Duitsland heerst het uitgangspunt om de natuur zijn gang te laten gaan en het menselijk ingrijpen te minimaliseren. Verder (2) zal men het oogsten van een Rode Lijstsoort in het Nationaal Park mogelijk niet toestaan omdat er schade aan het donorbed zal worden aangebracht. Reise verwacht niet dat er in andere Europese landen autoriteiten zullen zijn die het oogsten van een rode lijstsoort zullen toestaan. Zelf heeft Reise niet het idee dat het donorveld zal lijden onder het oogsten, maar wel benadrukt hij dat de ‘oogst’ moet worden afgesteld op de hoeveelheid groot zeegras die er tijdens het jaar van uitvoering zal staan.

Alternatief

Het AWI heeft een vergunning voor ecologisch onderzoek, en op basis van deze vergunning en de jarenlange samenwerking tussen AWI en RU Nijmegen is het AWI mogelijk bereid om de oogst voor de Nederlandse zaaiproef te beschouwen als ecologisch onderzoek onder hun vlag. Dit betekent dan wel dat er minder dan gewenst (of zelfs in geheel niet) kan worden geoogst wanneer er weinig zeegras staat. Optioneel kan eventueel worden overwogen om, ter rechtvaardiging van het gebruik van de onderzoekvergunning van AWI, een reciproke transplantatie uit te voeren bij Sylt. Hierbij zou een deel van de geoogste zaadstengels gebruikt worden om op een potentieel geschikte plek op Sylt een overeenkomstig experiment uit te voeren. In overleg met het AWI zou hiervoor een experimentele opzet kunnen worden uitgewerkt.

Rijkswaterstaat heeft in het overleg van 16 maart 2010 aangegeven een transparant vergunning-proces te willen doorlopen door zelf contact op te nemen met Duitsland om de haalbaarheid van de plannen te toetsen en (indien kansrijk) een vergunning aan te vragen.

1202187-000-ZKS-0006, 13 september 2010, definitief

Voor het verzamelen van aanspoelsel (‘wrack’) zijn waarschijnlijk minder problemen te verwachten wat betreft vergunningverlening, het levert echter veel minder zaden op (naar schatting zo’n 10 tot 20 keer minder dan vers geplukt materiaal); dit heeft logistieke (transportcapaciteit) en mogelijk financiële consequenties, en geeft een alternatieve planning (zie hoofdstuk 3).

2.5.2 Benodigde vergunningen: uitzaailocaties in Nederlandse Waddenzee Wet en regelgeving in de Nederlandse Waddenzee

Het Nederlandse beleid ten aanzien van het waddengebied is vastgelegd in de Derde Nota Waddenzee. Voor Nederland heeft de Derde Nota Waddenzee betrekking op alle grond die bij vloed vanuit de Waddenzee onderloopt. Dit is inclusief de kwelders (zoals de Boschplaat op Terschelling en Nieuwlandsreid op Ameland), strandvlakten (zoals de Hors op Texel en het Rif bij Schiermonnikoog) en onbewoonde eilanden, zoals Rottumeroog en Griend. Het Noordzeestrand op de eilanden en buitengaatse zandplaten zoals Noorderhaaks vallen buiten het door de Planologische Kernbeslissing (PKB) beschermde gebied (Figuur 2.22).

Figuur 2.22 PKB-gebied (Bron Derde Nota Waddenzee)

1202187-000-ZKS-0006, 13 september 2010, definitief

Figuur 2.23 Gesloten gebieden Waddenzee (bron Derde Nota Waddenzee)

Plannen, projecten en handelingen in het Waddengebied zijn mogelijk mits zij passen binnen de gestelde beleidskaders en doelstellingen voor de Waddenzee, zoals vastgesteld in de PKB. Voor zover wettelijke regelingen zich er niet tegen verzetten moet met alle onderstaande genoemde waarden en kenmerken in de afweging van plannen, en projecten en handelingen door het bevoegd gezag rekening gehouden worden:

waterbewegingen en de daarmee gepaard gaande geomorfologische en bodemkundige processen;

natuurlijk bodemreliëf;

kwaliteit van water, bodem en lucht;

biologische processen, waaronder de migratiemogelijkheden van dieren;

gebiedsspecifieke planten- en diersoorten;

fourageer-, broed- en rustgebieden van vogels, de werp-, rust- en zooggebieden van zeezoogdieren en de kinderkamerfunctie van vis;

Landschappelijke kwaliteiten, met name rust, weidsheid, open horizon en natuurlijkheid inclusief duisternis;

in de bodem aanwezige archeologische waarden en in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden.

Dit afwegingskader laat onverlet dat ook aan eventueel andere wettelijke eisen moet worden voldaan.

Natuurbeschermingswet 1998

De natuurbeschermingswet 1998 richt zich uitsluitend op de instandhoudings-doelstellingen die voor gebieden zijn geformuleerd. De soortenbescherming is opgenomen in de flora en faunawet. De gebieden zijn samengebracht in een Europees netwerk: Natura2000. Wanneer een gebied wordt aangewezen als Natura2000 gebied wordt het via de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd op basis van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn.

Waddenzee als N2000 gebied

Minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft de definitieve aanwijzingsbesluiten getekend voor de zeven Natura-2000 gebieden in het Waddengebied.

1202187-000-ZKS-0006, 13 september 2010, definitief

Deze aanwijzing maakt duidelijk welke kwetsbare natuur in de Waddenzee beschermd wordt en waar de grenzen van de natuurgebieden lopen. Het gaat om de Waddenzee, Duinen en Lage land Texel, Duinen Vlieland, Duinen Terschelling, Duinen Ameland, Duinen Schiermonnikoog en Noordzee-kustzone.

Verkrijgen vergunning NBW 1998

Om vast te stellen of, en zo ja, onder welke voorwaarden menselijke activiteiten in en rondom een Natura-2000 gebied toegestaan kunnen worden, wordt er gebruik gemaakt van een zogenaamde ‘Habitattoets’ (Figuur 2.24). De Habitattoets houdt in dat voor plannen, projecten of handelingen een passende beoordeling moet worden uitgevoerd, indien op grond van objectieve gegevens niet kan worden uitgesloten dat deze afzonderlijk of in combinatie met andere activiteiten significante negatieve gevolgen hebben voor de instandhoudings-doelstellingen van de Waddenzee. Als op grond van een Passende Beoordeling significante effecten niet op voorhand kunnen worden uitgesloten kan er alleen een vergunning worden verleend indien daarin ook een “ADC-toets” met succes is doorlopen: 1) zijn er geen alternatieven, 2) is er sprake van dwingende redenen van maatschappelijk belang en 3) is er dan een mogelijkheid tot compensatie?

Als er geen significant negatieve effecten te verwachten zijn, wordt de Habitattoets een

“Verstorings- en Verslechteringstoets” genoemd. Als eventuele negatieve effecten mitigeerbaar zijn kan onder die voorwaarden een vergunning verleend worden. Is er geen enkel effect te verwachten dan volstaat het Bevoegd Gezag met de officiële mededeling dat er geen vergunningsplicht is.

De vergunningaanvraag bestaat dus uit:

a. Oriëntatiefase, vooroverleg, indienen van de vergunningaanvraag en de habitattoets b. Vergunningverlening via een passende beoordeling en toetsing aan de

ADC-voorwaarden of

c. Vergunningverlening via een Verstorings- en verslechteringstoets d. Mededeling van niet-vergunningplicht (een “bestuurlijk rechtsoordeel”)

Tijdens de oriëntatiefase zal bepaald moeten worden of er een vergunning nodig is en zo ja of deze via traject b of c verkregen dient te worden. Voor het doorlopen van de Oriëntatiefase van de habitattoets is een Checklist Vergunningverlening voor activiteiten door de Regiegroep Steunpunt N2000 opgesteld. Hierin worden een viertal stappen aangegeven op basis waarvan een goede oriëntatie gemaakt kan worden:

Verkenning (beschrijving van de activiteit)

Bureauonderzoek (verkenning verwachte effecten van de activiteit)

Veldonderzoek (Aanvullend veldonderzoek wanneer het bureauonderzoek niet toereikend is gebleken)

Effecten-analyse (afronding Oriëntatiefase)

1202187-000-ZKS-0006, 13 september 2010, definitief

Figuur 2.24 Overzicht stappen Habitattoets (Bron: Algemene handreiking NBwet)

De verschillende stappen in de Oriëntatiefase moeten worden besproken met het bevoegd gezag. In het geval van het waddengebied ligt het bevoegd gezag bij de provincies Friesland, Groningen en Noord-Holland. De provincie Friesland heeft een coördinerende taak voor het gehele Waddengebied bij interprovinciale projecten. Voor zover de activiteit in het betwist gebied plaatsvindt ligt het bevoegd gezag bij het ministerie van LNV. Wanneer er studiegebieden in meerdere provincies liggen kan de gehele vergunningaanvraag voor de NB-wet gecoördineerd worden door de Provincie Friesland. Als de vergunningaanvraag betrekking heeft op zowel vergunningplichtige activiteiten in het Duitse deel van een Habitat- of Vogelrichtlijngebied als in het Nederlandse deel, dan is het college van Gedeputeerde Staten bevoegd van de provincie waarin het N2000-gebied geheel of grotendeels is gelegen.

A

C B

1202187-000-ZKS-0006, 13 september 2010, definitief

Contactpersonen zijn:

Gezien de omvang van het project zal er in ieder geval een habitattoets moeten worden doorlopen. Er zal rekening gehouden moeten worden met een doorlooptijd van 13 weken nadat de (eventuele) vergunningaanvraag is ingediend.

De habitattoets zal betrekking moeten hebben op een nauwkeurig omschreven activiteit in het ontvangstgebied (Nederlandse wad), waarbij ook de gekozen zaailocaties worden beoordeeld. Als op die plaatsen al Zeegras groeit, wordt een bestaande kleine populatie van deze Bijlage IV-soort mogelijk “bedreigd”.

Mogelijk vergunningplichtige activiteiten:

1) Het betreden van de gebieden (te voet of per boot).

2) Het verankeren van de zaadzakken.

Flora- en faunawet

Voor de bescherming van de soorten is de Flora- en faunawet van toepassing. In deze wet is het soortenbeschermingsdeel van de Vogel- en Habitatrichtlijn geïmplementeerd. De wet beschermt via de in de artikelen 8 tot en met 18 opgenomen verbodsbepalingen onder meer de aangewezen beschermde planten- en diersoorten, de groeiplaats van beschermde planten, de nesten en andere voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde dieren. Op plannen of projecten is, voor zover deze bedreigde planten- of diersoorten raken, in het bijzonder artikel 75 van de Flora- en faunawet van belang. Onder omstandigheden kan van de algemene verbodsbepalingen van de wet vrijstelling of ontheffing worden verleend, indien de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten niet in het geding is (Figuur 2.25).

In het geval van de zeegrasproef vallen de werkzaamheden niet onder de voorwaarden van de vrijstellingsregeling. Wanneer er op de uitzaailocaties zeegras of een andere beschermde soort voorkomt zal er nagegaan moeten worden of er mogelijk sprake is van een negatief effect. Wanneer dit het geval is zal er een ontheffing moeten worden aangevraagd. Wanneer er zeegras of een andere beschermde soort uit tabel 3 aanwezig is zal hiervoor een uitgebreide toets moeten worden toegepast. Wanneer dit niet het geval is of alleen soorten aanwezig zijn uit tabel 1 of 2 is een lichte toets voldoende.

De ontheffing FFW dient aangevraagd te worden bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. Aanvragen van een ontheffing loopt via Dienst Regelingen, team uitvoering Flora en Fauna wet, postbus 19530, 2500 CM Den Haag Voor het verkrijgen van een ontheffing wordt DLG gevraagd voor advies. Contactpersoon bij DLG-noord: Ilka Kerssies.

Provincie

Richard Deen Hans Vos Marjolein Doevendans

1202187-000-ZKS-0006, 13 september 2010, definitief

Figuur 2.25 Overzicht stappen FFwet (Bron: Brochure Buiten aan het werk)

Privaatrechtelijke vergunning

Voor het uitvoeren van zeegrasherstelmaatregelen op wadplaten bij Schiermonnikoog en het Balgzand is tevens een privaatrechtelijke vergunning nodig van de gebiedsbeheerder (SBB/Natuurmonumenten, Noord-Hollands Landschap).

2.5.3 Vrijwilligers

Voor de inzet van vrijwilligers bij het verzamelen van donormateriaal en bij het uitzetten van de BuDs op de uitzaailocaties wordt gedacht aan leden van de Waddenvereniging of studenten (Nijmegen of Groningen). Dit dient ruim op tijd te worden afgestemd. Er zijn naar

1202187-000-ZKS-0006, 13 september 2010, definitief

schatting per keer 4 vrijwilligers nodig bij het verzamelen van zeegrasmateriaal uit Duitsland en 6 vrijwilligers bij het uitzetten van de BuDs op de uitzaailocaties.

2.5.4 Publiciteit & communicatie

Het wordt aangeraden voldoende publiciteit aan dit project te geven en zorg te dragen voor een goede informatievoorziening over het project, zodra het vergunningverleningproces met succes is afgerond. Communicatie zal worden verzorgd door Rijkswaterstaat samen met de Wadenvereniging. Er zal hier door Rijkswaterstaat en Waddenvereniging een gezamenlijk communicatieplan worden opgesteld. Naar aanleiding van het communicatieplan zal de precieze aanpak worden vastgesteld.