• No results found

Literatuurstudie, kwantitatieve data, expertmeetings en interviews

Hoofdstuk 3: Krimp en de woningmarkt

4.2 Literatuurstudie, kwantitatieve data, expertmeetings en interviews

Het conceptueel model dat ten grondslag ligt aan dit onderzoek is gebaseerd op een literatuurstudie (§4.2.1). Door middel van kwantitatieve data is de actuele situatie op de

27

woningmarkt en de verwachte bevolkingsontwikkelingen in kaart gebracht

(§4.2.2).Voorafgaand aan de interviews (§4.2.4) zijn expertmeetings en gesprekken gehouden om meer inzicht te krijgen in de krimpproblematiek (§4.2.3).

4.2.1 Literatuurstudie

Het doel van de literatuurstudie in dit onderzoek is tweeledig. Ten eerst wordt er een overzicht gegeven van wat er momenteel bekend is over krimp (hoofdstuk 2) en de gevolgen voor de woningmarkt (hoofdstuk 3); het theoretische raamwerk. Enkele deelvragen over onder andere de definiëring en oorzaken van krimp worden door de literatuurstudie beantwoordt. Daarnaast wordt het theoretisch raamwerk gebruikt om het conceptueel model vorm te geven. Dit model vormt de basis voor dit onderzoek. De voorbeelden van krimp in Europa en Nederland (§2.2 en §2.3); de verschillende soorten en oorzaken van krimp (§2.1) en het conceptueel model zijn niet per definitie van toepassing op de situatie in Fryslân (naar Elzerman, 2010). Krimp is een regionaal en uniek proces. De gevonden resultaten zijn opgenomen ter indicatie; het is dan ook niet mogelijk om op basis van voorbeelden (bijvoorbeeld Parkstad Limburg, Groningen, Zeeland) uitspraken te doen over krimp in Fryslân.

4.2.2 Kwantitatieve data

De hierboven besproken literatuurstudie wordt ondersteund met kwantitatieve data. In hoofdstuk 2 wordt gekeken naar de historische, huidige en de te verwachten demografische ontwikkelingen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van data van het Statistisches Bundesamt (het Duitse CBS) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De taak van het CBS is “het publiceren van betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die inspeelt op de behoefte van de samenleving” (website CBS, 2011). Het CBS is verantwoordelijk voor de nationale officiële statistieken. Voor het verkrijgen van cijfermateriaal over de huidige of historische ontwikkelingen is gebruik gemaakt van StatLine. Dit gegevensbestand van het CBS bevat actuele data op verschillende terreinen waaronder bevolking en woningvoorraad. De informatie is openbaar en een ieder kan zelf tabellen en kaarten maken. Wat betreft de bevolkingsverwachtingen voor Nederland worden de prognoses van het CBS gebruikt. Voor het maken van de regionale prognoses met verwachtingen tot op gemeentelijk niveau maakt de provincie Fryslân gebruik van het zogenaamde IPB – Primos model (provincie Fryslân, 2010a;2010b). Dit is een samenvoeging van het IPB (model wat gebruikt wordt voor provinciale prognoses) en het Primos model. “Het Primos model levert prognoses van de toekomstige ontwikkelingen van de bevolking, het aantal huishoudens en de woningbehoefte” (Otter et al. 2009 p.13). Waar gegevens ontbraken zijn deze beschikbaar gesteld door de afdeling Beleids- en Geo informatie van de provincie Fryslân.

De gegevens over de woningmarkt in hoofdstuk 3 en 5 zijn afkomstig uit diverse bronnen, zoals het CBS. Een andere belangrijke bron is de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) en het Kadaster. Het NVM publiceert elk kwartaal cijfers over de ontwikkeling van de woningmarkt in Nederland (website NVM, 2011). Deze woningmarktcijfers zijn gebaseerd op alle verkopen die tot stand zijn gekomen door bemiddeling van NVM – leden. Het is dan ook van belang om te beseffen dat deze cijfers een indicatie van de markt geven, aangezien NVM leden 67% van de markt in handen hebben (gesprek NVM, bijlage 2). Waar nodig zijn

28

ontbrekende cijfers beschikbaar gesteld door de afdeling Beleid & PR. Ook is gebruik gemaakt van cijfers van het Kadaster. Het Kadaster registreert een transactie op het moment dat deze door de notaris bij het Kadaster aangeboden wordt. Dit vormt tevens het nadeel van de cijfers van het Kadaster, de cijfers lopen ongeveer 2,5 – 3 maanden achter ten opzichte van de NVM – cijfers. Een voordeel echter is dat alle transacties van bestaande woningen in Nederland meegenomen worden. Daarnaast is gebruik gemaakt van data van funda.nl; woningmarktcijfers.nl; en huizenzoeker.nl. Samen met de hierboven besproken bronnen heeft dit ervoor gezorgd dat er een duidelijk overzicht is verkregen van de woningmarkt in Nederland en specifiek in Fryslân.

4.2.3 Expertmeetings en gesprekken

Na het uitvoeren van de literatuurstudie zijn diverse gesprekken gevoerd met deskundigen op het gebied van krimp. Het doel van deze gesprekken was een beter inzicht krijgen in de problematiek die krimp met zich meebrengt. Vooral door een interne brainstormsessie bij de provincie Fryslân werd duidelijk dat de oorspronkelijke vraagstelling te breed was. Welke mensen komen in de problemen, en waarom? Wat zijn de problemen die bij krimp op de particuliere woningmarkt een rol spelen? Tevens werd opgemerkt dat het belangrijk is om te kijken naar maatregelen die genomen zouden kunnen worden die ‘out of the box’ zijn. Het voorleggen van generieke maatregelen, zoals het instellen van een fonds, zou voor teveel algemene antwoorden kunnen zorgen. Het onderzoek heeft zich hierna gericht op de goedkope koopsector (tot €150.000). De expertmeetings en de individuele gesprekken zijn een aanvulling en verdieping geweest op de literatuurstudie. Een overzicht van de gesprekspartners en bezochte bijeenkomsten is te vinden in bijlage 2.

4.2.4 Interviews

Het empirische deel van dit onderzoek is uitgevoerd door het afnemen van interviews bij diverse partijen die een rol spelen op de woningmarkt in Noordoost en Noordwest Fryslân (zie §4.3). Volgens Baarda en de Goede (2006) is een voordeel van een interview “dat je niet alleen te weten kunt komen wát mensen doen, maar vooral ook waarom ze het doen” (p. 220). Het doel van de interviews is om informatie boven water te halen over krimp in Fryslân en inzicht te krijgen in mogelijke oplossingen in de particuliere woningmarkt.

Alle interviews zijn zogenoemde gesplitste semi – gestructureerde interviews (Universiteit Leiden, 2011). Het interview begint met enkele gesloten vragen over krimp in Fryslân (deel 1: interview). Vervolgens wordt met de respondent gesproken over mogelijke oplossingen, waarbij de vraagstelling open van karakter is (deel 2: interview). Per interview verschilt de formulering en de volgorde van de vragen. Op deze manier kan het beste ingespeeld worden op de kennis en het vakgebied van de respondent. In bijlage 4 is een voorbeeld interviewopzet te vinden.

Het afnemen van interviews kent ook zijn beperkingen. Vanwege een gebrek aan middelen is ervoor gekozen om van elke groep betrokken één of twee respondenten te interviewen (§4.3). Baarda en de Goede (2006) stellen dat het belangrijk is om te erkennen dat de antwoorden niet anoniem zijn en het gevaar bestaat van sociaal wenselijke antwoorden.

29

Belangrijk is om rekening te houden met de ethische richtlijnen die gelden binnen de sociale wetenschappen. Volgens Kvale (2007) gaat het hierbij om de toestemming van de respondenten om deel te nemen; de vertrouwelijkheid van de antwoorden; gevolgen van deelname aan het onderzoek en de rol van de onderzoeker in de studie. De respondenten zijn voorafgaand aan het interview duidelijk geïnformeerd. Er is verteld dat gesprekken op band opgenomen worden en dat de informatie gebruikt zal worden in een Masterscriptie. Indien gewenst is het mogelijk om de antwoorden te anonimiseren, maar geen van de respondenten heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De onderzoeker is zich bewust van zijn rol. Alvorens begonnen is met de interviews zijn er daarom enkele proefinterviews op band opgenomen om zo inzicht te krijgen in de wijze van vraagstelling door de onderzoeker.