• No results found

1. Probleemanalyse

1.2 Literatuurstudie

Een manier om naar de ontwikkeling van een kind te kijken is het centraal stellen van het algemene ontwikkelingsverloop van een individu. Iedere persoon komt in zijn leven voor be-paalde opgaven te staan, maar welke dit zijn kan verschillend zijn per individu. In de ontwik-kelingspsychologie wordt dit aangeduid met het begrip ontwikkelingsopgaven, zo kan de ontwikkelingsverloop voor kinderen beschreven worden (Rigter, 2010, p. 65).

Hieronder volgt er informatie over de ontwikkelingsverloop van het normale kind. Vervolgens wordt er ingegaan op de ontwikkelingsverloop van kinderen met gehoorverlies, zodat er een vergelijking gemaakt kan worden tussen kinderen met en zonder gehoorverlies. Ook wordt de rol van de ouders hierin meegenomen, omdat zij degene zijn die de opvoedingstaken behorend bij de ontwikkelingsopgaven van hun kind, zo goed mogelijk moeten voltooien.

Deze opvoedingstaken staan hieronder beschreven.

Kinderen tussen die tien en twaalf jaar bevinden zich in de basisschoolperiode (4-12 jaar) en vroege adolescentie (12-16 jaar). De ontwikkelingsopgaven en opvoedingstaken die daarbij horen bevinden zich in de onderstaande tabel.

Basisschoolperiode (4-12 jaar)

Ontwikkelingsopgaven Opvoedingstaken

Decentratie; acceptatie door leeftijds-genoten; lezen, schrijven, rekenen;

ijver.

Gelegenheid geven voor omgang met leef-tijdsgenoten; schools onderricht; waarde-ren van schoolse prestaties; democratische en warme opvoedingsstijl.

Vroege adolescentie (12-16 jaar)

Emotionele zelfstandigheid; omgaan met de eigen en andere sekse; ont-wikkeling van het waardesysteem:

persoonlijke identiteit, school, beroep en samenleving.

Emotionele steun bieden; tolerantie voor experimenten; leeftijdsadequate grenzen stellen; voorbeeldfunctie vervullen; meer symmetrische relatie met eigen kind aan-gaan.

(Rispens, 1994).

Tijdens de basisschoolperiode leert het kind schoolse vaardigheden en ontwikkelt contacten met leeftijdsgenoten. Het contact is hierbij vooral gericht op leeftijdsgenoten van de dezelfde sekse. In de puberteit neemt het contact met de leeftijdsgenoten van de andere sekse toe (Rigter, 2010, p. 68). Kinderen leren in de loop van hun ontwikkeling wie ze zijn, wat ze kun-nen en hoe ze tevreden kunkun-nen zijn met zichzelf. Volgens Beemen (2006) moet je voordat je kunt uitleggen wie je bent, op zijn minst beseffen dat je iemand bent. Ontdekken wie je bent is één van de belangrijkste onderwerpen in de periode van tiende tot twaalfde jaar. Ook is het vormen van een sociale identiteit erg belangrijk. Het kind vormt zich aan de hand van het gedrag van volwassenen en leeftijdsgenoten, ze zien hen als rolmodel. Leeftijdsgenoten gaan in de puberteit een steeds grotere rol spelen (Delfos, 2010, p. 63). De betekenis van de status binnen de groep en vriendschappelijke, affectieve relaties nemen toe. Kinderen willen in de puberteit over het algemeen niet graag opvallen. Alle veranderingen, zoals het krijgen van secundaire geslachtskenmerken, brengen al genoeg onzekerheid met zich mee. Deze onzekerheid kan met de jaren toenemen, omdat ze zich op een bepaald gebied ergens snel-ler of langzamer in ontwikkelen dan leeftijdsgenoten. Ook het ‘anders’ zijn kan zorgen voor onzekerheid (Bil & Bil, 2007, p. 241).

Omdat het onderzoek gericht is op de leeftijdsfase waarin kinderen de overgang maken van het regulier basisonderwijs naar het regulier voortgezet onderwijs.

Elk kind reageert anders op deze verandering. Het kind dient zelfstandig naar school te gaan. De school is groter dan het kind gewend is en het is van belang dat het kind met be-trekking tot leren planmatig en zelfstandig te werk gaat (Bil & Bil, 2007, p. 243).

In het volgende stuk wordt verder ingegaan op wat een gehoorverlies inhoudt en hoe dit in-vloed kan hebben op de ontwikkeling van het kind.

Wanneer iemand niet goed hoort, bevindt diegene zich in een moeilijke positie. De verleiding is dan groot om de handicap te verbergen. Het gaat vaak ook makkelijk, want slecht horen is veelal onzichtbaar. Een veel voorkomend probleem is dat slechthorenden delen van ge-sprekken in een groot gezelschap missen en zich hierdoor buitengesloten voelen. Het ach-tergrondgeluid werkt in groot gezelschap vaak storend, met als gevolg dat de spraak van de gesprekspartner niet kan worden verstaan (Rodenburg, 2001, p. 13). Bij kinderen kan het voorkomen dat ze tijdens het spelen delen van gesprekken missen, zo kan het dus gebeuren dat ze de regels niet meekrijgen en ook bepaalde grappen missen. Het kind kan zich dan aangevallen voelen, onzeker worden en gefrustreerd raken. Slechthorende kinderen starten het contact met anderen vaak op een non- verbale manier. Horende kinderen kunnen minder gericht zijn op zulke signalen, waardoor ze niet merken dat hun slechthorende leeftijdge-nootje het initiatief tot samenspelen of praten neemt. Het slechthorende kind geeft mogelijk iemand een duwtje om aan te tonen dat hij wil spelen. De ander kan dat echter heel anders

opvatten, waardoor miscommunicatie ontstaat en kinderen elkaar niet meer begrijpen (Deij, 2013, p. 108). Als er wordt gekeken naar de spraak- taalontwikkeling van kinderen met een gehoorverlies dan stelt Gerrits (2013), lector Logopedie faculteit Gezondheidszorg, Hoge-school Utrecht hier het volgende over: “Kinderen met een gehoorverlies doorlopen een ande-re spraak- taalontwikkeling dan hoande-rende kindeande-ren. Hoe meer een kind hoort, hoe beter de taalontwikkeling zal verlopen. Elk kind leert zijn moedertaal, doordat het de taal hoort. Een kind dat aan gehoorverlies lijdt, kan hierdoor niet leren. Tussen de nul en de vijf jaar is een kritieke periode. Hierin moet een kind met een gehoorverlies extra worden ondersteund.

Enerzijds door het gehoor te optimaliseren, anderzijds door de taalinput te intensiveren en de communicatie te verbeteren. Ouders spelen hier een hele belangrijke rol in” (Dirks et al., 2013, pp. 69-70). Gehoorverlies bij kinderen kan leiden tot communicatiebarrières, met be-trekking tot de kwantiteit en de kwaliteit van deze interacties. Interactie met leeftijdgenoten is noodzakelijk voor het ontstaan van vriendschappen. Deze vriendschappen zijn belangrijk bij het ontwikkelen van vaardigheden op sociaal, emotioneel en cognitief gebied (Wolters, Blom, Knoors & Verhoeven, 2011, p. 10). Met betrekking tot de vriendschappen van slechthorende kinderen is te stellen dat zij minder tijd besteden aan interactie met leeftijdgenoten en de uitwisselingen zijn vaak van korte duur. Dit blijkt door de taalvaardigheden van de slechtho-rende kinderen te komen, en is niet te wijten aan het gehoorverlies zelf (Piso, Knoors & Ver-vloed, 2009).

Over de sociaal- emotionele ontwikkeling van kinderen met gehoorverlies beweert Rieffe (2013), bijzonder hoogleraar sociaal- emotionele ontwikkeling bij kinderen met een auditieve en/of communicatieve beperking het volgende: “De sociaal- emotionele ontwikkeling van kinderen met een gehoorverlies verloopt anders dan die van horende leeftijdsgenootjes. De oorzaak ligt hier vooral bij het missen van input vanuit en interactie met de sociale omgeving.

Kinderen leren veel door incidenteel leren, het leren van dingen die je om je heen ziet en hoort. Als je niet goed hoort, dan is die spontane input beperkt tot visuele input. Je ziet bij-voorbeeld wel dat je broertjes ruzie hebben, maar je weet niet waarom. En je ziet wel als het conflict is opgelost, maar je weet niet hoe dat is gegaan. Met andere woorden, je herkent de emotie wel, maar leert niet wat de functie ervan is en hoe je daar op kunt reageren” (Dirks et al., 2013, pp. 99-100). Kinderen met een matig gehoorverlies tonen een lage zelfwaardering, meer gedragsproblemen en hebben meer moeite met sociale contacten dan horende kinde-ren. Met betrekking tot de sociale contacten geven veel slechthorende kinderen aan dat ze meer vrienden zouden hebben als ze goed konden horen. Positieve ervaringen met het aan-gaan van sociale contacten zijn van groot belang voor de sociaal-emotionele ontwikkeling en de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Ervaringen met leeftijdsgenoten vormen een be-langrijke ontwikkelingscontext voor kinderen. Relaties met leeftijdsgenoten zijn ook een bron van steun; ze dragen bij aan de persoonlijke ontwikkeling en zorgen voor emotionele

stabili-teit. Bovendien dragen deze relaties bij aan het vermogen zich aan te passen aan de omge-ving. Het ervaren van intimiteit en acceptatie door hechte vrienden gedurende de kindertijd is essentieel voor het ontwikkelen van een gevoel van eigenwaarde en welzijn. Ook dragen de sociale contacten bij aan de ontwikkeling van de interpersoonlijke vaardigheden. Contact met lotgenoten lijkt niet vanzelfsprekend, maar is wel van belang. Afstand, verschillen in commu-nicatie en angst voor stigmatisering zijn de belangrijkste redenen die dit contact lijken te ver-hinderen. Uitsluiting door horende leeftijdgenoten kan voorkomen worden door goed door-dachte plaatsing van slechthorende kinderen in het regulier onderwijs (Piso, Knoors & Ver-vloed, 2009).

Naast de sociale contacten en de vriendschappen die het slechthorende kind heeft, heeft het ook veel contact met de ouders. Het blijkt dat slechthorende kinderen persoonlijke zaken eerder bespreken met hun ouders, in vergelijking met horende leeftijdgenoten (Piso, Knoors

& Vervloed, 2009). De ouders spelen dus een belangrijke rol in de leeftijdsfase van tien tot en met twaalf jaar, het begin van de puberteit. In de opvoeding van een slechthorend kind staan ouders voor nog meer keuzes die gevoeliger liggen en meer consequenties kunnen hebben, dan ouders hebben van een horend kind. De opvoeding van slechthorende kinderen kan onbewust meer ‘sturend’ verlopen, dan de opvoeding van een horend kind. Ouders pra-ten bondiger met hun kind, wat er voor kan zorgen, dat zij minder gemakkelijk informatie en gevoelens met hun kind kunnen uitwisselen (Deij, 2013, pp. 112-113). De puberteit van hun zoon of dochter is een periode van nadenken, afwegen, vasthouden en loslaten. Het gedrag van hun kind verandert en is minder voorspelbaar. Slechthorendheid kan het pubergedrag extra ingewikkeld maken. De mening van ouders wordt als minder belangrijk ervaren. Een slechthorende puber heeft net als een horende puber duidelijke grenzen en vertrouwen in zichzelf nodig. Het is belangrijk dat een puber weet wat hij kan en wat hij nog moet leren. Als slechthorende puber wil je ook graag zelfstandig worden en daarbij kun je gebruik maken van hulpmiddelen. Voor ouders is het niet altijd eenvoudig om hun slechthorende kind steeds meer los te laten. Uiteindelijk groeien slechthorende pubers naar de volwassenheid toe, waarbij ze eigen normen en waarden moeten vormen. Om alles te leren, moet een slechtho-rende puber de mogelijkheden hebben om dingen te proberen, ook ten aanzien van zijn ge-hoorproblemen. De betrokkenheid van ouders blijft altijd belangrijk, al zal een slechthorend kind in de puberteit die betrokkenheid regelmatig ervaren als bemoeizucht (Deij, 2013, pp.137-140).

Bij de puberteit van een kind hoort onder andere de overgang van het regulier basisonder-wijs naar het regulier voortgezet onderbasisonder-wijs. Voor zowel veel ouders als hun kind, is dit een grote, stressvolle stap. Er breekt voor hen een nieuwe periode aan, en ze zullen moeten in-spelen op nieuwe situaties. Vooral de eerste maanden komen elke dag veel indrukken op de jongere af (Bil & Bil, 2007, p.246). Het kiezen van een middelbare school is niet gemakkelijk.

Een goede oriëntatie is belangrijk, dat kan door middel van het bezoeken van een open dag en een eventueel gesprek. Wanneer het kind slechthorend is, zijn er echter extra overwegin-gen te maken (Deij, 2013, p.129). In vele gevallen zou het Audiologisch Centrum een aanvul-lend onderzoek kunnen doen en beoordelen of het slechte gehoor geen belemmering vormt voor het vervolgonderwijs (Rodenburg, 2001, pp.63-64). Ouders doen er goed aan extra tijd en aandacht aan hun kind te besteden in het eerste halfjaar van de brugklas (Bil & Bil, 2007, p.246).

In het onderzoek wordt er gekeken naar het volgen van regulier basisonderwijs door slecht-horende kinderen tussen de tien en twaalf jaar. Volgens Rodenburg (2001) is het voordeel van regulier basisonderwijs, dat het kind in zijn eigen vertrouwde omgeving blijft en samen met kinderen uit de buurt naar dezelfde school gaat. Het doel van het deelnemen aan het regulier basisonderwijs door slechthorende kinderen is dat zij klaargestoomd worden voor het leven in een horende maatschappij (p.58). De slechthorende leerling is meestal de enige in de klas die slecht hoort, vaak zelfs de enige op school (Wolters, 2012, p.7). In het regulier onderwijs worden slechthorende kinderen minder geaccepteerd dan hun horende klasgeno-ten. Ook zijn ze minder populair. Dit geldt zowel voor de overgang van basis naar voortgezet onderwijs als voor de overgang van de brugklas naar hogere klassen. Er is een verschil in sekse. Jongens worden in groep acht minder geaccepteerd, terwijl meisjes dit juist ervaren in de brugklas. Wanneer ze naar hogere klassen gaan, ervaren ze beide evenveel problemen met acceptatie door klasgenoten (Wolters, 2012, pp.8-9). Volgens Wolters (2012) zijn er drie belangrijke factoren die de sociale status in de klas beïnvloeden, dat zijn; gedrag, communi-catieve vaardigheden en persoonlijkheid (p.10).

1.3 Probleemstelling