• No results found

FUNDERENDE CONCEPTEN Inleiding

SOCIAAL KAPITAAL van zorgvragers

2.4. HET CONCEPT SOLIDARITEIT

2.4.3. verklAringen voor soliDAir geDrAg

2.4.4.3. Lindenberg: solidair gedrag in het Framing Concept

Professor Lindenberg gaat er in het goal-framing concept (Lindenberg, 006) van uit dat mensen reageren vanuit een bepaald (onbewust) gedachteframe, waarbij zij zich bepaalde doelen in het leven stellen: een Hedonistisch Frame met als doel ‘zich hier en nu goed te willen voelen’, een Voordeel Frame, gericht op ‘het verbeteren/vergroten van de eigen hulpbronnen’ en een Normatief Frame met als doel ‘de wil juist te handelen’ (Lindenberg, 006, p. 34) De aard van deze frames die al dan niet leiden tot bepaald informeel hulpgedrag vertoont enige overeenkomst met het Es, het Ego en het Superego, de drie terreinen binnen de persoonlijkheid, bekend vanuit de Psychoanalyse.

Lindenberg (006) geeft aan dat er geen manco is aan concepten over solidair/altruïstisch gedrag. Concepten uit de eco-nomie, psychologie en sociologie over solidariteit zijn er legio, maar de benaming van de afhankelijke variabelen verschilt bij de verschillende disciplines. De psychologie noemt ‘altruïstisch gedrag’ of ‘helpend gedrag’, de sociologie spreekt over ‘solidariteit’ of ‘solidair gedrag’, en in de economie wordt de term ‘samenwerking’ of ‘coöperatief gedrag’ gebruikt. Het woord ‘altruïsme’ wordt echter soms in al deze disciplines gebruikt. De onafhankelijke variabelen blijken volgens Lindenberg nog meer divers en dus nog moeilijker te vergelijken te zijn. Als determinanten van altruïstisch gedrag worden genoemd: waardenoriëntaties, solidaire altruïstische persoonlijkheidskenmerken, geïnternaliseerde normen, door de

cul-60 Wie dan leeft... wie dan zorgt?

tuur ontstaan vertrouwen en geïnstitutionaliseerde solidariteit. Kortom: het concept solidariteit als afhankelijke variabele heeft een zeer verschillende inhoud binnen de diverse disciplines, terwijl de veroorzakende factoren, determinanten van bepaald altruïstisch of solidair gedrag ook zeer uiteenlopend benoemd worden.

Lindenberg heeft getracht een classificatie te ontwikkelen die ruimte geeft aan de diverse (psychologische, sociologische en economische) concepten. Hij heeft daarbij vooral tevens de situationele factoren betrokken in een concept over soli-dair/altruïstisch gedrag.

Zijn visie is dat altruïstisch gedrag noch alleen afhangt van situationele factoren, noch louter van de persoon in kwestie. De belangrijkste motieven om te handelen variëren volgens Lindenberg op grond van de situatie, maar óók en zelfs binnen dezelfde persoon, op grond van de aard van de relatie met de ander.

Hij beargumenteert dat een specifieke vorm van solidair gedrag (bijvoorbeeld samenwerking of altruïsme) afhankelijk is van motieven die bepaald worden door:

- de combinatie van een bepaald frame in het denken: hedonistisch, voordeelgericht of normatief en door:

- een specifiek beeld, het mentaal model van de relatie: wat is binnen deze relatie, juist om te doen?

Solidair gedrag kan dan - volgens deze visie - situationeel binnen een en dezelfde persoon variëren! Ondanks het feit dat persoonlijkheidskenmerken en waardenoriëntaties de persoon een dispositie bieden om meer of minder solidair te hande-len, kunnen situationele factoren zelfs deze stabiele disposities overtreffen of er een wisselwerking mee hebben. Volgens Lindenberg kan ieder van ons een ‘Jekyll and Hyde’ zijn: een gespleten persoonlijkheid die in de ene hulpsituatie zus han-delt en op een ander moment zo. Het gaat bij hem niet om een concept over motieven van altruïstisch gedrag, maar om een concept over acties, die altruïstisch zijn.

Solidair gedrag wordt dan bepaald door:

- kenmerken in de persoon: de persoonlijkheid, vaardigheden, ontwikkelings- en leergeschiedenis van de potentiële helper;

- kenmerken van de situatie waarin het gedrag plaats vindt: de sociale (micro), institutionele (meso) en culturele (macro) context;

- de ‘definiëring van de situatie’ door de actor: framing en het mentale beeld van de relatie. Uit deze drie elementen resulteert het feitelijke solidaire gedrag.

Lindenberg was niet de eerste die factoren in de persoon in relatie bracht met de situatie als beïnvloedende factor. Kurt Le-win deed dit al met zijn krachtenveldconcept (LeLe-win, 936; LeLe-win en Cartwright, 95), waarbij gedrag, dus ook altruïstisch gedrag, de resultante is van zowel stimulerende (positieve) als belemmerende (negatieve) factoren in zowel de persoon als in de situatie. Op basis van deze resultante komt altruïstisch gedrag al dan niet tot stand.

Lindenberg ontwikkelde zijn visie doordat in de psychologie processen van cognitie en processen van motivatie met elkaar verbonden werden. Hij baseert zich hierbij op diverse auteurs, zoals Gollwitzer en Bargh (996). De gedachte dat cognities sterk beïnvloed worden door doelen ontleent hij aan Kruglanski (996). Dat denken en emotionele processen sterk inter-acteren bij een appèl op helpend gedrag, beargumenteert hij op basis van Strack en Deutsch (004).

Hoewel het model van Lindenberg ontwikkeld is voor alle vormen van gedrag dat op anderen gericht is, probeer ik in het volgende een directe vertaalslag te maken van het framing concept van Lindenberg naar het thema Informele Zorg. Welke processen doen zich in de cognitie van mensen voor wanneer een vraag om informele zorg - manifest of latent - op hen afkomt? Welk ‘mental image’ van de persoon maakt dat men ja of nee tegen de vraag om informele hulp zegt? Welk frame heeft de overhand?

Het proces van ‘aandacht schenken’ is een selectief proces: sommige zaken vallen in het oog, andere verdwijnen naar de achtergrond. Dit cognitieve proces van (selectieve) waarneming wordt bepaald door doelen die mensen zich stellen - op grond van het denkframe op dat moment - en is bepalend of er al dan niet hulp wordt geboden.

Bij de beoordeling van de situatie bij een vraag naar informele steun spelen dan een rol: het (voorkeurs-)frame van de persoon (hedonistisch frame, voordeel frame of normatieve frame). Vanuit het gekozen frame stelt de actor zich doelen. Naast dit frame, waarmee de situatie beoordeeld wordt, vindt er in ook een proces waarbij een ‘mental model’ gemaakt wordt van de relatie met degene, die om hulp vraagt.

‘This mental model is part of the framing process but can be the result of prior cognitive processes that were set in motion by an overriding goal.’ (Lindenberg, 006)p. 5).

Als voorbeeld geeft hij dat als het overheersende doel vanuit het normatieve frame is, juist te handelen, dat dan de vraag beantwoord moet worden: wat is juist in deze situatie en juist binnen deze relatie (familie, vriend, kennis, buur)? Zo wordt specifieke informatie gezocht die in deze sociale situatie en binnen deze relatie gericht is op dat doel.

De combinatie van het frame èn het mental model van de relatie, bepalen welke vorm dit op anderen gerichte gedrag krijgt, Op basis van deze resultante ‘kiest’ men dan bijvoorbeeld voor: ‘samenwerking’, ‘eerlijkheid’, ‘altruïsme’, ‘betrouwbaar-heid’, en ‘rekening houden met anderen’.

Solidair gedrag omvat steeds al deze factoren, maar de opoffering die actor zich getroost kan verschillen. Zo is er volgens Lindenberg, een onderscheid tussen de sterke solidariteit tussen heel goede vrienden en de zwakkere solidariteit met bijvoorbeeld buren. Het Framing concept is een soort typologie van de vijf vormen van gedrag dat op anderen gericht is (samenwerking, eerlijkheid, altruïsme, betrouwbaarheid, en het rekening houden met anderen).

Wat wordt nu precies bedoeld met een ‘mental model’? Lindenberg omschrijft het als:

‘The most basic connotation of ‘mental model’ is some kind of mental representation that guides reasoning and action. One of the major functions of mental models is to allow the individuals to answer questions about relevant aspects in his or her physical and social world….’ (Lindenberg, 006, p. 8).

Hij geeft als voorbeeld dat men zich voor dat men solidair, altruïstisch (of ander) gedrag uitvoert, men zich onder het men-tal model van het prototype van vriendschap onbewust afvraagt: ‘Als dit een vriendenrelatie/burenrelatie is, wat behoor ik dan te doen? Wat wordt van mij verwacht? Wat vind ik zelf dat ik zou moeten doen? De ander zal wel van dezelfde regels en verwachtingen uitgaan als ik, dus... ‘

Een dergelijk prototype van een relatie (vrienden, buren, collega’s) kan, bij de situatie van een (informele) hulpvraag, vol-gens Lindenberg bestaan uit 5 minimale elementen:

- een set van regels voor wat eigen/andermans gedrag in die situatie behoort te zijn; - verwachtingen over het gedrag van de ander gebaseerd op deze eigen regels; - maar ook de mogelijke verwachtingen die de ander heeft;

- normatieve verwachtingen over het eigen gedrag;

- een co-oriëntatie over de verwachtingen: beide partijen gaan ervan uit dat de ander hetzelfde mental model gebruikt (wat niet zo hoeft te zijn!).

Een ‘mental model’ is als het ware een ‘relationeel schema’ van waaruit men denkt, overweegt en handelt. Het ‘mental model’, zo stelt Lindenberg, is dus meer dan alleen een norm over hoe men zich moet gedragen.

Een voorbeeld: Wanneer de overheid vraagt meer voor elkaar te zorgen, ook buren onderling, dan is er meer in het spel, dan alleen maar ‘individualisering’. Het proces is veel gecompliceerder. Het gaat om een bepaald type voorgeschreven en normatieve verwachtingen en om een verwachting dat partij A er van uitgaat dat partij B dezelfde regels en verwachtingen hanteert/zal hanteren als A zou doen.

Binnen het hedonistische frame wordt solidair gedrag gezien als goed, als het goed voelt, maar het kan verstoord worden door eigen stemming en onvriendelijk gedrag van anderen: het positieve gevoel voor het eigen ik, wordt dan niet langer

6 Wie dan leeft... wie dan zorgt?

gestimuleerd. Het hedonistische frame is in Lindenbergs concept weliswaar meer op het ‘ik’ gericht, maar dat wil dus niet zeggen dat binnen dit frame geen solidair gedrag mogelijk is.

Gesteld kan worden, dat Iemand die vanuit het hedonistische frame informele zorg verleent, mogelijk hiermee zal stop-pen, wanneer dit zwaarder wordt en hij/zij er geen voldoening meer uit put.

In het voordeel-frame is men gericht op het eigenbelang. Het belangrijkste doel in dit frame is het verbeteren van de eigen hulpbronnen (geld, status, kansen). Mensen handelen vanuit dit frame vanuit de gedachte: ik doe het alleen als het lóónt. Aangezien solidair gedrag altijd een zekere opoffering vraagt, moeten de kosten van het gedrag niet veel hoger worden of het solidaire gedrag blijft achterwege. Concreet: de informele zorg wordt niet verleend.

Vanuit het voordeel-gerichte frame ziet men het solidaire gedrag als goed, àls het efficiënt is, maar het kan verstoord wor-den als de kosten in verhouding hoog zijn en de mate van controle op de uitvoering laag.

In het normatieve frame gaat het meer om de vraag ‘Wat is juist in deze situatie? Het mental model in het normatieve frame vraagt om een helder beeld van de relatie en van de normen die daarin gelden. Het normatieve doel ziet het solidaire gedrag als goed, als het juist is om te doen Bij vage normen en in relaties zonder duidelijke verwachtingen zal het solidaire gedrag vanuit het normatieve frame snel verdwijnen.

‘In fact, in an ongoing solidary (……) relationship, prosocial behavior sends a “relational signal” to the other indicating that I, the sender, am in a normative frame and have solidarity in my mental model of our relationship’. (Lindenberg, 006, p. 37).