• No results found

A.4.1 Reactie van Prof. Dr. M. Boogers Hoogleraar Innovatie en Regionaal Bestuur

Beste Huub,

Je bent met een erg interessant en relevant onderzoek bezig. Ik blijf graag op de hoogte van je vorderingen. Stuur je scriptie maar toe als deze is afgerond. Zo te zien hanteer je een soort contingentie-benadering toe, waarbij je ervan uitgaat dat omgevingsfactoren (landelijk en EU-beleid en regionale politieke en sociaal-demografische factoren) de belangrijkste drivers zijn van de institutionele ontwikkeling van regiobesturen. Voor veranderkundige factoren, zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van een sterke regionale sense of urgency voor de aanpak van regionale

vraagstukken of de kwaliteit van regionaal leiderschap heb je minder aandacht, wellicht wat voor vervolgonderzoek.

Ik kan over de uitkomsten van je analyse nog weinig zeggen, vooral niet omdat het nog onduidelijk is hoe je de variabelen populatie (+), EU lidmaatschap (+), EU toelatingsproces (+), democratie (-), gebied (+) en identiteit (+) hebt geoperationaliseerd. Dat populatie-omvang bijdraagt aan een sterk regionaal bestuur kan ik me voorstellen, maar de variabele waar het werkelijk om draait is volgens mij het aantal gemeenten in een regio. Als die hoog is, nemen de transactiekosten toe. Om die

68 voorspelt de ICA-theorie. Zie mijn oratie en een artikel hierover.

Succes met de afronding van je scriptie, Groet,

Prof. dr. Marcel Boogers

Hoogleraar Innovatie en Regionaal Bestuur UT/ BMC

A.4.2 Reactie van Dr. M. Brusis

Universitair docent vergelijkende politiek met een achtergrond in politicologie, rechten en sociologie

Dear Mr. Winters,

The results of your analysis look plausible to me. As I am more embedded in the qualitative tradition, I would tend to explain your correlations with different causal mechanisms: Europeanization, economies of scale / functional pressures for regionalization in larger states, regional

mobilization.

In follow-up research I would distinguish more carefully

between level- and process-variables: To what extent can changes (rather than differences between levels) in your independent variables

contribute to explain the variance in your dependent variable.

But may be you could contact Arjan Schakel directly - he is much more experienced in the quantitative analysis of regionalization processes. Best wishes, good luck!

Martin Brusis

A.4.3 Reactie van Prof. Dr. L. Hooghe

Hoogleraar Multi-Level Governance met een achtergrond in politicologie. Eén van de bedenkers van de Regional Authority Index

Dag Huub,

Hartelijk dank voor je interesse in de RAI. Je project klinkt interessant en je resultaten lijken in lijn met die in onze eigen studies.

De uitdaging voor jou is om hier iets nieuws aan toe te voegen. Dat heb je blijkbaar gezocht in een vereenvoudiging van de afhankelijke variabele: van een index naar een dichotomie. Dat is exact in oppositie tot onze basisstelling dat een dichotomische meting te simplistisch is om de variatie in regionale autoriteit te bevatten. Een te simplistisch meetinstrument leidt tot foute conclusies. Dat is de boodschap van het artikel in Publius.

Als ik je goed begrijp kom jij zelfs met een eenvoudige dichotome meetstaf bij dezelfde conclusies: populatie, identiteit, en EU lidmaatschap. Dat is verbazend, en misschien zit hier voor jou wel een verhaal in? Hoe “robust” is jouw conclusie als je tijdsperioden varieert,

69 landen bijsluit of laat afvallen, variabelen bijneemt of niet? Hangt het af van de precieze operationalisering van jouw variabele enz?

Dit lijkt een methodologische discussie, maar methodologische keuzen kunnen inhoudelijke conclusies sterk beïnvloeden. Daar vat op krijgen is belangrijk.

Heel veel plezier met je Masterthesis! Liesbet Hooghe

A.4.4 Reactie van Dr. E. Mastenbroek

Universitair docent bestuurskunde met een achtergrond in politicologie

Beste Huub,

Ik ben geen expert op dit terrein en ik kan de resultaten van je onderzoek dan ook niet valideren. Om precies te zijn: ik begrijp niet goed waarom EU

lidmaatschap volgens jou regionale autonomie zou vergroten. Ik zie in NL eerder het omgekeerde: het besluit tot decentralisatie (dus vergroten van de regionale autonomie) kwam niet voort uit Europese verplichtingen, maar had wel tot gevolg dat provincies ineens ook meer Europese

beleidsverantwoordelijkheden kregen. Natuurbeleid, bijvoorbeeld, is vrijwel geheel gedecentraliseerd naar de provincies- en dat omvat ook de Europese verplichtingen.

Wat betreft andere variabelen: het lijkt me belangrijk om de invloed van

meer politieke veranderkundige variabelen (zoals de politieke samenstelling van het kabinet) en economische krimp te onderzoeken. We zien

namelijk door de tijd heen tendensen van decentralisatie en vaak recentralisatie, afhankelijk hiervan (zie de huidige discussie in NL).

Ik hoop dat je hier iets mee kunt. Je zou ook nog eens kunnen kijken naar het werk van Michaël Tatham, die uitgebreid onderzoek naar regionale autonomie in de EU heeft gedaan.

Met vriendelijke groet, Ellen Mastenbroek

A.4.5 Reactie van Dr. P.J. Zwaan

Universitair docent bestuurskunde met een achtergrond in politicologie en planologie

Beste Huub,

Ik zou eigenlijk wat meer zicht moeten hebben op hoe je de verschillende variabelen hebt geoperationaliseerd, met name ook hoe je dat hebt gedaan voor regionale autoriteit. Ik herken op zich wel de ontwikkelingen die je schetst, maar zou de causale relaties wat voorzichtig interpreteren.

Er wordt vaak gesproken over het feit dat de nationale staat minder belangrijk wordt vanwege Europeanisering en tegelijkertijd regionalisering. Dat lijken voor een deel twee aparte ontwikkelingen, al wordt weleens gesteld dat Europa de vorming van regio's

70 stimuleert, bijvoorbeeld door structuurfondsen voor regionale ontwikkeling of een comité van de regio's.

Dat zou wellicht de identiteit vorming kunnen beïnvloeden. Ik ben hier zelf altijd wat kritisch op.

Dat toetreding tot EU van invloed is heeft denk ik te maken met de eisen op het gebied van de rechtsstaat.

Van belang is denk ik dat je ook eens kijkt naar de onderlinge variatie in je afhankelijke variabelen. Volgens mij hebben die variabelen onderling ook invloed op elkaar. Sommige lidstaten hebben bijvoorbeeld hun regio's aangepast aan de regio's die de EU hanteert voor de verlening van steun.

Het lijkt me overigens dat je zelf toch ook wel een theoretisch kader hebt opgesteld, op basis waarvan je bepaalde verwachtingen hebt ontwikkeld? Ik vind een 'expert-judgement' over je data in deze zin wat gevaarlijk.

Ik hoop dat je hier wat aan hebt. Vriendelijke groet,

Pieter Zwaan