• No results found

Lijst van aggregaten

3. ELEKTRICITEIT EN WARMTE 1. Energieproducten

3.2. Lijst van aggregaten

De volgende aggregaten moeten voor alle in het vorige punt vermelde energieproducten worden opgegeven, tenzij anders vermeld.

Wanneer een term niet in dit hoofdstuk wordt toegelicht, is de toelichting in bijlage A van toepassing. Voor de energieproducten die onder vaste brandstoffen, fabrieksgas, aardgas, aardolie, aardolieproducten, hernieuwbare energie en energie uit afval vallen, gelden de in de hoofdstukken 1, 2, 4 en 5 vermelde definities en eenheden.

3.2.1. Sector voorziening en omzetting

Voor aggregaten van elektriciteit en warmte in dit hoofdstuk gelden de volgende definities:

— bruto-elektriciteitsproductie: de som van de elektrische energie die door alle generatoraggregaten in kwestie wordt geproduceerd (inclusief pompaccumulatie), gemeten aan de uitgang van de hoofdgeneratoren;

— brutowarmteproductie: de totale hoeveelheid warmte die door de inrichting wordt geproduceerd; dit omvat de warmte van warme vloeistoffen die voor bv. vloerverwarming en verwarmingssystemen met vloeibare brand­

stof in de inrichting worden gebruikt, verliezen bij de warmte-uitwisseling in de inrichting of het netwerk, en warmte van chemische processen die als primaire energievorm worden gebruikt;

— netto-elektriciteitsproductie: de bruto-elektriciteitsproductie verminderd met het elektriciteitsverbruik van de productie-installaties en met de verliezen in de hoofdtransformatoren;

— nettowarmteproductie: de warmte die aan het distributiesysteem wordt geleverd, zoals vastgesteld door metin­

gen van de uitgaande en retourstromen.

De aggregaten in de volgende tabel moeten voor producenten die opwekking als hoofdactiviteit hebben en voor zelfopwekkers afzonderlijk worden opgegeven. Voor de volgende aggregaten moet binnen deze twee categorieën centrales de bruto- en netto-elektriciteits- en warmteproductie in voorkomend geval voor elektriciteitscentrales, warmtekrachtcentrales en warmtecentrales afzonderlijk worden opgegeven:

1. Totale productie

1.1. waarvan: kernenergie

1.2. waarvan: waterkracht

1.2.1. waarvan: aandeel waterkracht uit pompaccumulatie

1.3. waarvan: geothermische energie

1.4. waarvan: zonne-energie

1.5. waarvan: getijden-, golf- en oceaanenergie

1.6. waarvan: windenergie

1.7. waarvan: brandstoffen

Brandstoffen die kunnen ontbranden of branden, d.w.z. met zuurstof reageren en daarbij een aanzienlijke hoeveelheid warmte creëren, en rechtstreeks worden verbrand om elektriciteit en/of warmte op te wekken.

1.8. waarvan: warmtepompen

Warmteoutput van warmtepompen, alleen wanneer de warmte aan derden wordt verkocht (d.w.z. wanneer de productie in de sector omzetting plaatsvindt).

1.9. waarvan: elektrische ketels

Hoeveelheden warmte afkomstig van elektrische ketels, wanneer de output aan derden wordt verkocht.

1.10. waarvan: warmte van chemische processen

Warmte afkomstig van processen zonder input van energie, bv. chemische reacties.

Warmte afkomstig van door energie aangedreven processen valt hier niet onder en moet worden opge­

geven als uit de desbetreffende brandstof geproduceerde warmte.

1.11. waarvan: overige bronnen – elektriciteit (specificeren)

De in de volgende tabel vermelde aggregaten moeten als totalen worden opgegeven, in voorkomend geval afzonderlijk voor elektriciteit en warmte. Voor de drie eerste aggregaten in de tabel moeten de hoeveelheden worden berekend op basis van de in de vorige tabel opgegeven waarden, en daarmee overeenstemmen.

1. Totale brutoproductie 2. Eigen gebruik van de centrale 3. Totale nettoproductie

4. Invoer

Zie ook de toelichting in punt 5, „Uitvoer”

5. Uitvoer

Hoeveelheden elektriciteit worden geacht te zijn in- of uitgevoerd wanneer zij de politieke grenzen van het land hebben overschreden, ongeacht of zij zijn in- of uitgeklaard. Indien elektriciteit via een land wordt doorgevoerd, moet de hoeveelheid onder zowel invoer als uitvoer worden opgegeven.

6. Gebruikt voor warmtepompen 7. Gebruikt voor elektrische stoomketels

8. Gebruikt voor pompaccumulatie 9. Gebruikt voor elektriciteitsproductie

10. Geleverde energie

Voor elektriciteit: de som van de nettoproductie van elektrische energie die door alle centrales in het land wordt geleverd, verminderd met de hoeveelheid die tegelijk wordt gebruikt voor warmtepompen, elek­

trische stoomketels en pompen, en verminderd/vermeerderd met de uitvoer/invoer naar/uit het buitenland.

Voor warmte: de som van de nettowarmteproductie voor verkoop van alle centrales in het land, ver­

minderd met de warmte die voor elektriciteitsproductie wordt gebruikt, en verminderd/vermeerderd met de uitvoer/invoer naar/uit het buitenland.

11. Verliezen bij transmissie en distributie

Alle verliezen bij het vervoer en de distributie van elektrische energie en warmte.

Voor elektriciteit omvat dit verliezen in transformatoren die niet als integraal deel van de centrales worden beschouwd.

12. Totaal verbruik (berekend) 13. Statistische verschillen 14. Totaal verbruik (waargenomen)

De elektriciteit, de verkochte warmte en de gebruikte hoeveelheden brandstoffen, met de desbetreffende totale energie (op basis van de calorische onderwaarde, behalve voor aardgas, waarvoor wordt uitgegaan van de calo­

rische bovenwaarde), die voortkomen uit de brandstoffen in de volgende tabel, moeten voor producenten die opwekking als hoofdactiviteit hebben en voor zelfopwekkers afzonderlijk worden opgegeven. Binnen deze twee categorieën opwekkers moet de elektriciteits- en warmteproductie in voorkomend geval worden uitgesplitst in elektriciteitscentrales, warmtekrachtcentrales en warmtecentrales.

1. Vaste brandstoffen en fabrieksgas:

1.1. Antraciet

1.2. Cokeskool

1.3. Andere bitumineuze kool

1.4. Subbitumineuze kool

1.5. Bruinkool

1.6. Turf

1.7. Steenkoolbriketten

1.8. Cokesovencokes

1.9. Gascokes

1.10. Koolteer

1.11. Bruinkoolbriketten

1.12. Fabrieksgas

1.13. Cokesovengas

1.14. Hoogovengas

1.15. Oxystaalovengas

2. Aardolie en aardolieproducten

2.1. Ruwe aardolie

2.2. NGL

2.3. Raffinaderijgas

2.4. LPG

2.5. Nafta

2.6. Reactiemotorbrandstof van het kerosinetype

2.7. Andere kerosine

2.8. Gasolie/dieselolie

2.9. Zware stookolie

2.10. Bitumen (met inbegrip van orimulsion)

2.11. Petroleumcokes

2.12. Overige aardolieproducten

3. Aardgas

4. Hernieuwbare energie en energie uit afval:

4.1. Industrieel afval (niet-hernieuwbaar)

4.2. Huishoudelijk afval (hernieuwbaar)

4.3. Huishoudelijk afval (niet-hernieuwbaar)

4.4. Hout, houtafval en ander vast afval 4.5. Stortgas

4.6. Rioolwaterzuiveringsgas 4.7. Overig biogas

4.8. Vloeibare biobrandstoffen

3.2.2. Elektriciteits- en warmteverbruik in de sector energie 1. Totaal sector energie

Hieronder vallen niet eigen gebruik van de centrale en gebruik voor pompaccumulatie, voor warmtepom­

pen en voor elektrische ketels.

1.1. waarvan: kolenmijnen 1.2. waarvan: olie- en gaswinning 1.3. waarvan: steenkoolbrikettencentrales 1.4. waarvan: cokesovens

1.5. waarvan: bruinkoolbriketten- en turfbrikettencentrales 1.6. waarvan: gasfabrieken

1.7. waarvan: hoogovens

1.8. waarvan: aardolieraffinaderijen 1.9. waarvan: nucleaire industrie 1.10. waarvan: kolenliquefactie-installaties

1.11. waarvan: liquefactie- (LNG) en hervergassingsinstallaties 1.12. waarvan: vergassingsinstallaties (biogas)

1.13. waarvan: gas naar vloeistof

1.14. waarvan: niet elders vermeld – energie

3.2.3. Specificatie van het eindgebruik van de energie 1. Industrie

1.1. waarvan: ijzer en staal

1.2. waarvan: chemische en petrochemische industrie 1.3. waarvan: non-ferrometalen

1.4. waarvan: niet-metaalhoudende minerale producten 1.5. waarvan: transportmiddelen

1.6. waarvan: machines

1.7. waarvan: winning van delfstoffen

1.8. waarvan: voedings- en genotmiddelen

1.9. waarvan: pulp, papier en drukkerijen

1.10. waarvan: hout en artikelen van hout

1.11. waarvan: bouwnijverheid

1.12. waarvan: textiel en leder

1.13. waarvan: niet elders vermeld – industrie

2. Vervoer

2.1. waarvan: spoorwegen

2.2. waarvan: vervoer door pijpleidingen

2.3. waarvan: niet elders vermeld – vervoer

3. Woningen

4. Commerciële en openbare diensten

5. Land- en bosbouw

6. Visserij

7. Niet elders vermeld – overige

3.2.4. In- en uitvoer

In- en uitvoer van energiehoeveelheden elektriciteit en warmte, uitgesplitst naar land.

3.2.5. Netto-elektriciteitsproductie en nettowarmteproductie van zelfopwekkers

De netto-elektriciteitsproductie en de nettowarmteproductie van zelfopwekkers moeten voor de volgende installa­

ties en activiteiten worden uitgesplitst in warmtekrachtcentrales, elektriciteitscentrales en warmtecentrales:

1. Totaal sector energie

1.1. waarvan: kolenmijnen

1.2. waarvan: olie- en gaswinning

1.3. waarvan: steenkoolbrikettencentrales

1.4. waarvan: cokesovens

1.5. waarvan: bruinkoolbriketten- en turfbrikettencentrales

1.6. waarvan: gasfabrieken

1.7. waarvan: hoogovens

1.8. waarvan: aardolieraffinaderijen

1.9. waarvan: kolenliquefactie-installaties

1.10. waarvan: liquefactie- (LNG) en hervergassingsinstallaties 1.11. waarvan: vergassingsinstallaties (biogas)

1.12. waarvan: gas naar vloeistof

1.13. waarvan: houtskoolproductie-installaties

1.14. waarvan: niet elders vermeld – energie

2. Alle andere sectoren: dezelfde lijst van aggregaten als in 3.2.3, „Specificatie van het eindgebruik van de energie”

3.2.6. Inputs bij zelfopwekkers van elektriciteit en warmte

Inputs bij zelfopwekkers van elektriciteit en warmte moeten afzonderlijk worden opgegeven voor elektriciteits­

centrales, warmtekrachtcentrales en warmtecentrales.

1. De hoeveelheden vaste brandstoffen en fabrieksgas die door zelfopwekkers worden gebruikt, moeten worden opgegeven voor de volgende energieproducten: antraciet, cokeskool, andere bitumineuze kool, subbitumineuze kool, bruinkool, turf, steenkoolbriketten, cokesovencokes, gascokes, koolteer, bruinkool- en turfbriketten, fa­

brieksgas, cokesovengas, hoogovengas en oxystaalovengas. De inputs moeten worden opgegeven voor de volgende installaties en activiteiten:

1. Totaal sector energie

1.1. waarvan: kolenmijnen

1.2. waarvan: steenkoolbrikettencentrales 1.3. waarvan: cokesovens

1.4. waarvan: bruinkoolbriketten- en turfbrikettencentrales 1.5. waarvan: gasfabrieken

1.6. waarvan: hoogovens

1.7. waarvan: aardolieraffinaderijen 1.8. waarvan: kolenliquefactie

1.9. waarvan: niet elders vermeld – energie 2. Industrie

2.1. waarvan: ijzer en staal

2.2. waarvan: chemische en petrochemische industrie 2.3. waarvan: non-ferrometalen

2.4. waarvan: niet-metaalhoudende minerale producten 2.5. waarvan: transportmiddelen

2.6. waarvan: machines

2.7. waarvan: winning van delfstoffen 2.8. waarvan: voedings- en genotmiddelen

2.9. waarvan: pulp, papier en drukkerijen 2.10. waarvan: hout en artikelen van hout

2.11. waarvan: bouwnijverheid 2.12. waarvan: textiel en leder

2.13. waarvan: niet elders vermeld – industrie 3. Vervoer

3.1. waarvan: spoorwegen

3.2. waarvan: niet elders vermeld – vervoer 4. Overige sectoren

4.1. waarvan: commerciële en openbare diensten

4.2. waarvan: woningen 4.3. waarvan: land- en bosbouw 4.4. waarvan: visserij

4.5. waarvan: niet elders vermeld

2. De hoeveelheden aardolieproducten die door zelfopwekkers worden gebruikt, moeten worden opgegeven voor de volgende energieproducten: ruwe aardolie, NGL, raffinaderijgas, LPG, nafta, reactiemotorbrandstof van het kerosinetype, andere kerosine, gasolie/dieselolie, zware stookolie, bitumen (met inbegrip van orimulsion), pe­

troleumcokes en andere aardolieproducten. De inputs moeten worden opgegeven voor de volgende installaties en activiteiten:

1. Totaal sector energie

1.1. waarvan: kolenmijnen

1.2. waarvan: olie- en gaswinning

1.3. waarvan: cokesovens

1.4. waarvan: hoogovens

1.5. waarvan: gasfabrieken

1.6. waarvan: niet elders vermeld – energie

2. Industrie

2.1. waarvan: ijzer en staal

2.2. waarvan: chemische en petrochemische industrie

2.3. waarvan: non-ferrometalen

2.4. waarvan: niet-metaalhoudende minerale producten

2.5. waarvan: transportmiddelen

2.6. waarvan: machines

2.7. waarvan: winning van delfstoffen

2.8. waarvan: voedings- en genotmiddelen

2.9. waarvan: pulp, papier en drukkerijen

2.10. waarvan: hout en artikelen van hout

2.11. waarvan: bouwnijverheid

2.12. waarvan: textiel en leder

2.13. waarvan: niet elders vermeld – industrie

3. Vervoer

3.1. waarvan: vervoer door pijpleidingen

3.2. waarvan: niet elders vermeld – vervoer

4. Overige sectoren

4.1. waarvan: commerciële en openbare diensten

4.2. waarvan: woningen

4.3. waarvan: land- en bosbouw

4.4. waarvan: visserij

4.5. waarvan: niet elders vermeld

3. De hoeveelheden aardgas die door zelfopwekkers worden gebruikt, moeten worden opgegeven voor de vol­

gende installaties en activiteiten:

1. Totaal sector energie

1.1. waarvan: kolenmijnen

1.2. waarvan: olie- en gaswinning

1.3. waarvan: inputs in aardolieraffinaderijen

1.4. waarvan: cokesovens

1.5. waarvan: gasfabrieken

1.6. waarvan: hoogovens

1.7. waarvan: liquefactie (LNG) en hervergassing

1.8. waarvan: gas naar vloeistof

1.9. waarvan: niet elders vermeld – energie

2. Industrie

2.1. waarvan: ijzer en staal

2.2. waarvan: chemische en petrochemische industrie

2.3. waarvan: non-ferrometalen

2.4. waarvan: niet-metaalhoudende minerale producten

2.5. waarvan: transportmiddelen

2.6. waarvan: machines

2.7. waarvan: winning van delfstoffen

2.8. waarvan: voedings- en genotmiddelen

2.9. waarvan: pulp, papier en drukkerijen

2.10. waarvan: hout en artikelen van hout

2.11. waarvan: bouwnijverheid

2.12. waarvan: textiel en leder

2.13. waarvan: niet elders vermeld – industrie

3. Vervoer

3.1. waarvan: vervoer door pijpleidingen

3.2. waarvan: niet elders vermeld – vervoer

4. Overige sectoren

4.1. waarvan: commerciële en openbare diensten

4.2. waarvan: woningen

4.3. waarvan: land- en bosbouw

4.4. waarvan: visserij

4.5. waarvan: niet elders vermeld

4. De hoeveelheden hernieuwbare energie en energie uit afval die door zelfopwekkers worden gebruikt, moeten worden opgegeven voor de volgende energieproducten: geothermische energie, zonne-energie, industrieel afval (niet-hernieuwbaar), huishoudelijk afval (hernieuwbaar), huishoudelijk afval (niet-hernieuwbaar), hout, houtafval en ander vast afval, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas, overig biogas en vloeibare biobrandstoffen. De inputs moeten worden opgegeven voor de volgende installaties en activiteiten:

1. Totaal sector energie

1.1. waarvan: vergassingsinstallaties 1.2. waarvan: kolenmijnen

1.3. waarvan: steenkoolbrikettencentrales 1.4. waarvan: cokesovens

1.5. waarvan: aardolieraffinaderijen

1.6. waarvan: bruinkoolbriketten- en turfbrikettencentrales

1.7. waarvan: gasfabrieken

1.8. waarvan: hoogovens

1.9. waarvan: houtskoolproductie-installaties

1.10. waarvan: niet elders vermeld – energie

2. Industrie

2.1. waarvan: ijzer en staal

2.2. waarvan: chemische en petrochemische industrie

2.3. waarvan: non-ferrometalen

2.4. waarvan: niet-metaalhoudende minerale producten

2.5. waarvan: transportmiddelen

2.6. waarvan: machines

2.7. waarvan: winning van delfstoffen

2.8. waarvan: voedings- en genotmiddelen

2.9. waarvan: pulp, papier en drukkerijen

2.10. waarvan: hout en artikelen van hout

2.11. waarvan: bouwnijverheid

2.12. waarvan: textiel en leder

2.13. waarvan: niet elders vermeld – industrie

3. Vervoer

3.1. waarvan: spoorwegen

3.2. waarvan: niet elders vermeld – vervoer

4. Overige sectoren

4.1. waarvan: commerciële en openbare diensten

4.2. waarvan: woningen

4.3. waarvan: land- en bosbouw

4.4. waarvan: visserij

4.5. waarvan: niet elders vermeld

3.3. Structurele gegevens over elektriciteits- en warmteopwekking