• No results found

Deel III: Lichamelijkheid & Zingeving

4.1 Onderzoeksresultaten

4.1.1 Lichaam in verbinding met de ander & de omgeving

Uit de interviews is gebleken dat verbondenheid een belangrijk thema is aangaande de relatie tussen lichamelijkheid en zingeving. Het lichaam wordt bijvoorbeeld beschouwd als

voorwaarde om contact te kunnen leggen met anderen. Quirine (r.181-r.182) zegt hierover: “Eigenlijk betekent je lichaam heel veel. Want door je lichaam kan je leven, eigenlijk. Kan je dingen doen… Ja… Kan je contact maken met mensen”. Contact maken met de ander door

65

64 middel van het lichaam, roept ook de vraag op naar seksualiteit. Quirine (r.388-r.390) gaat hierop door: “Je wordt altijd blootgesteld aan een ander door je eigen lichaam... Nou ja, en seks is natuurlijk ook contact. Twee mensen die eigenlijk contact maken met elkaar en dat doe je via dat lichaam”. Wanneer seks wordt ervaren als betekenisvol, lijkt er ook sprake te moeten zijn van een verbondenheid met de ander op geestelijk niveau: “En ik heb het ook wel eens met seks gehad met iemand waar ik fysiek helemaal verliefd op was maar ook helemaal verliefd op was geestelijk, dan. Dat het helemaal samenviel, dat het helemaal perfect was”. (Quirine: r.454-456). Ook Eva (r.256-r.258) benadrukt een samenvallen met de ander tijdens seks, dat niet puur fysiek is: “Er zit voor mij alleen maar een gevoel van zingeving in, ehm, als het, ehm, ja ik zou het bijna zeggen als het iets betekent. (…)Ik denk als je een soort connectie met iemand ervaart of zo”.

Voor Stijn (r.248-r.258) is seks duidelijk een activiteit die zich op zowel fysiek als geestelijk niveau afspeelt: “Seks is eigenlijk wel een goed voorbeeld. Dat is heel erg een lichamelijk en geestelijk spel. Of spel... Activiteit eigenlijk. Met misschien wel een zowel lichamelijke als geestelijke ontlading.(… ) Ja, nou ik denk wel dat seks de zingeving in het leven verhoogt (…) Ehm… Dat dat lichamelijk en geestelijk een soort effect heeft”. Dat de betekenis van de seksuele ervaring niet enkel ligt in het fysieke contact, is ook zichtbaar in het verhaal van Karin. Karin(r.223-224) kan sterk ervaren dat haar lichaam en haar “gevoelsmatige ik” niet verbonden zijn. Ze vertelt dat ze veelal het gevoel heeft dat haar gevoelsmatige ik een beetje voor en boven haar lichaam hangt. Haar lichaam “komt er een beetje achteraan” en voelt meestal “rustig en neutraal”. Voor het hebben van seks betekent dit dat haar geest moet “landen” in haar lichaam: “Een fractie lijkt mijn lichaam dan juist voor te lopen. Het is ook zo voorbij. Dan denk ik: ‘oh, even terug’. En dan, ja, dan is het goed (…) En het is verder

natuurlijk best wel leuk, dus dat kost niet zoveel moeite” (Karin, r.226-227).

De verbondenheid met de ander uit zich in een gevoel van samensmelten: “Dus je wordt samen een beetje één of zo, omdat je heel erg met z’n tweeën in één moment bent. (…)Maar vooral, dat samensmelten met iemand, dat dat heel fijn is” (Eva: r.267-270). Stijn (r.262) zegt: “Ja, die ander helpt jou en jij helpt diegene. Dat geeft een soort saamhorigheid”. En Quirine (r.458): “Alsof je lichaam helemaal perfect past in dat lichaam. Dat je thuis bent, of zo”.

Verbondenheid met de ander door middel van het lichaam, bestaat niet alleen in de seksuele ervaring. Karel (r.55-r.65) danst veel en voelt zich tijdens het dansen verbonden met zijn danspartner, maar ook met zijn omgeving: “Het is, ehm, ik voel dan een heel sterke

65 verbinding met degene met wie ik dans. En tegelijkertijd ook met de muziek. Dat je samen iets… Het voelt alsof je samen iets aan het maken bent.(…) De muziek bepaalt samen met je partner… Er moet een soort van chemie ontstaan, zeg maar. (…) Dan is er alleen maar dat hele kleine stukje dat van vorm verandert. Dat is wel waar het om gaat”. De verbondenheid in het dansen zit voor Karel (r.75-r.76) ook in het aanvoelen van het lichaam van de ander. Bijvoorbeeld hoe het reageert op aanraking en of het gestuurd wilt worden.

De aanraking van een ander brengt niet altijd een gevoel van verbondenheid met zich mee. Tara is ten tijde van het interview herstellende van een eetstoornis. Tevens heeft ze jaren gekampt met automutilatie. Tara (r.165-r.171) vertelt dat ze aanraking door anderen als zeer onprettig ervoer: “Ja, dat heb ik zolang eigenlijk gevraagd dat dat niet gedaan werd… of dat… ik wilde dat niet. Het was teveel dus dan wilde je niet dat mensen het zien en al

helemaal niet dat ze het aanraken... ja… ik had ook die muur dus ik wilde ook niet dat mensen te dichtbij zouden komen. (…) Je hebt van die momenten dat je iemand wel moet aanraken, weetje. Je moet iemand wel een zoen geven met Kerstmis.(…)Maar dat dat op dat moment voor mij heel veel moeite kost. Ondanks dat het een wang was die wat aanraakt”. De

verbondenheid via het lichaam, die spreekt uit de verhalen van andere respondenten, lijkt bij Tara juist een afgeslotenheid in te houden. Haar beschadigde lichaam weerhield haar van het aangaan van een verbinding met de ander. Ook Eva kent een terughoudendheid in het aangaan van verbinding met de ander, die een oorsprong kent in haar lichaam. Eva (r.523-r.524) noemt dit gevoel intuïtie en zegt dat haar lichaam een kompasfunctie heeft in interactie met de ander: “Dat is rationeel totaal niet te rijmen want eigenlijk zijn die mensen helemaal niet onaardig. Ze stellen gewoon vragen, ze maken gewoon een praatje. En toch heb ik dan, voel ik dan een soort blokkade in mijn lichaam en wil ik echt weg”(Eva: r. 418-420).

Als Karin (r.311) zich niet op haar gemak voelt bij iemand, geeft haar lichaam haar ook signalen: “Nou, soms krijg ik het dan koud en denk ik ‘nou, joh’”.