In geen tien dagen een brief van u, Vriend LOUIS! en daar gij u in zulke verschrikkelijk
zeldzame omstandigheden bevindt. - Onze broêrs zeggen, dat het een kunstje van
u is, om mij tot het opnemen van mijn pen te noodzaken. En gij kunt denken, welk
een aandrang de bende gebruikt heeft, dat ik mijne pen heb opgevat ...Salva sis
puellula virginea! zeide ik tegen mijn pen, en ik doopte die in mijn inktkoker, maar,
ja wel! rein, als glas, kwam zij 'er weêr uit, want ik merkte, dat de inktkoker zoo
kurkdroog was als mijn keel. Toen was er een bitter leven op mijne kamer. Ik schelde,
als of ik een theeketel met water over mijn beenen kreeg. Daar kwam de dochter
van den Hospes, weetje de schele LUCIAmet haar mopsneus, naar boven.... En ik
gaf lucht aan mijne gramschap, B... Hondesnoet! zeî ik, waarom zorgt gij niet, dat
de inktkoker van een student
altijd van inkt voorzien is - wat let me dat ik de machine tegen je kop smijt, dan zelje
door een' goeden indruk misschien leeren, wat je pligt is.... ‘Geef hem liever hier,
mijn Heer!’ zeî de bevende teef, ‘bedenk, dat het een glazen inktkoker is... en dat
glas...’ Daar, daar zeide ik, geen gebabbel, brui naar v. B... en haal daar een heele
fles. Ik ga nu studeren. ‘Ei, ei, mijn Heer!’ zeî de mops - en het was of haar misselijk
bakhuis zich tot lagchen wilde zetten.... Ik ging dan, terwijl zij bezig was met het
halen van inkt, mijne kamer door marcheren ... en sloeg mijn oog eens op mijne
boeken ... een halve duim stof lag op de kasten, en het papier leek van boven wel
met zwartsel bestrooid. Maar! man! ik kreeg waarlijk een zwaarmoedige vlaag
-en begon te d-enk-en, hoe het over e-en jaar zijn zou, dan wacht mijn Vader, dat ik
zal promoveren!... Jij hebt goed zwieren ... vrind! jij bent rijk - maar, schoon mijn'
Papa 'er wel in zit, buiten mij heeft hij nog vijf jongens en drie meiden en Mama, dat
een kras wijfje is, kan ook nog lang haar' aardschen tabernakel voortslepen, eer ik
om mijn ellendig negende kom ... en wat zal ik in al dien tijd doen? - ik heb de
IJslandsche beeren nog niet afgeleerd, om van het zuigen aan mijn poot te blijven
leven... maar wat visevazen! die dan leeft, die dan zorgt - van
avond is er weêr een prettige partij.... De jonge HeerVANVELSENzullen wij
ontgroenen... Roeren zullen wij het, dat verzeker ik u. Wat storen wij ons aan het
verbod van den Senaat. O hoe menige Professor die nu het Euangelie op zijn
voorhoofd, of de Pandecten op beî zijn wangen lijkt te dragen, heeft aan de Akademie
als de eerste promotor van de Akademische jeugd gefungeerd. - Ik zal den groen
zoo doen innemen, dat wij hem, eer de avond half om is, in zijn kooi moeten
smijten.... 't Is maar te hopen, dat het hem niet al te erg zal bekomen, zoo als laatst
aan een' Gelderschen groen ... die arme schelm heeft eenige uren gelegen, dat ik
hem waarachtig begon door 'te schrijven - het is nu ruim een week geleden, en de
sukkel houdt nog het bed ... en ziet 'er uit als een lijk... Maar, om tot den tekst te
komen, wat scheelt u toch, dat gij niet schrijft? of is Juffr. SANNEaan u te ontgroenen.
- He! he! al zijt gij geen groentje bij de meisjes - zijt gij toch een groene Vrijer? ...
Dat is eigenlijk mijn gedachte.... Ik denk, dat wij eerlang in de krant, zoo maar brutaal
heen zullen lezen:Ondertrouwd LOUISKRAAIJESTEINen SUSANNABRONKHORST...
of, zoo als ik het laatst eens zag, en dat was het ware, eerst de Bruids en toen de
Bruidegoms naam. - Dat was wel eene zeer groote beleefdheid.... Maar in ernst,
LOUIS! ik geloof waarachtig, dat
gij vrijdt.... Ik ken het wicht niet, dat u betooverd heeft ... en dat u wis zal slepen in
het groot schrobnet.... Onze PAUWzeî, toen hij mijn sentiment over u hoorde: ‘'t Zou
de eerste uit ons gild niet zijn, die, na lang in het wilde gejaagd te hebben, eindelijk
voor een wijf opzitten en pootjes geven leerde.... 't Zal hem dan wat aardig staan
...’ nu voegde KOOTJE, na eenige malen gehoest te hebben, er bij: ‘Wij moeten partij
maken, als dat zoo is, om hem te feliciteren ... Hij doet ... misschien nog de beste
keus....’ Je begrijpt elk zeî er zoo al het zijne van.... Daarom, als je niet wilt, dat er
binnen kort teAmsterdan en te Leyden een praatje loopt, dat gij trouwen gaat met
SANTJEBRONKHORST, dan moest gij, hoe eer hoe beter, aan ons schrijven ... want
wij zijn er allemaal over in allarm.... En gij merkt ik ben een soort van Tamboer....
Ik kan het toch mij niet in mijn kruin halen, dat LOUISKRAAIJESTEINzou gaan trouwen
... zoo weinig als van mijzelven ... maar waarachtig het advis van KOOTJE, dat wel
van harte kwam, was zoo mal niet ... Hij plukt mooitjes nu de vruchten van zijn vorige
leven, want al doet hij nog, met vallen en opstaan, met de borsten meê; als het hem
zijne benaauwde borst en Juffrouw GERARDA, die over hem heen zit erger dan ooit
een getrouwd wijf over haar man, niet
letten.... Hij is deerlijk met den boêl geschoren, en wie staat 'er ons voor in, LOUIS!
dat het ons een haar beter gaan zal, als wij tien jaar verder zijn? ... Die wijn bij den
Kastelein in het Leydsche Fontein moet dan vervloekt slecht geweest zijn, dat mij
de kop zoo zwaar is ... neen! ik weet al waar het van daan komt ... 't zijn die
duivelsche zwarte karakters, die ik op het papier gekrabbeld heb, die mij uit mijne
luim brengen. - Als ik langer schreef zou ik waarachtig gaan filozoferen.... Hemel!
hoe donker moet het 'er in de ziel van een Professor uitzien, die alle weken maar
zooveel letters schrijft, als in dezen langen brief staan. - God dank, daar schelt BRAM
VANSTREEFKERK- die komt mij afhalen. Adieu LOUIS! schrijf mij nu toch hoe het met
u zit en of je verhangen gaat of gaat trouwen... nu dat is nagenoeg hetzelfde.
-Help ons toch schielijk uit den droom.
Uw Vriend
In document
Adriaan Loosjes Pzn., Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 2 · dbnl
(pagina 146-150)