• No results found

Gaan in onze letterkundige traditie een omwenteling teweeg heeft gebracht. Het is het werk van een moralist wiens activiteit er slechts in bestaat het gevoelsleven te

doorgronden en te verklaren en wiens schrijverschap gebaseerd is op de kennis

van de mens.

6

De mens, dat betekent niet alleen de roerselen van het hart, maar ook hun

terugslag op het gebied van de moraal. Op de zelfbeschouwing volgt inderdaad een

gewetensonderzoek en deze liefdesroman eindigt met een dubbele bekering: die

van Karel, die de weg naar de echtelijke trouw terugvindt, en - in de zuiver christelijke

betekenis van het woord - de bekering van Emma. Bij deze katholieke romanschrijver

zijn de liefde en het verlangen naar zuiverheid, het gevoel en het goede (of kwade)

geweten elementen die met elkaar in botsing komen om zich tenslotte met elkaar

te verzoenen. De kennis waarnaar zijn kunst streeft is in laatste aanleg van ethische

aard: schrijven is voor hem het zoeken naar een vorm van heil, ‘naar een zuivering,

naar een menselijkheid met een minimum van stijl’.

7

In dienst van het goede gesteld,

illustreert de roman een ethiek.

8

Van de buitenwereld biedt hij een getrouw, maar

enigszins geretoucheerd beeld dat overeenkomstig de normen van het geweten is

geïdealiseerd. Niet alleen beschrijft de auteur de verwarring van het gemoed, maar

hij weet deze ontreddering bovendien een zin te geven en haar weer tot orde en

evenwicht te herleiden zonder daarbij stichtelijk te worden. De afloop van het boek

is hiermee bepaald: in dit opzicht lijktKomen en Gaan op een finalistische of

teleologische roman waarin het goede tot elke prijs over het kwade moet zegevieren.

Men vindt in het boek niet alleen waarnemingen, maar ook bedoelingen, voorschriften

en een kort begrip van het aards geluk. Roelants' ideale romanfiguur zou als

voorbeeld kunnen dienen bij het fragment uit dePensées waarin Pascal zegt: ‘Zij

(de mensen) hebben een geheim instinct dat hen er toe brengt buitenshuis vermaak

en bezigheid te zoeken en dat voortkomt uit het diep besef van hun armzaligheid;

zij hebben een ander geheim instinct dat een overblijfsel is van de grootheid van

onze oorspronkelijke natuur en dat doet inzien dat het ware geluk slechts

in de rust en niet in de drukte is te vinden’. De hoofdpersonen vanDe Jazzspeler

en vanKomen en Gaan beantwoorden aan deze beschrijving volledig: zij zijn

hartstochtelijk, onstandvastig, ontevreden met hun bescheiden geluk en geneigd

tot uitersten. Terecht meent Roelants dat het nutteloos is de natuur te willen

verloochenen: de ware wijsheid bestaat in een in toom houden van haar uitbarstingen

(p. 15). Roelants doet de mens geen geweld aan; hij accepteert hem zoals hij is:

een vat vol dwalingen, zwakheden, ijdelheden, duastere en onbevredigde

hartstochten, verwarde en buitensporige impulsen. Maar tegelijkertijd geeft hij hem

twee troeven: in de eerste plaats een geweten dat hem op het verdorvene van

bepaalde verlangens wijst, en vervolgens de kracht om zijn gedrag naar dit inzicht

te regelen. Bij Karel speelt het conflict zich af tussen de hartstochten en de plicht.

De expositie (hoofdstuk 1) licht ons in over de factoren die hem naar Emma drijven:

een huwelijksleven waarvan de sleur de liefde heeft doen bekoelen en de verschillen

in de karakters heeft toegespitst, zijn voorlopige beschikbaarheid, zijn zinnelijkheid.

De crisis ontstaat zodra de logée is aangekomen, maar in plaats van regelrecht

naar een hoogtepunt te gaan, beschrijft deze crisis een op en neer gaande curve.

Nadat de liefde tot een eerste kristallisatie is gekomen (hoofdstuk 2), wijkt het

egoïstische verlangen van Karel, die geduldig zijn kans afwacht, voor de onthulling

van Emma's morele ontreddering. Zijn geweten, dat tijdelijk heeft gezwegen (p. 48),

doet zich nu gelden (p. 59); hij biedt haar zijn vriendschap aan: eerste loutering. De

terugval wordt geaccentueerd in de volgende hoofdstukken (3 en 4), waarin Emma

zich van Karel verwijdert en toenadering zoekt tot Claudia en de priester. Maar de

genezing van de hoofdpersoon is slechts schijn: onder de dekmantel van de

vriendschap smeult de hartstocht, en Karel wreekt zich over zijn teleurstelling door

met twee arme sukkels een wreed spel te spelen (hoofdstuk 4): door wroeging

gekweld (twede loutering, p. 90) zoekt hij de eenzaamheid. Hoofdstuk 5 is gewijd

aan een nieuw offensief van de liefde die nu wordt gestimuleerd door trots en jaloezie

wegens de vertrouwelijke omgang tussen Emma en de priester. Overvallen door

een onweer lucht Karel zijn wrok in een

zinnig gevecht tegen de natuur. Hij delft hierbij het onderspit, maar komt tot rust

(derde loutering, pp. 105-106). Zijn hartstocht culmineert in de bekentenisscène,

die tegelijkertijd de scène van de verzaking is. Emma herinnert hem aan zijn geloof

en erkent dat hij haar in betovering brengt, maar dat zij niet van hem houdt (p. 121);

zoals de priester haar ziel heeft genezen, zo heeft Karel haar aan haar vrouw-zijn

herinnerd. Emma's ongenaakbaarheid ontwapent hem, zijn scrupules (p. 123) maken

zijn geweten wakker en de demon van het vlees wordt verjaagd (vierde loutering).

Ditmaal heeft het geweten voorgoed de overhand gekregen en leidt de katharsis

tot een bekering (p. 143). Karel wijzigt zijn houding tegenover Claudia, wier nobele

karakter hij nu volledig erkent (hoofdstuk 7). Op hun beurt offeren Paul en Emma

op dezelfde wijze hun gevoelens op voor de plicht (hoofdstuk 6); Emma herinnert

in haar gedrag aan Bérénice, maar zij is een burgerlijke en katholieke Bérénice die

niet voor het landsbelang, maar voor de dwang van haar geweten capituleert.

Samenvattend kan men zeggen dat Roelants het bestaan opvat als een opeenvolging

van bekoringen en verstervingen, een reeks van halve concessies aan de natuur

die steeds worden goedgemaakt door een offer. De vier personen vanKomen en

Gaan komen gelouterd door hun smart uit de crisis te voorschijn, ook Claudia, bij

wie de harde en droge schors door de beproevingen zachter is geworden. De

oplossing die Roelants aan deze intrige geeft, getuigt van een zeer christelijk

optimisme: Emma vindt haar man terug, Karel zijn vrouw en ieder zijn geloof. De

schrijver neemt de taak van de Voorzienigheid over door zijn schepselen te verlossen

van de drievoudige bezoeking van de ontrouw, de scheiding en de geloofsafval:

misschien is het geen toeval dat de roman eindigt in de Kersttijd. Natuurlijk stond

het Roelants vrij aan deze ontknoping het door hem gewenste karakter te geven,

maar anderzijds zou een psycholoog als hij met een noodoplossing geen genoegen

hebben genomen. Het slot moest hoe dan ook op een logische manier uit de

premissen van het verhaal voortkomen en het moest tevens overeenstemmen met

de karakters. Het is in dit opzicht volmaakt. Het feit dat de personages het niet tot

een uitbarsting of tot een breuk laten komen en dat zij zich weer in het gareel voegen