• No results found

2.2.1 Vruchtbaarheidscontrole

Elke methode die een impact heeft op de hoge reproductiesnelheid van zwijnen kan een belangrijke rol spelen in het beheer van de populatie. De inzet van anticonceptiemiddelen wordt vaak gesuggereerd als een betrouwbare en maatschappelijk geaccepteerde methode om een overpopulatie van bepaalde wildsoorten tegen te gaan (Fagerstone et al. 2002). In tegenstelling tot lethale methoden die resulteren in een verhoging van de mortaliteit om de populatie te controleren, werkt deze methode via het verlagen van het aantal geboortes. Mogelijke anticonceptiemethoden die ingezet zouden kunnen worden zijn het aanbrengen van implantaten, het gebruik van orale chemische sterilisatie en de injectie van immunocontraceptie-vaccins (Baubet 2010). Omwille van verschillende problemen werd deze piste van populatiecontrole echter lange tijd als niet effectief of onpraktisch gezien. Het gebrek aan een langdurige werking van de beschikbare contraceptieven waardoor het herhalen van het toedienen noodzakelijk was en de mogelijke effecten op niet-doelsoorten vormden belangrijke knelpunten. De recente ontwikkeling van immunocontraceptieven leidde echter tot een mogelijke oplossing voor deze knelpunten waardoor de methode opnieuw onder de aandacht wordt gebracht. Immunocontraceptieven werken door een immuunreactie uit te lokken tegen gameten of hormonen die essentieel zijn voor de reproductie waardoor de bevruchting of het produceren van gameten voorkomen wordt (Cooper & Larsen 2006, Miller et al. 2008).

De belangrijkste optie voor zwijnen is momenteel het zogenaamde Gonadotrophin Releasing Hormone (GnRH)(Cowled & O’Connor 2004). Daar waar een eerste vaccin dat ontwikkeld werd een tweede herhaalde injectie vereiste, hetgeen zijn toepasbaarheid voor de wilde fauna sterk beperkte, werd recenter een tweede vaccin ontwikkeld waarvan een enkele dosis

34 Overzicht van mogelijke methoden voor populatieregulatie bij everzwijn

www.inbo.be zou volstaan om effectief te zijn gedurende meer dan 2 jaar en waarvan het effect omkeerbaar is (Fagerstone et al. 2002, Miller et al. 2009; Baubet 2010). In Amerika werd het GnRH vaccin GonaCon ontwikkeld en geregistreerd als contraceptie vaccin in 2009 (Miller et al. 2004, Baubet 2010). Massei et al. (2008) stellen dat dit vaccin mogelijk een effectief en diervriendelijk contraceptiemiddel kan zijn om de fertiliteit van everzwijnen te controleren. In Europa is het product echter nog niet geregistreerd voor commercieel gebruik (Baubet 2010).

Het probleem van contraceptieven die toegediend moeten worden door middel van een injectie is dat de kostprijs hoger is in vergelijking met vangen aangezien het vangen reeds noodzakelijk is voor het injecteren (Massei et al. 2011). Daarom is de toepassing van de methode waarschijnlijk beperkt tot kleine populaties waar andere methoden niet mogelijk of wenselijk zijn. Verder onderzoek spitst zich actueel dan ook toe op de ontwikkeling van contraceptieven die oraal kunnen worden toegediend. Knelpunten hierbij zijn de bescherming van het vaccin tegen degradatie in de darmen, het stimuleren van de opname via de darmmucosa en het genereren van een voldoende antilichaam reactie (Mitchel 2011). Wanneer een orale vaccinatie mogelijk zou zijn, stelt zich daarnaast een belangrijk probleem wanneer de contraceptieven niet soortspecifiek zijn (zoals GonaCon). De kans bestaat hierbij immers dat niet-doelsoorten, inclusief de mens, beïnvloed zullen worden. Net zoals bij het gebruik van vergif kunnen hiervoor echter speciale voederstations gebruikt worden die de opname door niet-doelsoorten beperken of onmogelijk maken (vb. Massei et al. 2010a, Long et al. 2010).

Daarnaast zou het effect van het vaccin verschillend kunnen zijn tussen adulten en juvenielen, en werd bij hindekalven vastgesteld dat het effect na een jaar afnam en met mogelijks een verhoogde vruchtbaarheid als gevolg (Baubet 2010). Ook dienen andere aspecten zoals de risico’s voor het ecosysteem geëvalueerd te worden wanneer de stoffen worden opgenomen in de voedselketen, in het bijzonder de risico’s voor de volksgezondheid (Baubet 2010). In het kader van het beperken van landbouwschade stellen Bomford & O’Brien (1997) tenslotte dat gesteriliseerde dieren mogelijks meer schade kunnen veroorzaken doordat ze minder tijd zullen spenderen aan het reproduceren en meer tijd aan het eten. Doordat de gesteriliseerde dieren geen energie hoeven te steken in reproductie kan daarenboven gesteld worden dat ze een betere lichaamsconditie kunnen onderhouden waardoor ze minder vatbaar zijn voor bepaalde ziekten (Bomford & O’Brien 1997).

De methode wordt maatschappelijk goed aanvaard, alhoewel gecontesteerd door sommigen omwille van het toedienen van medicatie aan wild levende dieren. Baubet (2010) geeft aan dat deze methode eigenlijk alleen maar als oplossing kan gezien worden voor zeer specifieke gevallen (urbane gebieden of parken) waar andere klassieke methoden niet bruikbaar zijn of wanneer deze falen. Volgens anderen kan de methode gebruikt worden om het aantal zwijnen te verminderen, in het bijzonder voor geïsoleerde populaties waar immigratie en emigratie de populatiedynamica niet beïnvloeden (Massei et al. 2011). In vergelijking met vangen of afschot is deze methode relatief traag in het verlagen van de densiteit aangezien de voordelen van deze methode pas na enkele jaren optreden. Ze kan dan ook niet ingezet worden in het geval de problemen op het terrein onmiddellijke acties eisen. Anderzijds zou de methode ingezet kunnen worden om de populatie op een bepaald niveau te houden nadat andere methoden de populatiedensiteit verlaagd hebben.

Vruchtbaarheidscontrole

Voordelen Nadelen

• Onvruchtbare dieren blijven in de populatie waardoor immigratie beperkt wordt

• Bij voedselschaarste zorgt de competitie

• Minder bruikbaar bij hoge populatiedensiteiten

• Kan enkel gebruikt worden om verdere populatiegroei tegen te gaan, niet om

www.inbo.be Overzicht van mogelijke methoden voor populatieregulatie bij everzwijn

35 met de onvruchtbare dieren voor een

vermindering van de overleving • Geen effect van verjaging naar andere

gebieden (belangrijk in het geval van een ziekte-uitbraak)

• Onvruchtbare dieren zouden de overdracht van bepaalde ziekten in de populatie kunnen verminderen door het stoppen van de overdracht tussen moeder en nakomelingen, maar ze blijven

anderzijds verspreiders en dragers van mogelijke ziektes

• Diervriendelijke methode die maatschappelijk gedragen wordt • Inzetbaar om een vermindering van de

populatietoename te bekomen wanneer andere methoden niet bruikbaar zijn omwille van verstoring

populatiereductie op middellange termijn mee te bekomen

• Nog niet operationeel

• Kan contraproductief zijn in kader van schadebeperking (meer energie naar overleving, meer tijd in eten)

• Slechts resultaten op lange termijn en dus niet bruikbaar voor lokale

schadebeperking

• Mogelijke risico’s voor andere soorten, inclusief de mens

2.2.2 Biologische controle

Biologische controle werd in het verleden reeds succesvol ingezet voor het beheer van andere pestsoorten, bijvoorbeeld het myxomatose virus bij konijnen. Hoewel biologische controle in het verleden voornamelijk als lethale beheermethode werd ingezet, kan de methode ook als niet-lethaal worden toegepast, vb. het gebruik van virussen in het kader van vruchtbaarheidscontrole.

Choquenot et al. (1996) bespreken de mogelijkheden om biologische controle in te zetten voor het beheren van zwijnen. Mogelijke kandidaten hiervoor zijn klassieke varkenspest (Classical Swine Fever, CSF) en Afrikaanse varkenspest (African Swine Fever, ASF) aangezien deze enkel bij varkens voorkomen. Deze ziekten vormen echter een belangrijke bedreiging voor de varkensindustrie, waardoor de kans dat ze ingezet kunnen worden voor het beheer van zwijnen zeer klein is.

Anderzijds zouden virussen genetisch gemodificeerd kunnen worden waardoor ze genen kunnen bevatten voor proteïnen die een immunologische reactie kunnen veroorzaken waardoor de zwijnen steriel zouden worden (zie hoger, Choquenot et al. 1996). Peacock (2003) besluit echter dat gezien de impact op de varkenskweek deze methode niet aanvaard zal worden.

Biologische controle

Voordelen Nadelen

• Kan bijdragen tot een uitroeiing van kleine populaties

• Het gebruik van virussen voor immunocontraceptie wordt als diervriendelijk beschouwd

• Ziekten kunnen overslaan naar de varkensindustrie

• Kostintensief en mogelijk minder effectief dan lethale methoden

36 Overzicht van mogelijke methoden voor populatieregulatie bij everzwijn

www.inbo.be methode

• Het induceren van ziekten wordt als niet-diervriendelijk beschouwd

2.2.3 Translocatie

Het transloceren van dieren die problemen veroorzaken wordt omwille van de publieke opinie steeds vaker naar voor geschoven als mogelijke methode om problemen met wilde dieren op te lossen. Een nadeel van deze methode is dat het mogelijkheden creëert voor onverantwoorde en/of illegale introducties (Massei et al. 2011). Daarnaast stelde Massei et al. (2010b) dat ondanks de schijnbare diervriendelijkheid van de methode, translocaties een nadelige impact kunnen hebben op de overleving van de dieren en aanleiding kunnen geven tot extreme dispersie. Daarnaast kunnen de getransloceerde dieren opnieuw problemen veroorzaken in het gebied waar ze uitgezet werden. Het transloceren van dieren kan ook de verspreiding van ziektes in de hand werken. Massei et al. (2011) besluiten dan ook dat translocatie geen goede oplossing vormt voor de problemen die zwijnen veroorzaken.

Translocatie

Voordelen Nadelen

• Schijnbaar diervriendelijke methode die maatschappelijk aanvaard wordt • Inzetbaar in urbane gebieden

• Creëert mogelijkheden voor

onverantwoorde of illegale introducties • Arbeidsintensief door het opstellen van de

vallen, lokvoedsel plaatsen, vallen nakijken en transporteren van de zwijnen • Vangstsucces afhankelijk van de

beschikbaarheid van alternatief voedsel • Risico op het verspreiden van wildziekten • Risico op het veroorzaken van problemen

op de nieuwe locatie

• Stresserend voor het zwijn gedurende het vangen, transporteren en vrijgelaten in een vreemde locatie

www.inbo.be Overzicht van mogelijke methoden voor populatieregulatie bij everzwijn