• No results found

6 Soortbesprekingen

6.1 Broedvogels

6.1.16 Lepelaar (Platalea leucorodia) 74

6.1.16.1 Verspreiding

De lepelaar is oorspronkelijk een broedvogel van Zuidoost-Europa en Nederland. Sinds 1999 broedt de soort ook in Vlaanderen (De Scheemaeker, 2000). In Verrebroek (Beveren) komt een kleine kolonie voor en in de reigerkolonie van het Zwin broeden 1 à 2 paartjes. Sinds 2013 broeden ook enkele koppels in de Blankaart. Sporadisch komen ook elders broedgevallen voor zoals in 2017 in de provincie Limburg (BBV-databank INBO). Tijdens de periode 2008-2015 schommelden de aantallen tussen 18-32 broedparen (Anselin et al., 2013, BBV-databank INBO). De volledige Nederlandse populatie trekt via Vlaanderen naar de overwinteringsplaatsen in Noord- en West-Afrika. Op trek en in de zomer pleisteren in Vlaanderen soms groepen van tientallen exemplaren in de grote waterrijke gebieden zoals het Zwin, de Oostkustpolders, de Gentse kanaalzone en het Linkerscheldeoevergebied in Antwerpen.

6.1.16.2 Leefgebied

De lepelaar broedt voornamelijk in rietmoerassenen in duingebieden. Ze maken hun nest op de grond of in bomen wanneer geen geschikt leefgebiedvoorhanden is of wanneer de druk van landpredatoren hoog is. In Vlaanderen zijn o.a. nesten waargenomen hoog in naaldbomen tussen reigerachtigen (Zwin) op de grond, temidden van meeuwen (achterhaven van Zeebrugge) en op een takkenhoop in een waterplas (Linkerscheldeoevergebied). Lepelaars zoeken hun voedsel in water. In de nabijheid van hun broedlocatie moeten moerassen, ondergelopen weilanden, ondiepe plassen, sloten, estuaria of slikken aanwezig zijn. Het voedsel bestaat uit kleine vissen (stekelbaarzen), schelpdieren en kreeftachtigen.

6.1.16.3 Oppervlaktebehoefte

Lepelaars zijn kolonievogels. In de periode 2000-2012 werden in Vlaanderen maximaal 34 broedparen geteld (Anselin et al. 2013). De nesten liggen doorgaans 1 tot 2 m uit elkaar (Birdguides 2006). De oppervlakte van de nestplaats is afhankelijk van de grootte van de kolonie en vooral van het type habitat. Een kolonie die in bomen broedt, zal een moerasbos nodig hebben van ongeveer 10 – 40 ha. Vogels die op de grond broeden hebben een grote buffer tegen grondpredatoren nodig zoals een ring van oppervlaktewater rondom de nestplaats. De ingenomen oppervlakte kan dan ongeveer 100 ha bedragen (van der Winden et

al. 2002). Daarnaast gebruikt een kolonie lepelaars een erg groot foerageergebied. Het

foerageerhabitat is specifiek (ondiep moeras, brede ondiepe sloten, …) en versnipperd waardoor over een grote oppervlakte wordt uitgezwermd (tot op 15 km van nestplaats – Birdguides 2006). In Nederland foerageerde een kolonie van maximaal 120 broedparen in het Naardermeer in een gebied van 20.000 ha. Een kolonie van maximaal 216 paren op Texel gebruikte een gebied van ongeveer dezelfde oppervlakte. Daarbinnen wordt naar schatting een oppervlakte geschikt, ondiep water gebruikt van 250 tot 500 ha (van der Winden et al. 2002).

6.1.16.4 Beoordeling lepelaarm (broedpopulatie)

Criterium Indicator Gunstig Ongunstig Referenties

Toestand van de populatie

broedsucces jaarlijks gemiddeld ≥ 1,5 - 2 uitgevlogen jongen per nest in de kolonie

jaarlijks gemiddeld < 1,5 uitgevlogen jongen per nest in de kolonie

Gyselings et al. 2007. Overdijk & Horn 2005

leefgebiedkwaliteit leefgebied: nestplaats

foerageergebied

dichte rietvelden of ondiepe moerassen met veel vegetatie, vaak met verspreide struiken of bomen (bv. wilgen, populieren). soms ook verruigde eilandjes in meren of rivieren. soms ook moerasbos grote, ondiepe waters, liefst met enige invloed van getij of zwakke stroming, of gebieden die pas recentelijk onder water gekomen zijn; brede (3-5 m), ondiepe, open sloten met zeer weinig waterplanten in poldergraslanden

gebieden met te weinig vegetatie, behalve eilandjes of kolonies van grote meeuwen.

snelstromende waters of water met weelderige vegetatie. te diepe (zie indicator ‘Diepte’) of te smalle (< 3 m) sloten

Birdguides 2006. van der Winden et al. 2004 vegetatie-(structuur): nestplaats foerageergebied permanent in water staand rietland van minimaal enkele jaren oud, vele tientallen meters breed. op eilanden: vegetatie minimaal enkele meters breed. open waterzone ≥ 150 m breed beperkte

watervegetatie: ≤ 20% bedekking

smalle rietzones.of: open waterzone rond eilandjes < 150 m breed. teveel watervegetatie: > 20% bedekking den Boer 2001. Spanoghe et al. 2003 vegetatiehoogte nestplaats in moerasbos

bomen van ≥ 2 - 5 m bomen < 2 m hoog Birdguides 2006

waterdiepte in foerageergebied

water overwegend 10 - 30 cm diep, maar ≥ 0,5 à 2 m diep op sommige plaatsen in het midden

water overal > 30 cm diep van der Winden et al. 2004

voedselrijkdom eutroof of mesotroof water (pH > 5)

oligotroof (pH < 5) of hypertroof water

van der Winden et al. 2004

aantal en grootte van de

waterpartijen

*sloten+ ≥ 1,3 km sloten van ≥ 2 - 3 m breed per 100 ha

[sloten] < 1,3 km sloten per 100 ha en sloten < 2 m breed

van der Winden et al. 2004

Habitatkwaliteit (vervolg)

verstoring weinig of geen menselijke verstoring binnen 100 m van geschikt habitat

herhaalde of langdurige verstoring op minder dan 100 m van geschikt habitat

Ministerie van LNV 2008

6.1.16.5 Literatuur

Anselin A., Devos K., Vermeersch G., Stienen E. & Onkelinx T. (2013). Toelichting bij het opstellen van de rapportage in het kader van artikel 12 van de Vogelrichtlijn en status van de

vogelsoorten met instandhoudings-populatiedoelen en van de typische vogelsoorten van Natura 2000 habitattypes. Rapport INBO.R.2014.1567208. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Birdguides Ltd (2006). Birds of the Western Palearctic Interactive 2.0. Skylark Associates Ltd. De Scheemaeker F. (2000). Opvallende statuswijziging van de Lepelaar Platalea leucorodia aan de Oostkust. Mergus Nieuwsbrief 1:11-12.

Den Boer T. (1997). Van exploitatie naar bescherming. In: Anonymus (1997). Lepelaars in de

lage landen - graadmeters voor natuurontwikkeling en waterbeheer. Symposiumverslag 14 Mei, lelystad. Actie Rapport nr. 13. Vogelbescherming Nederland, Zeist.

den Boer T. (2001). Beschermingsplan moerasvogels 2000 - 2004.Wageningen. Informatie- en kenniscentrum natuurbeheer.

Gyselings R., Spanoghe G. & Van den Bergh E. (2007). Monitoring van het Linkerscheldeoevergebied in uitvoering van de resolutie van het Vlaams Parlement van 20 februari 2002: resultaten van het vierde jaar. Rapport INBO.R.2007.2. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Ministerie van LNV, Directie Kennis (2008). Natura 2000 profielendocument – Lepelaar.

Digitale publicatie op

http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase.aspx?subj=profielen#vogels.

Overdijk O. & Horn H. (2005). Broedende Lepelaars in Nederland in 1999-2004. Limosa 78: 97-102.

Spanoghe G., Decleer K. & Anselin A. (2003). Instandhoudingsdoelstellingen voor de Europese Vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) ‘2.1 Westkust’, ‘3.2 Poldercomplex’ en ‘3.3 Het Zwin’ en de kandidaat Europese habitatgebieden (SBZ-H) ‘BE2500001 (1-33) Duingebieden inclusief Ijzermonding en Zwin’ en ‘ BE2500002 (1-31) Polders’. IN.R.2003.12. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel.

van der Winden J., Foppen R. & van der Hut R.M.G. (2002). Provinciale streefwaarden voor

moerasvogels. Bureau Waardenburg, Culemborg.

http://www.beheerdersnetwerken.nl/bestanden/Provinciale_streefwaarden_moerasvogels.pd f.

van der Winden J., Bonhof G. & Bak A. (2004). Leefgebieden van moerasvogels in agrarisch

gebied.Culemborg. Bureau Waardenburg bv.