• No results found

Dit rapport is als volgt opgebouwd:

-

in hoofdstuk 2 leest u over de onderzoekaanpak, methoden en de uitgangspunten.

-

in hoofdstuk 3 delen we onze bevindingen over de financiële effecten van corona.

-

in hoofdstuk 4 presenteren we de conclusies en analyseren we de uitkomsten.

2 Onderzoekaanpak

In dit hoofdstuk leest u de aanpak van ons onderzoek. We beschrijven achtereenvolgens de stappen en methoden die we hebben gehanteerd om tot onze berekening te komen en de uitgangspunten waarop onze berekeningen zijn gebaseerd.

2.1 Onderzoeksproces

We hebben het onderzoek uitgevoerd in een aanpak met de volgende vier stappen:

1. Bottom-up inventarisatie 2. Dieptestudies

3. Digitale uitvraag

4. Consolideren van resultaten 1. Bottom-up inventarisatie

In de eerste stap hebben we een brede inventarisatie uitgevoerd van de verschillende gevolgen waar gemeenten mee te maken krijgen. Binnen de wereld van gemeenten was al veel informatie beschikbaar over de gevolgen van de coronacrisis. Die informatie was echter nog ongelijksoortig: effecten waren niet gecategoriseerd en eventuele cijfers waren niet altijd compleet. Paragraaf 3.1 beschrijft de uitkomsten van deze inventarisatie.

2. Dieptestudies

De dieptestudies zijn gedetailleerde onderzoeken naar de verwachte kosten5 bij individuele gemeenten. Voor dit veldonderzoek bestonden de dieptestudies uit (series)

semigestructureerde interviews met verschillende medewerkers per onderwerp die zicht hebben op de kosten, zoals beleidsmedewerkers en financiële medewerkers.

In de interviews werden de gemeentelijke medewerkers gevraagd om voor twee perioden de (te verwachten) kosten op te geven, waarbij is gevraagd om deze verwachtingen zoveel mogelijk te onderbouwen:

-

De reeds gemaakte kosten van januari t/m mei 2020;

-

De prognose vanaf juni t/m december 2020.

Omdat beide ramingen inherent onzeker zijn, hebben we de respondenten gevraagd om deze cijfers op te geven in een bandbreedte. Ook de ‘realisatiecijfers’ over de periode tot en met mei zijn schattingen van gemeenten (op dit moment in de crisis kunnen nog niet alle cijfers ontleend worden aan administratie) en daarom uitgevraagd in een bandbreedte.

5 Vanwege de leesbaarheid spreken we in dit rapport kortweg soms kortweg over ‘kosten’. In de praktijk kan het ook om minder inkomsten gaan (verminderd met eventuele financiële meevallers). Zie ook bijlage 1.

Om de ramingen van verschillende gemeenten met elkaar te kunnen vergelijken, is in de dieptestudies voor elk effect steeds gevraagd naar zowel de kosten als procentuele afwijking ten opzichte van een specifieke begrotingspost (een zogeheten IV3 taakveld) voor 2020.

Bijlage 1 geeft voor elk effect aan ten opzichte van welk taakveld de begrotingsafwijking is berekend.

De dieptestudies zijn uitgevoerd bij tien gemeenten, die in overleg met de VNG zijn geselecteerd. In de selectie is gestreefd naar een goede doorsnee van Nederlandse gemeenten in termen van onder andere inwoneraantal, geografische spreiding,

stedelijk/landelijk gebied en verschillen in het relatieve aantal besmettingen per gemeente.

Op basis hiervan is besloten dat de selectie van tien gemeenten zou bestaan uit twee G4-gemeenten (Amsterdam en Rotterdam), drie G40-G4-gemeenten (’s-Hertogenbosch, Dordrecht, Groningen) en vijf middelgrote tot kleine gemeenten (Zeist, Middelburg, Horst aan de Maas, Elburg, Fryske Marren).6

3. Digitale uitvraag

Om de opbrengsten van de dieptestudies breder te toetsen (en wanneer de opbrengsten daar aanleiding toe gaven, nader te duiden) is een digitale uitvraag gestuurd naar alle gemeenten in Nederland. Gemeenten werden gevraagd te reflecteren op een aantal opbrengsten van de dieptestudie. Gemeenten konden aangeven of ze zich herkenden in de uitkomsten

(percentages), en zo nee, waarom niet. Veertien kerncijfers zijn in de uitvraag getoetst:

1. Parkeerinkomsten 2. Toeristenbelasting

3. Precario- en reclamebelasting 4. Leges

5. Handhaving in de openbare ruimte 6. Sport 13. Tozo (ter illustratie) 14. Eigen deelnemingen

Gezien de beperkte doorlooptijd van het onderzoek stond de uitvraag kort open: zes dagen, inclusief het weekend. Uiteindelijk hebben 90 gemeenten de digitale uitvraag ingevuld voor de deadline7, wat betekent dat in totaal precies 100 gemeenten input voor het onderzoek hebben geleverd.

Deze 100 gemeenten vormden samen een vrij representatieve doorsnee van Nederland, al waren de grotere gemeenten licht oververtegenwoordigd. Hiervoor is rekenkundig gecorrigeerd in de volgende stap, zie hieronder. De respons was over het algemeen zeer bruikbaar. Alleen voor de vraag over Tozo bleken de cijfers niet betrouwbaar. Daarom is voor Tozo met landelijke cijfers gewerkt, zie paragraaf 3.10.

In de uitvraag is één percentage per fase uitgevraagd. We hebben gekozen om met 10%

voorzichtigheidsmarge aan beide kanten van dit percentage te rekenen.

4. Consolidering van resultaten

In dit onderzoek hebben we input van verschillende gemeenten samengevoegd. Zowel in de dieptestudies als in de digitale uitvraag hebben we tenslotte aan meerdere gemeenten

6 Alle gemeenten die in eerste instantie zijn benaderd voor een dieptestudie, wilden daar aan meewerken.

7 Vier gemeenten hebben de aanvraag ingediend na sluiting. Deze uitkomsten zijn ter toetsing gebruikt.

dezelfde vraag gesteld: kunt u het financiële effect uitdrukken als percentuele afwijking ten opzicht van een betreffend taakveld? Wij hebben deze input voor elk effect steeds

samengevoegd tot één ‘geconsolideerd’ percentage, dat een gemiddeld beeld geeft voor een gemeente.

Om te komen tot dit geconsolideerde cijfer hebben we meerdere controles gedaan. Zo is er bijvoorbeeld een controle gedaan op de eventuele dubbele vermelding van kosten en de vergelijkbaarheid van kosten die bij bepaalde effecten zijn opgegeven. Er is tevens gekeken naar de aanwezigheid van uitschieters. Als die er waren, is bekeken waardoor deze zijn veroorzaakt en waar nodig correcties gemaakt.

Voor de weging van de gemiddelden per gemeente is gerekend met de totaalsom (in euro’s) van de begrotingen van de grootteklasse waarin een gemeente valt, gebaseerd op het taakveld waarop de vraag betrekking heeft. Hierdoor telt het percentage relatief, ten opzichte van de extrapolatie op macroniveau, zo eerlijk mogelijk mee.

In de laatste stap van de berekening hebben we de geconsolideerde percentages afwijking ten opzichte van de begroting vermenigvuldigd met de totale begroting voor heel Nederland.

Die begroting is beschikbaar in de CBS-cijfers van statline. Zo zijn we tot macrocijfers voor heel Nederland gekomen.

Het uiteindelijke cijfer is een expertoordeel: het is meestal het rekenkundig gewogen gemiddelde van de input van gemeenten, maar niet altijd. Dat komt omdat wij zo goed mogelijk hebben gecorrigeerd voor overschatting of onderschatting en voor

interpretatieverschillen, en gedifferentieerd tussen beter en minder onderbouwde cijfers.

Het kostenonderzoek is dan ook niet bedoeld als ‘peiling’ onder gemeenten maar analyse. De totstandkoming en toets van het expertoordeel is besproken met de financiële

klankbordgroep corona, bestaande uit controllers van diverse gemeenten onder voorzitterschap van de VNG.

In document Financiële bijwerkingen van corona (pagina 7-10)