• No results found

Landrechten; noodzaak of weg tot welvaart?

In document Kopen in het bos (pagina 55-58)

3. Het landrechtendiscours op lokaal niveau

3.4 Landrechten; noodzaak of weg tot welvaart?

Hoewel bovenstaande paragraaf duidelijk maakt dat de opvatting van de Trio over het bos niet persé verschilt met die van de Pananakiri, legt de granman, als ik hem vraag waarom de Trio landrechten zouden moeten hebben, toch juist de nadruk op de verschillen tussen de Trio en de mensen uit de stad:

Pananakiri halen spullen die ze nodig hebben van de winkel. Maar wij hebben geen blikjes sardines en corned beef. Wij hebben geen vriezers. Wij halen onze dingen vers uit het bos. Dat vergeet lanti. Lanti geeft ons geen elektriciteit, maar wij kunnen een kaars maken van hars. Lanti wil ons geen waterpomp geven, maar dan drinken wij uit de rivier. Als we geen vishaken of geweren kunnen kopen, jagen en vissen we met pijl en boog. We zijn het gewend om te leven in het bos. Maar dan moeten we wel onze eigen grond hebben, zodat er geen Pananakiri komen om de bomen te kappen of de rivier te bevuilen.

De uitspraak van de granman doet vermoeden dat hij niet positief staat tegenover bijvoorbeeld de komst van mijnbedrijven naar zijn gebied. Pananakiri worden namelijk gezien als de voornaamste bedreiging voor het gebied waarvan de Trio afhankelijk zijn. Het is dan ook opmerkelijk te noemen dat tijdens mijn verblijf bekend werd dat de granman al in oktober 2007 een contract had

ondertekend met het mijnbedrijf C-mining voor het doen van exploratief onderzoek in de buurt van het dorp Sipaliwini. Dat de granman een contract met een mijnbedrijf had ondertekend kwam ook Gwendolyn Smith, de directrice van het ACT, ter ore. Het was districtscommissaris Landburg die haar dit eind april 2008 vertelde.45 De commissaris was verbaasd toen hij het contract onder ogen kreeg aangezien de granman samen met het ACT bezig was om landrechten te verkrijgen en bovendien regelmatig te kennen gaf tegen commerciële exploitatie van zijn gebied te zijn. Dit vormde voor de commissaris een reden om, voordat hij het contract ter goedkeuring aan de regering zou voorleggen, het ACT op de hoogte te stellen. Toen zij het nieuws hoorde reisde Gwendolyn Smith meteen af naar Kwamalasamutu om poolshoogte te nemen. De granman ontkende tegenover haar echter een contract te hebben ondertekend. Van een lokale ACT medewerker hoorde

Gwendolyn dat de granman wel degelijk had getekend. Hij zou dit niet uit vrije wil hebben gedaan,

45 De districtscommissaris vormt de tussenpersoon tussen de lokale bevolking en de nationale overheid.

Kwamalasamutu ligt in het district Sipaliwini. De districtscommissaris van Sipaliwini heet Raymond Landburg en zetelt in Paramaribo.

maar hiertoe zijn gedwongen door een aantal andere Trio-autoriteiten.46 Teleurgesteld over het oneerlijke antwoord van de granman vloog de directeur terug naar de stad. Het lokale ACT-personeel gaf ze echter de instructie mee over het besluit van de granman te vergaderen. Als bleek dat granman niet uit vrije wil had getekend, wilde zij haar best doen om het besluit terug te draaien.

In de dagen erop vonden twee krutu’s plaats, één zonder de granman en één met hem erbij. De meeste mensen die werden uitgenodigd om de krutu’s bij te wonen vertegenwoordigden een organisatie of hadden een bestuursfunctie (zie bijlage 1 en 2). De ACT-mensen die de krutu’s organiseerden hadden bewust niet het hele dorp op de hoogte gesteld uit angst voor onrust. Toch verspreidde het nieuws dat de granman een contract met een mijnbedrijf had ondertekend zich als een lopend vuurtje. Al snel ging het gerucht dat de graafmachines reeds onderweg waren naar Sipaliwini. Antwoorden op interviewvragen over landrechten of potentiële bedreigingen voor Trio-gebied gingen nu automatisch over de exploratie naar diamanten bij Sipaliwini. Ook de manier waarop men sprak verschilde duidelijk met de toon van eerdere interviews. Waar ik dorpelingen voorheen niet oneerbiedig over de granman had horen spreken, klonken nu veel kritische

opmerkingen aan zijn adres. “Granman heeft zich gek laten maken door zoete praatjes” was hierbij één van de nettere uitdrukkingen. Ook onder de aanwezigen op de krutu’s wekte het feit dat de granman, die altijd leek te ageren tegen de komst van Pananakiri nu zelf een mijnbedrijf toeliet, veel wrevel. Op de krutu van vier mei (de granman was hier niet aanwezig) uit een stiefzoon van de granman zijn frustratie hierover in duidelijke bewoordingen. Tevens trekt hij de

leiderschapscapaciteiten van de granman in twijfel:

Altijd zegt mijn vader: we moeten zuinig zijn op onze grond, maar nu verkoopt hij zelf zijn grond. Ik ga hem zeggen: OK, geef het allemaal maar weg. Laat het maar, we gaan niets meer beschermen. Ik ga mensen uit andere dorpen zeggen: jullie kunnen beter vertrekken, want granman kan geen leiding meer geven (zie bijlage 1).

De toonzetting was echter niet het enige dat veranderde in de manier waarop men sprak over

landrechten. In tegenstelling tot wat eerdere reacties deden vermoeden was het voornaamste bezwaar van de aanwezige sprekers bij de krutu’s niet het feit dat de granman toestemming had gegeven aan een bedrijf om naar diamant te komen zoeken in Trio-gebied, maar het feit dat hij dit had gedaan vóórdat de Trio in het bezit waren van landrechten. Het toelaten van Pananakiri bleek op zichzelf voor velen geen onbespreekbare optie te zijn, maar juist een reële mogelijkheid om te komen tot

46 Degenen die ervan werden beschuldigd granman te hebben gedwongen te tekenen spreken dit zelf tegen.

meer ontwikkeling in het dorp. De Trio lijken zich weliswaar goed bewust van het feit dat de drang naar ontwikkeling ook nadelige gevolgen met zich mee kan brengen, maar dit vormt voor hen geen reden om niet open te staan voor onderhandelingen met Pananakiri. Hierbij willen zij echter wel zeker stellen dat zij worden betrokken in de besluitvorming omtrent commerciële exploitatie van het gebied, zodat ook hun belangen worden behartigd. De belangen van de Trio hebben dan niet per definitie betrekking op het behoud van het leefgebied, zoals de antwoorden in interviews doen vermoeden, maar ook op het veiligstellen van inkomsten. Pananakiri zijn hierin immers niet op hun woord te vertrouwen, lijkt de denkwijze. Zo stelt een van de aanwezigen tijdens de eerste krutu:

Veel mensen denken aan geld. Ik wil ook wel zoveel mogelijk geld hebben, maar dat moet niet je voornaamste drijfveer zijn. We spelen met ons leven. Als de mensen hier komen om te werken, dan gaan ze ons doodschieten. De mensen die ons nodig hebben gaan zoete praatjes houden. Ze zeggen: we gaan je helpen en zorgen dat je rijk wordt. Maar we moeten ons niet voor de gek laten houden, want ze willen ons gebied en daarom doen ze zo. Ze zeggen: Jij wordt de eigenaar. Maar op het laatst word je niet de eigenaar en doen ze alles met je wat ze willen. Zo zullen we ons gebied verliezen. Ze gaan nooit zeggen: kijk we hebben winst gemaakt, hier is wat voor jullie. Ze gaan militairen halen om de mensen te verjagen (bijlage 1).

Dit wantrouwen leidt ertoe dat verschillende mensen tijdens de krutu ervoor pleiten

Pananakiri pas toe te laten ná het verkrijgen van landrechten. Landrechten zouden zodoende fungeren als een soort controlemechanisme om ervoor te zorgen dat de mijnactiviteiten van de Pananakiri onder controle kunnen worden gehouden en de opbrengsten ten goede komen van de Trio en niet al het geld verdwijnt in de zakken van die ‘onbetrouwbare’ Pananakiri. Een andere spreker, verwoordt dit als volgt:

Het is geen probleem als mensen hier komen werken, maar we moeten eerst landrechten hebben.

Daarna kunnen mensen komen en dan kunnen we ze na een tijd weer wegsturen. Maar nu er al is getekend terwijl de grond nog niet in onze handen is, is dat een groot probleem (bijlage 1).

De verschuiving zowel in toon als in inhoud doet vermoeden dat het ‘lokale landrechtendiscours’

zeer afhankelijk is van de context waarin het gevoerd wordt. Het bos beschermen tegen

buitenstaanders lijkt het sociaal wenselijke antwoord in het streven naar landrechten, maar niet het enige antwoord. Op momenten dat men niet rechtstreeks met een onderzoeker spreekt, maar in eigen kring, lijken ook andere motieven een rol te spelen.

In document Kopen in het bos (pagina 55-58)