• No results found

Kwantitatieve resultaten uit de monitorformats per pilotgemeente

Naast de kwalitatieve informatie die wij gedurende de pilot hebben verzameld hebben wij ook van 138 pilotdeelnemers een monitorformat ontvangen waaruit we meer kwantitatieve resultaten kunnen opmaken19. Dit geeft inzicht in de achtergrondkenmerken van de pilotdeelnemers, de (voer)taal van de gesprekken, de gemiddelde tijdsbesteding van de klantregisseur, de gemiddelde doorlooptijd van de brede intake tot aan het vaststellen van het PIP en andere informatie zoals geadviseerde leerroute. In deze paragraaf delen wij de belangrijkste bevindingen uit de monitorformats.

Bijna 60% van de pilotdeelnemers waarvan wij een monitorformat hebben ontvangen is man. De grootste groep komt uit Syrië (38%), Eritrea (16%) of Irak (5%). Ook andere landen zoals Somalië en Jemen worden genoemd. Van de pilotdeelnemers is 60% tussen de 18 en 35 jaar. Bijna allemaal (98,5%) zijn asielmigrant, slechts twee van hen zijn gezinsmigrant. Een derde van de pilotdeelnemers is hoogopgeleid (33%), een derde is laagopgeleid (34%), een kwart is middelbaar opgeleid (25%) en een kleiner deel (8%) is analfabeet.

2.7.1 (Voer)taal van de gesprekken

De regievoerders hebben per statushouder aangegeven in welke taal zij met elkaar hebben gesproken en of hierbij al dan niet sprake was van de inzet van een vertaalmiddel. Beide zijn weergegeven in Tabel 1 en Tabel 2.

Tabel 1. Voertaal van de gesprekken

Uit de monitorformats blijkt dat de voertaal in de meeste gesprekken Nederlands is (48%). De verschillen lopen hier sterk uiteen tussen De Fryske Marren (92%) en Rijswijk (24%). In een kwart van de gesprekken wordt Engels gesproken (27%). Gemeente Rijswijk voert driekwart van de gesprekken in een andere taal.

Dit valt te verklaren doordat de coördinator zelf een Arabische achtergrond heeft en veel gesprekken zelf in het Arabisch kan voeren.

Tabel 2. Inzet vertaalmiddel

Uit de monitorformats blijkt dat voor 46% van de statushouders de inzet van een ‘vertaalmiddel’ niet van toepassing was, bijvoorbeeld omdat het gesprek in de eigen taal van de statushouder of in het Engels gevoerd kon worden. In 47% van de gevallen werd een tolk ingeschakeld en in 7% van de gevallen een familielid.

2.7.2 Gemiddelde tijdsbesteding per pilotgemeente (in uren)

De regievoerders hebben in de monitorformats per statushouder bijgehouden hoeveel tijd zij hebben besteed aan het afnemen van de brede intake (contacturen met de statushouder), hoeveel tijd zij hebben besteed aan het opstellen en het vaststellen van het PIP en wat de totale tijdsbesteding was per

statushouder. Het totaal aantal uur bevat ook de extra overleggen met maatschappelijke partners of intern, daarmee kan het totaal aantal uren hoger uitvallen dan de uren die vermeld staan bij het afnemen van de

19 Onderverdeeld in: 21 formats voor Amsterdam, 16 formats voor de Fryske Marren, 17 formats voor Hoorn, 45 formats voor Nuenen, 25 formats voor Rijswijk, 14 formats voor Weert

Amsterdam De Fryske Marren Hoorn Nuenen Rijswijk Weert Totaal

Nederlands 52% 92% 82% 29% 24% 64% 48%

Engels 38% 8% 12% 51% 0% 14% 27%

Anders 10% 0% 6% 20% 76% 21% 25%

Amsterdam De Fryske Marren Hoorn Nuenen Rijswijk Weert Totaal

Tolk 50% 92% 76% 27% 24% 71% 47%

N.v.t. 44% 8% 18% 60% 72% 29% 46%

Familielid 6% 0% 6% 13% 4% 0% 7%

brede intake en het opstellen en vaststellen van het PIP. Tabel 3 geeft de gemiddelde tijdsbesteding weer per pilotgemeente en over alle pilotgemeenten heen als totaal.

Tabel 3. Gemiddelde tijdsbesteding per statushouder voor afnemen brede intake en vaststellen PIP per pilotgemeente (in uren)

De gemiddelde tijdsbesteding van de regievoerder per pilotgemeente loopt uiteen van gemiddeld 22 uur tot gemiddeld acht uur per statushouder en is erg afhankelijk van de gekozen aanpak van de

pilotgemeente. Gemiddeld kost de brede intakefase iets meer tijd dan het opstellen en vaststellen van het PIP. Gemeente Amsterdam besteedt gemiddeld het minste tijd aan het vaststellen van het PIP, zij kunnen hiervoor voor een groot deel putten uit het eindrapport van de Opstartklas20. Alleen bij de gemeenten behorende bij Rijswijk valt op dat het opstellen en vaststellen van het PIP meer tijd kost. Verder valt op dat vooral bij De Fryske Marren en de pilotgemeenten behorende bij Nuenen veel tijd wordt besteed aan de statushouder gedurende de brede intake (respectievelijk circa 18 uur en circa 22 uur per statushouder). Bij deze gemeenten hebben de regievoerders ook relatief veel overleguren meegerekend die niet directe contacturen zijn met de statushouder. In hun aanpak is te zien dat zij gedurende de brede intake al proberen om andere partners in te schakelen of mee te laten denken en dit kost tijd. Uit de analyse komt geen eenduidig beeld naar voren van bepaalde groepen waarbij het gemiddeld meer of minder tijd kost om tot een vastgesteld PIP te komen.

2.7.3 Gemiddelde doorlooptijd per pilotgemeente (in weken)

De regievoerders hebben in de monitorformats per statushouder een aantal data bijgehouden: datum toewijzing aan de gemeente, datum huisvesting, datum eerste gesprek en datum vastgesteld PIP. Niet alle data zijn ingevuld, de data die wel bekend zijn en waar wij doorlooptijden voor hebben kunnen berekenen, staan in Tabel 4 vermeld.

Tabel 4. Gemiddelde doorlooptijd per pilotgemeente (in weken)

De gemiddelde doorlooptijd tussen start van de brede intake en vaststellen van het PIP loopt uiteen van gemiddeld vier (Rijswijk) weken tot gemiddeld 15 weken (Amsterdam). De coördinator in Rijswijk geeft aan dat een week na het kennismakingsgesprek het brede intakegesprek en het assessment worden

ingepland. Het duurt gemiddeld vier weken vanaf het eerste contact totdat de coördinator het concept PIP heeft opgesteld. Hier valt echter niet het definitief vaststellen van het PIP onder waarbij maatschappelijke partners ook om feedback wordt gevraagd. Na overdracht van het PIP op de consulent inburgering is het niet duidelijk hoelang het duurt totdat het PIP definitief wordt vastgesteld, daarmee geeft de doorlooptijd van vier weken een vertekend beeld. Op basis van de monitorformats lijkt Weert een vlotte start te hebben na de huisvesting met het starten van de brede intake. Daar vindt het eerste gesprek voor de brede intake ongeveer een week na huisvesting plaats. Bij de andere pilotgemeenten zit hier iets meer tijd tussen.

20 De inzet van de Opstartklas is niet meegerekend in de uren voor de brede intake omdat we alleen de tijdsbesteding van de regievoerder hebben uitgevraagd.

Amsterdam De Fryske Marren Hoorn Nuenen Rijswijk Weert Totaal

Brede intake 6 3,3 2,5 9,2 2,5 5,5 5,8

Vaststellen PIP 0,4 2,4 2,9 7,4 6,5 2,2 4,4

Totaal 8,2 18,3 8,2 22,1 10 8 15,0

Amsterdam De Fryske Marren Hoorn Nuenen Rijswijk Weert Totaal

Tijd tussen toewijzing

Daarnaast is te zien dat er soms wel een halfjaar tussen toewijzing aan de gemeente en huisvesting kan zitten. In de gemeente Amsterdam heeft het eerste brede intakegesprek bij zeven statushouders gemiddeld drie weken vóór huisvesting plaatsgevonden, terwijl voor de overige 14 statushouders in de monitor gemiddeld twee weken na huisvesting het eerste gesprek plaatsvond. Dit resulteert in een gemiddelde van twee weken na huisvesting.

2.7.4 Gekozen leerroutes

In de monitorformats geeft de regievoerder aan welke leerroute zij zouden adviseren onder de nieuwe wet.

Tabel 5 geeft de verdeling per pilotgemeente weer.

Tabel 5. Verdeling van de geadviseerde leerroutes per pilotgemeente

Op het totaalbeeld wordt de reguliere B1-route het meest geadviseerd (53%), gevolgd door de Onderwijsroute (23%) en de tot slot de Z-route (14%). Voor een paar pilotdeelnemers is geen

geadviseerde route opgenomen in de monitorformats (10%). Tussen de pilotgemeenten zien we echter grote onderlinge verschillen qua verhouding van de leerroutes. In Nuenen wordt vrijwel alleen de B1-route geadviseerd (82%), terwijl in Hoorn de B1-route het minst van alle leerroutes wordt geadviseerd (18%).

Qua samenstelling van de pilotdeelnemers waarvan een monitoringsformat is ingevuld heeft Nuenen relatief gezien de grootste groep hoogopgeleide statushouders (51%). Rijswijk adviseert het vaakst de Onderwijsroute (48%) gevolgd door Hoorn (35%). Als we kijken naar de samenstelling van de doelgroep dan hebben Rijswijk en Hoorn relatief veel jonge statushouders tussen de 18 en 25 jaar oud

(respectievelijk 40% en 41%), voor de andere pilotgemeenten ligt dit meer rond de 20-25%. Weert adviseert het vaakst de Z-route (36%), gevolgd door Hoorn (29%). Deze gemeenten hebben qua samenstelling van de doelgroep verhoudingsgewijs de grootste groep statushouders in de

leeftijdscategorie 46 tot 56 jaar oud (respectievelijk 29% en 24%). Qua opleidingsniveau heeft met name Hoorn veel analfabeten (24%) en laagopgeleiden (47%) in de doelgroep, in Weert is 43% laagopgeleid. De Fryske Marren heeft ook relatief gezien veel analfabeten (25%), dit zien we echter niet terug in de

geadviseerde leerroute (0% van de pilotdeelnemers heeft als advies de Z-route gekregen). Daarmee lijken de verschillen in geadviseerde leerroutes deels te verklaren te zijn door de samenstelling van de

doelgroep, maar zeker niet altijd. Kwalitatief hebben wij hier tijdens de pilot niet uitgebreid bij stilgestaan.

Amsterdam De Fryske Marren Hoorn Nuenen Rijswijk Weert Totaal

De onderwijsroute 6 (29%) 4 (31%) 6 (35%) 2 (4%) 12 (48%) 1 (7%) 31 (23%)

De reguliere B1-route 11 (52%) 5 (38%) 3 (18%) 37 (82%) 10 (40%) 5 (36%) 71 (53%)

De Z-route 4 (19%) 0 (0%) 5 (29%) 2 (4%) 3 (12%) 5 (36%) 19 (14%)

Geen 0 (0%) 4 (31%) 3 (18%) 4 (9%) 0 (0%) 3 (21%) 14 (10%)

3 Conclusies

Gedurende de looptijd van de pilotevaluatie zijn bevindingen en resultaten opgehaald per pilotgemeente, zoals beschreven in de voorgaande hoofdstukken. In dit concluderende hoofdstuk overstijgen wij het niveau van de individuele pilotgemeenten en beschrijven de overkoepelende conclusies van (de ervaringen met) de brede intake en PIP als instrument. We doen dit aan de hand van de fases uit de klantreis: toewijzing en overdracht aan gemeente, uitvoering brede intake en opstellen en vaststellen PIP.