• No results found

Kwaliteit van onderzoek

In document Waar blijft de middenmanager? (pagina 38-41)

3. Methode & technieken

3.4. Kwaliteit van onderzoek

De kwaliteit van het onderzoek wordt bepaald door de mate waarin de betrouwbaarheid en de interne en externe validiteit gewaarborgd worden (Boeije, 2010). Gedurende dit onderzoek zijn deze kwaliteitscriteria op verschillende manieren in acht genomen en bevorderd.

3.4.1.

Betrouwbaarheid

Op verschillende manieren is gepoogd de betrouwbaarheid van dit onderzoek te verhogen. Betrouwbaarheid gaat over of en in hoeverre de bevindingen beïnvloed zijn door toevalligheden en onsystematische fouten (Bryman, 2012). De bevindingen kunnen als betrouwbaar gezien worden wanneer bij herhaling ongeveer dezelfde uitkomsten naar voren komen (Silverman, 2011). Gezien de bepalende rol van de onderzoeker, en de veranderlijke sociale context waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden, worden deze kwaliteitscriteria op een andere manier geïnterpreteerd. In dit onderzoek is daarom gekeken naar het verhogen van de consistentie binnen het onderzoeksproces (Boeije, 2010).

Om de betrouwbaarheid te vergroten is allereerst gestreefd naar transparantie (Bryman, 2012). Door middel van een uitgebreide rapportage van de verschillende stappen, overwegingen en keuzes is inzichtelijk gemaakt wat er gedurende dit onderzoek heeft plaatsgevonden en hoe dit heeft geleid tot de bevindingen. Drie vormen van verslaglegging, namelijk geluidsopnamen, transcripten en coderingen, zijn bewaard. Deze maken het onderzoek voor anderen te begrijpen en kunnen in de toekomst gebruikt worden voor vergelijkbare onderzoeken. Naast het streven naar transparantie, draagt ook de structuur van de gevoerde gesprekken bij aan de betrouwbaarheid van dit onderzoek. Zoals eerder beschreven is er een semigestructureerd interviewprotocol opgesteld. Hoewel deze een zekere mate van ruimte bood voor het geven van open antwoorden, gaf deze genoeg houvast om bij elke respondent dezelfde aanpak te hanteren. Op deze manier werd gewaarborgd dat de belangrijkste onderwerpen met alle respondenten besproken zijn. De eerdergenoemde overwegingen (3.2.3) boden genoeg argumenten om deze structuurvorm te rechtvaardigen.

39 Ook gedurende het verwerken en analyseren van data is er een vaste structuur toegepast door middel van de gebruikte codeermethode.

3.4.2.

Interne validiteit

In dit onderzoek is, naast de betrouwbaarheid, ook geprobeerd om op meerdere manieren de validiteit te verhogen. Validiteit gaat over de aannemelijkheid van het beantwoorden van de onderzoeksvraag, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden tussen interne en externe validiteit (Silverman, 2011). Interne validiteit refereert naar de vraag of de beschreven bevindingen en conclusies een goede weergave zijn van de werkelijkheid. In dit onderzoek wordt op een tweetal manieren gepoogd om interne validiteit te waarborgen. De gestelde onderzoeksvragen hebben betrekking op de betekenis die middenmanagers geven aan hun eigen rol binnen de school. Binnen de onderzoeksmethode is gekozen om hierover met dit type leidinggevenden in gesprek te gaan. Deze manier van data verzamelen brengt echter op het gebied van validiteit enkele spanningen met zich mee. Door te focussen op één kant van de sociale relatie, namelijk de kant van de middenmanager, is het onmogelijk om te controleren of dat wat de respondenten hebben verteld overeenkomt met hoe zij dit in werkelijkheid hebben ervaren. Van tevoren is rekening gehouden met het gegeven dat mensen soms geneigd zijn tot het geven van sociaal wenselijke antwoorden. Om dit te ondervangen was het belangrijk om een bepaalde veiligheid te creëren, zodat de respondenten zich vrij voelden te vertellen hoe zij tegen bepaalde zaken aankeken. Tijdens de gesprekken is gepoogd om de sfeer zo neer te zetten dat respondenten niet het gevoel hadden foute antwoorden te kunnen geven of gezichtsverlies te leiden. Een goede introductie, het waarborgen van privacy en een open, onbevooroordeelde houding hebben hieraan bijgedragen. Daarnaast is de onderzoeker voor, tijdens en na de gesprekken tot op zekere hoogte open geweest over eigen ervaringen in het onderwijs, wat zorgde voor een bepaald gevoel van verbondenheid. De inhoud van de gesprekken, en tevens de nagesprekken, gaven aanleiding om erop te vertrouwen dat de gesproken middenmanagers in hun beschrijvingen open en eerlijk zijn geweest. Zo spraken zij niet alleen over zaken die zij goed doen, maar lieten zich veelal ook van hun kwetsbare kant zien. Een aantal respondenten benoemden moeilijke situaties met docenten waarbij ze, naar eigen zeggen, wel of niet goed hebben gehandeld. Ook de verschillende vragen om tips of feedback tijdens de nagesprekken gaven gelegenheid voor deze conclusie.

3.4.3.

Externe validiteit

Bij kwalitatief onderzoek is statistische generalisatie door de relatief kleine steekproef en de unieke context onmogelijk. Er is immers maar met een klein deel van de vele team- en afdelingsleiders die in het vo werkzaam zijn gesproken. Er is dan ook niet geprobeerd om aan de hand van een representatieve steekproef regelmatigheden of gedrag te laten zien en hier generaliseerbare uitspraken over te doen. Juist de verschillen in betekenisgeving in rol, takenpakketten en opvattingen omtrent goed onderwijs staan centraal. Daarom is voornamelijk gekeken naar theoretische generalisatie. Hoewel de context-specifieke bevindingen niet overdraagbaar zijn naar andere situaties, zijn de patronen die eronder liggen dat wel. De bevindingen omtrent voorwaarden voor middenmanagers om te presteren op strategisch niveau kunnen bijvoorbeeld handvatten bieden voor de toepassing op middenmanagers in vergelijkbare contexten. Deze patronen zullen zich in andere contexten mogelijk op een andere wijze manifesteren, maar brengen wel inzichten mee over het onderwerp en bieden input voor vervolgonderzoek. Op deze manier is getracht door middel

40 van de bevindingen een bijdrage te leveren aan wetenschappelijke theorieën door aansluiting en aanvulling. Dit sluit aan bij de academische doelstelling van het onderzoek.

41

In document Waar blijft de middenmanager? (pagina 38-41)