• No results found

kwaliteit van een beek m.b.v de multimetric amoebe beken

Voor beken is door Alterra de zogenoemde ‘multimetric-amoebe’ (MM-amoebe beken) ontwikkeld, een uitvloeisel van studies naar de indicatiewaarde van fauna bij het beoordeling van de ecologische kwaliteit (Verdonschot & Verdonschot 2010, Verdonschot et al. 2012). Hierin zijn de milieu- en habitatpreferenties van macrofaunasoorten (Verberk et al. 2012) gekoppeld aan vier sleutelcomponenten van een beekecosysteem, namelijk stroming, structuren, stoffen en soorten (5-S model; Verdonschot 1995). Voor elke sleutelcomponent zijn telkens één of twee metrics gekozen zijn die de belangrijkste gradiënten weergeven van ‘natuurlijke’ ongestoorde naar gedegradeerde of sterk beïnvloede systemen waarvan

algemeen bekend is dat deze indicatief zijn voor de kwaliteit van stromende wateren. De 7 metrics waaruit de MM-amoebe beken bestaat zijn:

1. Rheofilie (Stroming). Index die de preferentie van soorten voor bepaalde

stroomsnelheden aangeeft en die varieert van soorten die alleen in stilstaand water voorkomen tot soorten die alleen op plekken met hoge stroomsnelheden leven. Een laag aandeel rheofiele soorten geeft aan dat de stroomsnelheid zeer laag is of dat er stagnatie optreedt.

2. Aantal kokerjuffer (Trichoptera) genera (Soorten): Index die kokerjuffers gebruikt omdat kokerjuffers een goede indicator zijn voor de ecologische kwaliteit van aquatische systemen, zowel voor stromende als stilstaande wateren.

3. Aantal haften (Ephemeroptera) en steenvliegen (Plecoptera) genera (Soorten): Index die de aanwezigheid van veel haften en steenvliegen genera gebruikt omdat die typerend voor stromend water met een hoge ecologische waarde zijn.

4. Aandeel waterplanten-bewonende soorten (Structuren): Ten opzichte van stromende wateren herbergen moerassen, sloten, afgesloten beekarmen en andere stilstaande plantenrijke wateren een hoog aandeel fytomacrofauna. Deze index gebruikt soorten die waterplanten nodig hebben om te kunnen leven, bijvoorbeeld voor voortplanting, emergentie, vestigingssubstraat en voedselvoorziening. Massale waterplantengroei is negatief in een beeksysteem en is vaak het gevolg van een combinatie van te weinig beschaduwing van het beeksysteem, een verstoorde hydrologie en veel

voedingsstoffen.

5. Aandeel slib-bewonende soorten (Structuren): Verslibbing, bijvoorbeeld als gevolg van stagnatie, leidt tot een grote toename van soorten die leven in of zich voeden met slib. Deze index is hierop gebaseerd.

6. Saprobie (Stoffen): Index waarin de gevoeligheid van soorten voor organische belasting en de daarmee gepaard gaande lage zuurstofbeschikbaarheid en het vrijkomen van toxische verbindingen verwerkt is.

7. Saliniteit (Stoffen): Index waarin de gevoeligheid van soorten voor hoge ionen- concentraties, waaronder chloride, verwerkt is. Hoge of wisselende ionen-

concentraties duiden op verstoringen zoals het inlaten van gebiedsvreemd water of inspoeling van stoffen vanaf aanliggende landbouwgronden. Veel soorten zijn hier slecht tegen bestand.

De metrics zijn als volgt berekend. De soortenlijsten van de monsterpunten en hun log2(x+1)-getransformeerde abundanties zijn gekoppeld aan de indicatiewaarden van de soorten zoals opgegeven in Verberk et al. 2012. De indicatiewaarden zijn verdeeld over verschillende klassen volgens de zogenoemde ‘fuzzy coding’ techniek: afhankelijk van de

OBN Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 88 habitat- en milieupreferentie van een soort zijn 10 punten verdeeld over de relevante klassen. Bijvoorbeeld een soort met een voorkeur voor snelstromend water, maar die ook wel op plekken met matige stroming voorkomt krijgt de score: snel stromend = 8 punten, matig stromend = 2 punten, langzaam stromend = 0 punten etc. Omdat de abundantie van soorten ook belangrijk is in de beoordeling (omdat dit een maat van succes van een soort is in het systeem) worden de scores hiervoor gecorrigeerd. Per monster is de gewogen score van alle aanwezige soorten gesommeerd en is het relatieve percentage per klasse

uitgerekend. In het geval van rheofilie, saprobie en saliniteit zijn de percentages omgezet naar een index. Voor de soorten-metrics is simpelweg het aantal genera per orde geteld. Voor het aantal waterplanten- en slibtaxa is het aandeel berekend.

De volgende stap is dat de informatie die de soortensamenstelling geeft lineair geschaald is van 0 naar 1 op basis van de waarden die gevonden zijn in Nederlandse (referentie)beken en sloten (Nijboer et al. 2003, Verdonschot & Nijboer 2004). Dit maakt de verschillende metrics onderling vergelijkbaar. Er worden vijf scoreklassen onderscheiden: 0-0.2 = uitstekend, 0.2- 0.4 = goed, 0.4-0.6 = middelmatig, 0.6-0.8 = slecht, 0.8-1.0 = zeer slecht. Deze uitkomst wordt weergegeven in een zogenoemd amoebe-diagram (Fig. B1.1). In het diagram wordt aan de hand van metrics voor de verschillende componenten weergegeven of deze onder druk staan, wat gevisualiseerd wordt als een uitstulping (vandaar de naam amoebe) in het diagram (Fig. B1.2).

Figuur B1.1: De multimetric-amoebe beken integreert de sleutelcomponenten van beekecosystemen op basis van ecologische preferenties van macrofaunasoorten.

Figure B1.1: The mutlimetric-amoebe for streams integrates the key determinants of stream ecosystems based on ecological preferences of macroinvertebrates.

OBN Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 89 Figuur B1.2: Voorbeeld score beeksysteem, de ‘uitstulpingen’ geven de ernst van de problemen weer.

Figure B1.2: Example scores stream ecosystem, the ‘peaks’ in the diagram are an indication of the severity of the ecological problems.

Literatuur

Nijboer, R., Verdonschot, P., van den Hoorn, M. (2003). Macrofauna en vegetatie van de Nederlandse sloten. Een aanzet tot beoordeling van de ecologische toestand. Alterra-rapport 688, Alterra, Wageningen.

Verberk, W.C.E.P., Verdonschot, P.F.M., van Haaren, T., van Maanen, B. (2012). Milieu- en habitatpreferenties van Nederlandse zoetwatermacrofauna. WEW Themanummer 23, Van de Garde-Jémé, Eindhoven. 32 pp.

Verdonschot, R.C.M., Keizer-Vlek, H.E., Verdonschot, P.F.M. (2012). Development of a multimetric index based on macroinvertebrates for drainage ditch networks in agricultural areas. Ecological Indicators 13: 232-242.

Verdonschot, R.C.M., Verdonschot, P.F.M. (2010) Methodiek waardering aquatische natuurkwaliteit : ontwikkeling van graadmeters voor sloten en beken. WOt-rapport / Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu 113, Wageningen

Verdonschot, P.F.M., Nijboer, R.C. (2004) Macrofauna en vegetatie van de Nederlandse beken. Een aanzet tot beoordeling van de ecologische toestand. Alterra-rapport 756, Alterra, Wageningen.

Verdonschot, P.F.M. (1995). Beken stromen. Leidraad voor ecologisch beekherstel. Werkgroep Ecologisch Waterbeheer, Subgroep Beekherstel, Publicatie WEW-06/Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Publicatie 95-03, Utrecht.

OBN Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 90

Bijlage 2 Dichtheden aquatische

ongewervelden in de Rode Beek in