• No results found

3.1 Ontwikkeling van de wereldbeelden

3.1.2 Kwalitatief onderzoek

De tweede stap in de vertaalslag naar wereldbeelden in burgertaal bestond uit kwalitatief onderzoek. In totaal zijn 24 interviews met burgers uitgevoerd, die ieder circa 45 minuten duurden gehouden. Het veldwerk vond plaats op 18 augustus en 20 augustus 2003, respectievelijk ten kantore van TNS NIPO in Amsterdam en in Zwolle. Het veldwerk is geobserveerd door geïnteresseerden vanuit opdrachtgeverzijde, door middel van een gesloten tv-circuit.

Uitgangspunt van het kwalitatieve onderzoek vormden de conceptteksten en - beelden zoals ontwikkeld op basis van de workshop met scenariodeskundigen. De primaire doelstellingen van dit kwalitatieve onderzoek waren:

1. Toetsen van conceptteksten, -titels en -beelden van de wereldbeelden op begrip; 2. Nagaan welke methode (tekst en/of beeld) het beste werkt;

3. Nagaan in hoeverre burgers op basis van het materiaal in staat zijn om een keus voor één van de wereldbeelden te maken en welke vraagstelling daartoe het meest geschikt is.

Om aan de genoemde doelstellingen te voldoen, is gekozen voor de methode van het vrije individuele interview. Deze methode biedt de mogelijkheid om diepgaande informatie kan worden gekregen over het begrip van en houding ten aanzien van de wereldbeelden, omdat de wereldbeelden stap voor stap kunnen worden doorlopen. Zo wordt inzichtelijk wat de verschillende (onderdelen van) de wereldbeelden communiceren en wordt duidelijk in hoeverre de verschillende omschrijvingen en beelden overbrengen wat ze zouden moeten overbrengen.

Gestreefd is naar een zo groot mogelijke heterogeniteit in de steekproef om een zo breed mogelijke range aan reacties te kunnen inventariseren.

1. Zo is het WIN-model ingezet, om een spreiding te kunnen aanbrengen in waardenoriëntaties en politieke voorkeuren van mensen.

2. Hiernaast is spreiding aangebracht in leeftijd (20 tot 65 jaar), sekse, sociale klasse en woonplaats (stedelijk versus ruraal).

De selectie heeft plaatsgevonden door middel van het accespanel van TNS NIPO. De respondenten zijn uitgenodigd op het onderwerp: 'maatschappelijke

toekomstbeelden’. De respondenten hebben een financiële attentie gekregen als dank voor hun deelname.

Uiteindelijk is gesproken met de volgende 24 respondenten:

Amsterdam

Sekse Leeftijd Sociale

klasse Politieke voorkeur Win segment V 30 Bb Groen Links Ruimdenkers

M 56 Bb PvdA Genieters

V 25 A Groen Links Evenwichtigen

M 45 A VVD Zakelijken

M 62 A SP / Groen Links Geëngageerden

V 41 Bo D66 Ruimdenkers

M 44 Bb Christen Unie Zorgzamen M 37 C/D Niet stemmer Zorgzamen

V 39 D PvdA Genieters

M 44 A PvdA Luxezoekers

M 45 Bb PvdA Zakelijken

V 25 Bo VVD Zakelijken

Zwolle

Sekse Leeftijd Sociale

klasse Politieke voorkeur Win segment

V 35 C/D SP Genieters

M 44 C Groen Links Behoudenden V 23 C/D Groen Links Luxezoekers

M 62 Bb PvdA Behoudenden

V 24 Bb Groen Links Zorgzamen

V 50 Bb CDA Zorgzamen

M 57 A Groen Links Geëngageerden

M 51 C/D SP Evenwichtigen

M 34 Bo D66 Ruimdenkers

V 32 A VVD Geëngageerden

M 39 Bb VVD Luxezoekers

M 32 Bb SP Evenwichtigen

Om de respondenten zoveel mogelijk hun eigen gedachten en associaties te kunnen laten vormen hadden de gesprekken een semi-gestructureerd verloop. Tijdens de gesprekken zijn, na een eerste kennismaking met de respondent, de vier collages van de wereldbeelden gelijktijdig voorgelegd. Vervolgens werd gevraagd naar eerste reacties en associaties, waarna wat dieper werd ingegaan op het toekomstbeeld dat volgens de respondenten door de collages werd weergegeven. Indien respondenten hier niet spontaan mee kwamen, is gevraagd naar bijvoorbeeld de rol van de

overheid in de wereldbeelden, waarnaar burgers streven in deze wereld en in welke wereld bijvoorbeeld aandacht is voor het milieu en het reduceren van

inkomensverschillen. Ook is gevraagd naar wat positieve en negatieve aspecten van elk wereldbeeld zouden kunnen zijn, wat hun voorkeursscenario is. Tot slot is gevraagd de collages / wereldbeelden met elkaar te vergelijken.

Door de respondenten open te bevragen, kon worden geïnventariseerd in welke termen de respondenten over de wereldbeelden denken: met welke thema’s komt men bijvoorbeeld spontaan op basis van de aangeboden collages. Op deze manier werd de interpretatie van respondenten van de collages alsmede de eventueel dominante of te sturende werking van bepaalde afbeeldingen in het beeldmateriaal inzichtelijk gemaakt. Op basis hiervan kon worden vastgesteld in welke mate de wereldbeelden zoals de respondenten die waarnemen overeenkomen met de ‘gewenste’ invulling van de wereldbeelden.

Ook zijn de titels van de wereldbeelden en de beschrijvingen ervan gefaseerd

voorgelegd. Allereerst is de respondenten gevraagd de algemene benamingen van de wereldbeelden bij de collage te leggen waar deze volgens de respondent het beste bij past. Op deze manier kon het begrip van de namen van de wereldbeelden en de mate waarin ze al dan niet bij de bijbehorende wereldbeelden passen inzichtelijk worden gemaakt. Vervolgens zijn de beschrijvingen van de wereldbeelden aan de

respondenten voorgelegd en is gevraagd ook deze bij de bijbehorende collages en namen van de wereldbeelden te leggen. Ook is de respondenten gevraagd om verschillende stellingen / consequenties van elk wereldbeeld toe te wijzen aan de wereldbeelden. Dit alles met als doel inzichtelijk te maken wat namen,

beschrijvingen en stellingen afzonderlijk en in combinatie met elkaar en de collages communiceren.

Het stimulusmateriaal werd afhankelijk van de reacties van de respondenten gedurende het onderzoek meerdere keren aangepast. Zo werden er aanpassingen gedaan aan de collages, beschrijvingen aangepast, stellingen toegevoegd en

stellingen geherformuleerd. Opgedane veronderstellingen werden meteen getoetst in de praktijk, om zo te komen tot eenduidig en helder stimulus materiaal. Gedurende en op basis van de gesprekken zijn aanpassingen doorgevoerd in zowel de collages als de namen, beschrijvingen van de wereldbeelden en de stellingen / consequenties om al het materiaal zo helder en eenduidig mogelijk te maken. Vervolgens is het materiaal in een kwantitatief pilot onderzoek onder een grotere steekproef getoetst.

GERELATEERDE DOCUMENTEN