• No results found

2 Algemene beschrijving

Groep 7: In de boomlaag vinden we soorten als Ruwe berk, Zomereik, Zwarte els en boswilg netel, Elzenzegge, … Deze opnames behoren tot het

3.5 Beheerdoelstellingen m.b.t de wetenschappelijk

4.1.2 Kunstmatige verjonging

Als blijkt dat na uitvoering van 2 tot 3 opeenvolgende verjongingskappen niet voldoende natuur-lijke verjonging van de gewenste soorten aanwezig is of indien een nieuwe inheemse stand-laatsgeschikte soort wordt ingebracht, wordt voor de bossen in openbare eigendom gestart

ndplaatsgeschikte soorten. Op basis van de

van een erjongingsgroep bedraagt maximaal 0,5ha. Bij de volgende dunningen wordt gezorgd dat deze verjongingsgroepen voldoende ruimte krijgen d

het hoofdbestand weg te halen.

Zoals eerder gesteld wordt de soortkeuze in st den behorend tot het Eiken-Beukenbos en Eike

Zomereik, in mindere mate Wintereik en op de i Beuk. Grove

den kan ook aangeplant worden in reeds bestaa het Elzen-Vogelkersbos wordt vooral gebruik broekbos voornamelijk van Zwarte els. De soo weergegeven in tabel 3.2a gelden als leidraad wel Ruwe als Zachte Berk doorgaans niet worde

Voor de privé-bossen kan dezelfde werkwijze orden toegepast indien gewenst. Hier wordt

ing wordt ook toegepast indien onvoldoende natuurlijke verjonging van de eschikte soort wordt ingebracht. We denken hierbij

r geen enkel bestand aanplanting van exoten oorzien, uitgezonderd Populier.

m te komen tot een gemengd bestand mag de hoofdboomsoort maximaal 80% van het stam-p

met kunstmatig inbrengen van inheemse sta

le samenstelling van de onder- en nevenetage zal dit voornamelijk het geval zijn in homogene bestanden van Corsikaanse den of Amerikaanse eik. Dit kan in functie van de soort gebeuren onder scherm (schaduwboomsoorten, bv Beuk) of door geleidelijk inbrengen van verjongings-groepen van minimaal 20 tot 30m doormeter. Het inbrengen kan ook strooksgewijs gebeuren met een strookbreedte die minimaal gelijk is aan de bestandshoogte. De oppervlakte

v

oor al te fel overschaduwende randbomen uit

erke mate bepaald door de PNV. In de bestan-nbos wordt hoofdzakelijk gebruik gemaakt van ets geschiktere standplaatsen ook

nde naaldhoutbestanden. In de bestanden van gemaakt van Es en Zwarte els. In het Elzen-rten van de boomlaag die per bostype worden voor de soortkeuze met dien verstande dat

zo-n aazo-ngeplazo-nt.

w

echter geleidelijker gewerkt en kan het inbrengen van verjongingsgroepen in latere fase gebeu-ren of gebeurt kunstmatige verjonging na de eindkap.

Kunstmatige verjong

gewenste soorten aanwezig is na opeenvolgende verjongingskappen, binnen de 5jaar na een eindkap of indien een nieuwe standplaatsg

vooral aan Wintereik, Beuk, Es en lokaal Winterlinde. Dit gebeurt in principe uiterlijk binnen de 3jaar na de eventuele eindkap. Bij heraanplant van Populier wordt altijd kunstmatig verjongd.

Tijdens de loop van het beheerplan wordt voo v

O

tal uitmaken. Waar opbouw van een nevenetage wenselijk is, wordt bijmenging voorzien van inheemse standplaatsgeschikte bomen of struiken. Bij heraanplant van Populier in bestanden gelegen in VEN wordt steeds gezorgd voor een rijke inheemse onderetage.

Startbemesting is niet toegestaan uitgezonderd in het plantgat bij veeleisende soorten. Waar nodig worden de nodige maatregelen genomen ter bescherming tegen wildschade.

Bij het uitvoeren van kunstmatige verjonging dient een minimum stamtal perha te worden ge-hanteerd om te zorgen voor een degelijke verjonging. Dit aantal is tevens vereist voor het ver-krijgen van een subsidie.

In bijlage 4.1.2a wordt per soort een overzicht gegeven van het minimum stamtal. Voor de be-tanden gelegen in VEN en de openbare bossen wordt indien beschikbaar gebruik gemaakt

verzicht wordt gegeven als bijla-ge 4.1.2b.

De bestanden waar inbrengen van verjongingsgroepen wordt voorzien – al dan niet indien de natuurlijke verjonging na verjongingskappen (V) onvoldoende blijkt - , worden in de kaptabel weergegeven met symbool G. Ook de bestanden waar kunstmatige verjonging toegepast wordt na eindkap (E) worden weergegeven in de kaptabel.

4.2 Bosomvorming

Zoals gesteld onder §3.1.2 bestaat reeds 25,8% van de totale b standsoppervlakte op niveau an het totale bosbeheerplan uit inheemse gemengde bestanden en wordt dus voldaan aan de

ij het beheer zal dan ook gewerkt worden naar uitbreiding van het aandeel inheemse ge-engde bestanden. Dit rekening houdend met het feit dat het bereiken van dit aandeel binnen

r voornamelijk de kleinere privé-boseigenaars. Dit betekent echter niet dat er geen eerste aanzet naar bosomvorming wordt vooropgesteld.

emengde bestanden zal gebeuren rekening houdend met het tandstill-principe. Er wordt maximaal gebruik gemaakt van natuurlijke verjonging en waar oodzakelijk van kunstmatige verjonging (§4.1).

De omvorming is vooral gericht op omvorming van openbare bossen en bossen in Ven, meer-ld:

en bestaande uit naald- en loofhout via

Zomereik, Wintereik en/of Beuk gebeurt bij onvoldoen-e natuurlijkonvoldoen-e vonvoldoen-erjonging.

s

van aanbevolen herkomsten voor de inheemse soorten. Een o

e v

vereiste 20%. Voor de bossen in openbare eigendom dient op lange termijn echter gestreefd te worden naar 80% van de oppervlakte.

B m

de planperiode niet steeds haalbaar is voo

De omvorming naar inheemse g s

n

bepaa

- homogene naaldhoutbestanden ouder dan 70jaar, - homogene of gemengde exotenbestanden.

Homogene naaldhoutbestanden ouder dan 70jaar

Homogene bestanden van Grove den of Corsikaanse den worden geleidelijk omgevormd naar inheemse gemengde en ongelijkjarige bestand

gingskappen ter bevordering van natuurlijke verjonging met voornamelijk Zomereik, Ruwe berk en lokaal ook Wintereik en Zachte berk. Sporkehout en Lijsterbes maar bijvoorbeeld ook Blau-we bosbes vormen belangrijke soorten in de struiklaag.

Reeds aanwezige inheemse loofboomsoorten in de bovenetage worden bevoordeeld bij dun-ning. Zaadbomen van Amerikaanse eik worden stelselmatig verwijderd net als Amerikaanse vogelkers die wordt bestreden indien deze een hinderpaal vormt voor natuurlijke verjonging.

Inbrengen van verjongingsgroepen van d

Naar verwachting zal de omvorming van Corsikaanse den langer op zich laten wachten vermits de actuele uitgangssituatie vaak minder gunstig is mede door het vaak te gesloten staan waar-door minder natuurlijke verjonging aanwezig is.

In stamsgewijs gemengde bestanden van Corsikaanse den en Grove den wordt bij dunning ositieve selectie doorgevoerd ten voordele van Grove den om zo geleidelijk het aandeel

in-nbare bestanden of privé-bestanden van Corsikaanse den, Fijnspar of Lork gelegen

Bestanden van Populier worden na eindkap

en gelegen in VEN worden hetzij

inheemse soorten.

en omgevormd naar inheems loofhout, oorgaans Zomereik, Wintereik, Ruwe berk of Beuk. Gezien het agressieve karakter van de

eeld bij dunningen en in

en.

r wordt weergegeven wat in 027 het verwachte bestandstype, de mengingsvorm, het aandeel inheems grondvlak, en

f de omvorming gebeurt via verjongingskappen, inbrengen van verjongingsgroepen of via eindkap wordt weergegeven in de kaptabel.

p

heems hout te doen stijgen. Lokaal voorkomende inheemse loofboomsoorten blijven behouden.

Exemplaren van Amerikaanse eik worden stelselmatig verwijderd bij dunning.

Homogene of gemengde exotenbestanden

De omvorming van bestanden Corsikaanse den ouder dan 70jaar werd reeds hierboven be-sproken. Ook voor Lork welke in zeer beperkte mate voorkomt, gebeurt de omvorming op deze wijze. Ope

in VEN kunnen eventueel ook vervangen worden door Grove den mits bijmenging van minstens 30% inheems loofhout. De omvorming naar Grove den wordt echter niet voorgesteld.

vervangen door inheems standplaatsgeschikt loofhout wat betreft de openbare bossen. Bij voorkeur via natuurlijke verjonging. Hier wordt in functie van de vochttoestand Zomereik, Es, Zwarte els of Wilg vooropgesteld.

Privébestand

vervangen door inheems standplaatsgeschikt loofhout hetzij heraangeplant met Populier en aanleg van een gemengde onderetage van

Bestanden gedomineerd door Amerikaanse eik word d

Amerikaanse eik zal dit overwegend dienen te gebeuren door inbrengen van verjongingsgroe-pen of via eindkap.

Reeds aanwezig inheemse soorten in de bovenetage worden bevoord geval van eindkap blijven deze behouden.

Wat betreft verspreid voorkomende exemplaren van Amerikaanse eik in andere dan door deze soort gedomineerde bestanden, wordt er naar gestreefd deze te verwijderen tegen het einde van de planperiode via de reguliere dunning

In bijlage 4.2a wordt rekening houdend met de actuele uitgangssituatie en potenties een over-zicht gegeven van de bestanden die zullen omgevormd worden. E

2

hoofdboomsoort is. Tevens wordt weergegeven of het bestand al dan niet omvorming is, en zo ja of het een eerste aanzet op lange termijn betreft.

O

Via het uitvoeren van het omvormingsbeheer wordt getracht het grondvlak inheems loofhout op

de planperiode.

niveau van het uitgebreid en gezamenlijke bosbeheerplan te verhogen van 51,1% naar 62,8 %.

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het aandeel exoot en inheems hout aan het begin en aan het einde van

Tabel 4.2a: Samenstelling exoot versus inheems na omvorming Samenstelling 2007 Oppervlakte (ha) Oppervlakte (%)

Exoot, gemengd 50,4 10,3

129,9 26,5

9,9

oot, homogeen 152,5 31,0

s, gemengd 230,3 46,8

11,2

Onbebost 5,1 5,1

Exoot, homogeen 178,3 36,4

Inheems, gemengd 126,2 25,8

s, homogeen Inheem

Onbebost 5,1 1,0

Samenstelling 2027 Oppervlakte (ha) Oppervlakte (%)

Exoot, gemengd 48,6

Ex Inheem

Inheems, homogeen 55,1

Op de kaarten 4.2a tot c wordt het bestandstype,de verdeling inheems versus exoot, en de

leef-n opgeleef-nomeleef-n ileef-n het bosbehe s de loop van het bosbe-ost worden.

Bosbehandeling- en verplegingswerken ering en snoei

loop van het bosbeheerplan de bedrijfstijd voor de meeste bestanden niet en dus geen eindkap wordt uitgevoerd, zal het aantal aanplantingen klein zijn.

ovendien wordt bij bosverjonging, al dan niet in het kader van omvorming, hoofdzakelijk