6. Conclusie
6.5 Kritische reflectie
Essentieel bij een goed onderzoek is een kritische reflectie over de werkwijze, de gevonden conclusies en de mogelijke verbeterpunten van dit onderzoek.
Een belangrijk punt van kritiek op dit onderzoek is de geringe generaliseerbaarheid. Er is in dit onderzoek slechts gebruik gemaakt van twee casussen beide gelegen in de gemeente Nijmegen;
94
het Waalfront en project Plant je vlag. Ondanks dat in de interviews rekening is gehouden met het verschil tussen contextuele variabelen en variabelen puur gerelateerd aan het institutionele kader, zal het gevonden institutionele kader vooral gelden binnen de gemeente Nijmegen. Voor een grotere generaliseerbaarheid van het institutionele kader is het aan te raden ook casussen in andere gemeenten in Nederland te onderzoeken.
Het gevonden institutionele kader voor zelforganisatie in relatie tot organische gebiedsontwikkeling is uiteindelijk vooral gebaseerd op de interviews gerelateerd aan casus Plant je vlag. Tijdens het onderzoek bleek dat er in het Waalfront door de grote complexiteit van de gebiedsontwikkeling momenteel nog niet volgens een organische ontwikkelingsstrategie ontwikkeld word. Hierdoor is er in het Waalfront op dit moment nog geen ruimte voor zelforganisatie en kunnen de respondenten gerelateerd aan het Waalfront ‘geen’ uitspraken doen over de institutionele voorwaarden voor zelforganisatie. Hierdoor is het gevonden institutionele kader misschien wat eenzijdig. Echter heeft de complexiteit van het Waalfront wel bijgedragen aan het verhelderen van enkele belemmeringen voor zelforganisatie, deze belemmeringen zijn min of meer te vertalen naar institutionele voorwaarden waardoor de interviews gerelateerd aan het Waalfront toch nog gedeeltelijk hebben bijgedragen aan het gevonden institutionele kader.
De gebruikte onderzoeksopzet waarin de ontwerpprincipes van Ostrom het uitgangspunt vormen was misschien te voorbarig. In de eerste fase van dit onderzoek werd verondersteld dat zelforganisatie een essentieel onderdeel is van organische gebiedsontwikkeling, dit bleek niet het geval. Er werd geconcludeerd dat er verschillende vormen van organische gebiedsontwikkeling bestaan en dat zelforganisatie hier niet altijd een rol in speelt. Dit is natuurlijk ook een conclusie maar het was jammer dat de ontworpen interviewguide, die aansloot bij de gekozen onderzoeksopzet, minder van toepassing was op de vormen van organische gebiedsontwikkelin g waarin zelforganisatie geen rol speelde. Het onderzoek zou van een hogere kwaliteit geweest zijn wanneer er in de onderzoeksopzet al rekening gehouden was met het bestaan van verschillende vormen van organische gebiedsontwikkeling.
Tenslotte moet vermeld worden dat de verwerking van de interviews zeer veel tijd gekost heeft. Er is gekozen de interviews letterlijk te transcriberen om vervolgens in de volgende fase de transcripten schematisch te verwerken en te analyseren. Dit was een zeer arbeidsintensief karwei maar heeft wel geleid tot een goede en gedetailleerde analyse van de verschillende interviews. De letterlijke transcripten zorgden ervoor dat ook de korte meer ‘informele’ citaten geanalyseerd konden worden wat leidde tot leuke conclusies.
95
Literatuurlijst
Beunderman, J. & Urhahn, G. (2009). Heerlijke inbreuk: Jane Jacobs en de spontaniteit van de stad. De levende stad. Over hedendaagse betekenis van Jane Jacobs. Uitgeverij SUN en auteurs: Amsterdam
Beggs, J. (2013). Public Goods, Common Resources, and Club Goods. Vinddatum 27 maart 2013, op http://economics.about.com/od/public-goods-etc/ss/Public-Goods-Common-Resources-And-Club- Goods_8.htm
Buitelaar, E., Feenstra, S., Galle, M., Lekkerkerker, J., Sorel, N. & Tennekes, J. (2012). Vormgeven aan
de spontane stad: belemmeringen en kansen voor organische gebiedsontwikkeling. Uitgeverij PBL:
Den Haag
Bunte, F. en Diederen, P. (2005). Behaviour, Institutions and Policy. LEI-rapport (in afronding).
De Gelderlander. (2011). Miljoenenverlies Waalsprong dreigt. Vinddatum 21 november 2012, op http://www.gelderlander.nl/voorpagina/nijmegen/9008228/Miljoenenverlies-Waalsprong-dreigt.ece
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. (2010). Regeling plankosten
exploitatieplan. Vinddatum 5 augustus 2013, op www.rijksoverheid.nl/.../091216-regeling-
plankosten-exploitatieplan.pdf
Deloitte Real Estate Advisory. (2011). Financiële effecten crisis bij gemeentelijke grondbedrijven:
update. VNG: Den Haag.
Deloitte Real Estate Advisory². (2012). Financiële effecten crisis bij gemeentelijke grondbedrijven:
Actualisatie 2012. VNG: Den Haag
Geerse, A. (2012). Plant je vlag. Ontwikkelingsplan Vossenpels. GEM Waalsprong. Gemeente Nijmegen: Nijmegen
Gemeente Nijmegen Stadsontwikkeling. (2013). Ontwikkelingsstrategie Waalsprong. Een andere
96
GEM Waalsprong. (2013). Basishandboek zelf bouwen. Gemeente Nijmegen: Nijmegen
Gimeno, P. (n.d.). Tragedie van de ‘commons’ en symbolisch geweld. Gevonden 21 maart 2013, op http://www.ethiekenmaatschappij.ugent.be/wp-content/uploads/2012/07/EM_21-1999-Gimeno.pdf
Hardin, G. (1968). Tragedy of the Commons. Vinddatum 21 maart 2013, op http://cfile8.uf.tistory.com/original/201852494D96B5C911342F
Hazeu, C.A. (2000). Institutionele economie: een optiek op organisatie- en sturingsvraagstukken. 143 pp. Bussum: Coutinho.
Het ontwerpteam. (2013). Stap voor stap naar een omgevingsvergunning. Plant je vlag. GEM Waalsprong gemeente Nijmegen: Nijmegen
Jansen, D.L.A. (2012). De onhaalbaarheid van binnenstedelijke herstructureringsopgaven. Een
onderzoek naar de financieel-economische knelpunten in binnenstedelijke herstructureringsprojecten vanuit een ‘institutionele’ benadering. Universiteit Utrecht: Utrecht
Janssen-Jansen, L.B. (2012). Ruimte ruilen. Regionale samenwerking als oplossing voor de aanpak van
leegstaande kantoren. Nicis institute: Den Haag
Kaart Plant je vlag. (n.d.). Vinddatum 2 augustus 2013, op http://www.plantjevlag.nl/plantjevlag/kaart
Klerk, L.A. de. (2011). Terug naar AF, uw krediet is verdampt. Rooilijn, 44: 396-403.
Kooistra, G. & Maas, P. (2012). Van grondexploitant naar bondgenoot. Ruimtevolk jaarboek 2012. Lecturis: Eindhoven
Koskinen, K. (2008). Translating Institutions. An Ethnographic Study of EU Translation. Manchester: St. Jerome.
Kunst, H. (2012). WAALFRONT NIJMEGEN 1.2 Consequenties voor de GREX 2012. Gemeente Nijmegen: Nijmegen
97
Liebrand, F. (2011). De belofte van de georganiseerde vrijheid. Ruimtevolk jaarboek 2012. Lecturis: Eindhoven
Lukkes, P. (n.d.). Het pseudo-karakter van ruimtelijk beleid. De tragedie van de gemeenschappelijke
ruimte. Vinddatum 26 november 2013, op http://www.platteland-in- perspectief.nl/afbeeldingen/pdf/p_11_14_247_250.pdf
North, D.C. (1990) Institutions, institutional change and economic performance. New York, USA: Cambridge University Press
Ontwikkelingsbedrijf Nijmegen. (2012). Risiconota ontwikkelingsbedrijf Nijmegen 2012. Gemeente Nijmegen: Nijmegen
Ontwikkelingsbedrijf Nijmegen². (2012). Voortgangsrapportage Grote Projecten september 2012. Gemeente Nijmegen: Nijmegen
Ontwikkelingsbedrijf Waalfront. (2013). Nieuwe hotspot aan de Waal. Honigcomplex. Vinddatum 7 augustus 2013, op http://www.honigcomplex.nl/
Ostrom, E. (1990). Governing the Commons. The Evolution of Institutions for Collective Action. Cambridge: Cambridge University
Ostrom, E. (2005). Understanding Institutional Diversity. Cambridge: Cambridge University
Parker, P. & Johansson, M. (2011). The uses and abuses of Elinor Ostrom’s concept of commons in
urban theorizing. Department of Urban studies. Malmö University: Malmö
Pettinger, T. (2011). Free rider problem. Vinddatum 27 maart 2013, op http://www.economicshelp.org/blog/1626/economics/free-rider-problem/
Plant je vlag. (2013). Plant je vlag community. Vinddatum 7 augustus 2013, op https://www.facebook.com/#!/plantjevlag?fref=ts
Pröper, I. (2009). De aanpak van interactief beleid: elke situatie is anders. Derde, hernieuwde druk. Coutinho: Bussum
98
Saunders, M., Lewis, P. & Thornhill, A. (2008). Methoden en technieken van onderzoek. Derde druk. Pearson Education Benelux bv: Amsterdam
Scott, W. R. (1995). Institutions and organizations. California: Sage.
Seo, M. & Creed, W.E.D. (2002). Institutional contradictions, praxis, and Institutional change: a
dialectical perspective.The Academy of Management Review, 27: 222-247.
Sorel, N., Buitelaar, E.,Van den Broek, L., Galle, M. &Verwest, F. (2011). Omgevingsrecht en het
proces van gebiedsontwikkeling. Uitgeverij PBL: Den Haag
Spakman, J. (2011). Instituties in stedelijke gebiedsontwikkeling. Doorbreken van institutionele
barrières bij stagnerende processen van stedelijke gebiedsontwikkeling. Master City Developer.
Rotterdam: Universiteit van Rotterdam
Stichting Zelforganisatie. (2013). Over zelforganisatie. Wat is zelforganisatie? Vinddatum 6 augustus 2013, op http://www.z11org.nl/stichting
Triodos Bank. (2013). Leenstrategie. Vinddatum 21 oktober 2013, op http://www.triodos.nl/nl/over- triodos-bank/wat-we-doen/leenstrategie-criteria-financiering/
Van der Krabben, E. (2011). Gebiedsontwikkeling in zorgelijke tijden. Kan de Nederlandse ruimtelijke
ordening zichzelf nog wel bedruipen? Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen.
Van Ham, H & Koppenjan, J. (2002). Publiek-private samenwerking bij transportinfrastructuur,
wenkend of wijkend perspectief? Utrecht: Lemma.
Van Hees, W., Debie, S., Hagreis, M., Wentink, W., Leijenaar. & Vos, H. (2007). Waalfront Nijmegen
Masterplan. Gemeente Nijmegen: Nijmegen
Vennix, J.A.M. (2009). Theorie en praktijk van empirisch onderzoek. Derde editie. Harlow: Pearson Education Limited
99
Verschuren, P. & Doorenwaard H. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Vierde druk. Den Haag: Uitgeverij Boom Lemma
VROM (2010). Kiezen voor sterke steden. Actieprogramma Uitvoeringsalliantie Stedelijke
Transformatie. Den Haag: Ministerie van VROM.
Wageningen University. (2013). Tragedy of the Commons. Vinddatum 21 maart 2013, op http://www.wageningenur.nl/upload/786c5f5d-8919-4e9a-
be59bf6952411402_Lesbrief%20Tragedy%20of%20the%20Commons.pdf
Wageningen University2. (2013). Tragedy of The Common. Wat gebeurt er als er geen regels zijn en
alles van iedereen is? Vinddatum 6 januari 2014, op http://www.wageningenur.nl/upload_mm/1/1/d/8fe9374c-ee6c-4258-9f86-
3150d6f1ea30_Tragedy%20of%20the%20Commons_lesposter.pdf
Webster, C. & Wai-Chung Lai, L. (2003). Property rights, planning and markets. Managing
spontaneous cities. Edward Elgar Publishing Limited: Cheltenham.
Weterings, A., Dammers, E., Breedijk, M., Boschman, S. & Wijngaarden, P. (2009). De waarde van de
kantooromgeving. Effecten van omgevingskenmerken op de huurprijzen van kantoorpanden . Den
Haag/Bilthoven: Planbureau voor de Leefomgeving.
Zuuring, M. (2012). Overzicht beschikbare kavels. Vinddatum 1 augustus 2013, op http://www.plantjevlag.nl/bericht/overzicht-beschikbare-kavels
100
Bijlagen
Bijlage I Interviewguide
Aanleiding onderzoek:
- Financiële crisis, gemeenten onder druk o.a. door verliezen op de grondexploitaties.
- Maatschappelijke trend, meer bottom-up/open besluitvorming.
Organische gebiedsontwikkeling mogelijk middel om crisis door te komen en tegemoet te
komen aan maatschappelijke trend.
Onduidelijk of betrokken actoren in een gebied bereid zijn/in staat zijn samen te werken in
relatie tot organische gebiedsontwikkeling. .
Hoofdvraag: Aan welke institutionele voorwaarden moet worden voldaan, om
samenwerking/zelforganisatie in relatie tot organische gebiedsontwikkeling een succes te
laten zijn?
Inleidende vragen:
Hoe definieert u organische gebiedsontwikkeling?
Op welke manier krijgt zelforganisatie een plek in de organische gebiedsontwikkeling van het
Waalfront/ project ‘Plant je vlag’?
Vanuit de theorie voor zelforganisatie kunnen er acht verschillende voorwaarden aan
zelforganisatie met betrekking tot organische gebiedsontwikkeling gesteld worden. Over elk
van deze voorwaarden zullen nu vragen gesteld worden in relatie tot de (organische)
gebiedsontwikkeling in het Waalfront/ project ‘Plant je vlag’:
1. Duidelijk afgebakende grenzen.
Vanuit de theorie voor zelforganisatie is het van belang dat er duidelijke grenzen aan de
gebiedsontwikkeling gesteld worden voor een succesvolle zelforganisatie. De grenzen
vormen het kader waarbinnen de stakeholders bij de gebiedsontwikkeling zich kunnen
bewegen. Dit kader moet voldoende sturing/afbakening bieden om stakeholders aan te
laten haken, maar ook ruimte over laten voor eigen invulling door de stakeholders om zo
tegemoet te kunnen komen aan de wensen van de stakeholders .
101
1. Is er in de gebiedsontwikkeling van het Waalfront/’Plant ja vlag’ een zogenaamd
kader aanwezig?
2. Zo ja, wat zou dit kader volgens u inhouden bij het Waalfront/’Plant je vlag’ (hoe
vormgegeven)?
Hoe bereikt men de juiste mate van flexibiliteit?
Hoe bereikt men de juiste mate van sturing?
In hoeverre ontstaat er een strijdigheid in de wens in detail te sturen en de behoefte
aan flexibiliteit?
Hoe kan het probleem van de strijdigheid van beleid ondervangen worden?
Ook aan de mate van participatie moeten grenzen gesteld worden. Daarover meer bij punt
3.
2. Het gehele kader dient aan te sluiten bij de lokale condities, de behoeften van de
stakeholders en de omstandigheden om op deze manier een binding met het gebied te
creëren en zo stakeholders aan te kunnen laten haken.
1. In hoeverre acht u de lokale condities, behoeften en omstandigheden van belang voor
een succesvolle zelforganisatie?
2. In hoeverre zijn de lokale condities, behoeften en omstandigheden meegenomen in
de gebiedsontwikkeling van het Waalfront/‘Plant je vlag’?
3. Op welke manier zijn de lokale condities, behoeften en omstandigheden
meegenomen in de gebiedsontwikkeling van het Waalfront/‘Plant je vlag’?
De gemeente moet zich voor het meenemen van de lokale condities, behoeften en
omstandigheden onder andere opener en meer extern georiënteerd opstellen, in
hoeverre heeft de gemeente Nijmegen dit gedaan?
In hoeverre heeft het meenemen van de lokale condities, behoeften en
omstandigheden in de besluitvorming geleid tot problemen?
Hoe kunnen de problemen met betrekking tot de lokale condities, behoeften en
omstandigheden ondervangen worden?
3. Actoren krijgen de ruimte hun eigen initiatief te ontplooien. Zelforganisatie en de ruimte
tot eigen initiatief zijn de essentie van organische gebiedsontwikkeling.
102
1. Om welke ruimte vragen de initiatiefnemers bij de gebiedsontwikkeling van het
Waalfront/’Plant je vlag’?
2. Welke ruimte krijgen de initiatiefnemers bij het Waalfront/’Plant je vlag’?
3. Hoe wordt die ruimte aan de initiatiefnemers gegeven (voorbeelden, probleem
ruimte geven?, hoe ondervangen?)?
4. In hoeverre wordt er in de praktijk van die ruimte gebruik gemaakt
(voorbeelden)?
5. In hoeverre bestaat er een discrepantie tussen droom en daad (kunnen de
initiatiefnemers het ook, probleem discrepantie?, hoe ondervangen?)?
Wat zijn de succesfactoren voor zelforganisatie?
Wat zijn de belemmeringen voor zelforganisatie?
Zelforganisatie van stakeholders bij gebiedsontwikkeling vraagt om professionaliteit/
opener en meer extern georiënteerde instelling van overheden.
Bij een grote hoeveelheid stakeholders wordt de kans op een coördinatieprobleem
groter, hoe wordt hier mee omgegaan?
Professionaliteit moet gefaciliteerd worden, hoe kan dit gedaan worden?
In hoeverre zijn intermediaire partijen een stimulans voor organische
gebiedsontwikkeling?
4. Iedere ontwikkeling in het gebied moet voldoen aan de met elkaar ontworpen spelregels
in het vastgestelde kader. Naleving kader moet toetsbaar zijn voor betrokken actoren. De
transparantie van gebiedsontwikkeling neemt hierdoor toe. Door transparantie in het
proces is er meer duidelijkheid en haken er stakeholders aan
1. In hoeverre is transparantie volgens u een essentiële voorwaarde voor
zelforganisatie (helpt transparantie zelforganisatie?)?
2. Hoe wordt transparantie in relatie tot zelforganisatie in de gebiedsontwikkel ing
bereikt (voorbeelden)?
3. Wat betekend de toegenomen transparantie voor de gemeente
(zorgt voor
103
5. Het kader omvat alle voorwaarden en regels voor de gewenste gebiedsontwikkeling. Wat
te doen als ontwikkeling niet in kader past/regels overschreden worden? Wanneer regels
overschreden worden kan de achterliggende gedachte van het kader verloren gaan.
1. In hoeverre is het overtreden van de spelregels in het kader een issue in de
gebiedsontwikkeling in het Waalfront/’Plant je vlag’?
2. Hoe is overtreding van het kader geregeld bij het Waalfront/’Plant je vlag’?
3. Welke partij speelt welke rol (wie bepaald of ontwikkeling wel of niet binnen het
kader valt/wie politieagent?)?
6. Om eventuele conflicten tussen betrokken actoren te reguleren dient er een
conflictreguleringsmechanisme opgesteld te worden.
1. In hoeverre acht u een conflictreguleringsmechanisme van belang voor succesvolle
zelforganisatie?
2. Hoe dient dit conflictreguleringsmechanisme vormgegeven te worden?
Wie dient de conflicten te reguleren en waarom?
In hoeverre kan de aanwezigheid van een projectmanager conflicten reguleren?
7. De initiatieven vanuit de betrokken actoren dienen niet te worden tegengewerkt door de
gemeente. Bij tegenwerking krijgt de zelforganisatie minder ruimte.
1. In hoeverre wordt zelforganisatie van gebiedsontwikkeling door de gemeente
tegengewerkt (herkent u dit)?
2. Wat zijn de belangrijkste belemmeringen binnen de gemeente voor organische
gebiedsontwikkeling?
3. In hoeverre is dit een probleem (voorbeelden)?
4. Hoe worden die belemmeringen ondervangen?
Op welke manier kan er flexibiliteit in het bestemmingsplan ingebouwd worden?
In hoeverre zitten er grenzen aan het globaal bestemmen in een bestemmingsplan?
Het kostenverhaal dient via een anterieure overeenkomst geregeld te worden, in
hoeverre sluit deze rekenmethodiek aan bij organische gebiedsontwikkeling?
In hoeverre zorgt het verhalen van de kosten/de financiering van de
initiatiefoverstijgende opgave bij organische gebiedsontwikkeling voor een
probleem?
104
Hoe kan het probleem met betrekking tot de financiering ondervangen worden?
8. Wanneer de gebiedsontwikkeling deel uitmaakt van een groter geheel dient de
besluitvorming in zijn algemeenheid georganiseerd te worden op het niveau van de
gebiedsontwikkeling. Op deze manier staat men dichter bij de initiatiefnemers, zorgt voor
duidelijkheid, betere band en soepeler proces.
1. Bent u het hiermee eens?
2. Welke besluitvorming is er lokaal georganiseerd/in hoeverre is er zelfbeschikking?
3. Wat is er waar door wie georganiseerd?
In hoeverre werkt een projectorganisatie op het niveau van de gebiedsontwikkeling
stimulerend voor de gebiedsontwikkeling?
Samenvatten antwoorden.
Bijlage II Schematische verwerking interviews
Interviews WaalfrontRespondent Definitie organische gebiedsontwikkeling
Zelforganisatie in de praktijk Succesfactoren/ randvoorwaarden Faalfactoren/ conflicten
Hannie Kunst (Wethouder)
- Zeer breed begrip met verschillende invalshoeken.
- In Waalfront heeft de gemeente ‘een stip op de horizon gezet’: er komt een stedelijke woonwijk.
- Nadruk op bestaande kwaliteit in het gebied. Op de bestaande omgeving aansluiten (niet alleen ruimtelijke structuur, ook verhaal van de plek industrieel/Romeins verleden). - Ontwikkeling gaat stapsgewijs. - Kleinschalig.
- Gemeente faciliteert ontwikkeling (meer regisseur/bemiddelaar). - Geen eindbeeld alleen de hoofdstructuur en belangrijkste elementen worden vastgelegd. - Meegaan met de stroming. - Sturing bieden aan het proces.
- Zelforganisatie gaat in zijn pure vorm niet op. Wisselt per locatie wie wat doet.
- De ambitie om het stadsdeel te ontwikkelen komt van de gemeente, niet van de bestaande partijen in het gebied (bestaande partijen zijn daartoe niet in staat).
- Twee hoofdpartijen die ontwikkelen: gemeente en Bouwfonds. Daarbij wordt op kavel niveau naar particulieren gezocht.
- In Honig gebouwen ruimte voor initiatieven binnen randvoorwaarden (veiligheid en gezondheid).
- Door de boekwaarde van de grond zelforganisatie zeer moeilijk.
- Aansluiten bij bestaande kwaliteiten in het gebied.
- Globaler, opener en flexibeler bestemmen.
- Kader met duidelijke
randvoorwaarden (veiligheid en gezondheid) scheppen, waarbinnen initiatiefnemer zijn gang kan gaan. - Kwaliteitsbelemmerende factoren (vervuiling, lelijk gebouw)
verwijderen.
- Mogelijkheden CPO bekijken. - Ruimte aan tijdelijk bestemmen. - Actoren naar het gebied trekken/ gebied interessant maken.
- Tijd en aandacht aan actoren schenken.
- Vertrouwen/aansluiten op het proces.
- In Nijmegen mooie gebieden aanwezig waarbij aangesloten kan worden.
- Transparant.
- Professionaliteit initiatiefnemers vereist.
- Meer gedogen.
- Cultuuromslag nodig (voor
gemeenten maar ook ontwikkelaars). - Zekerheden/ planmatig denken/ eindbeeld zullen losgelaten moeten worden lastig Nederlandse cultuur vervormd door juridisch en planmatig denken.
- Organische gebiedsontwikkeling minder goed mogelijk in ‘lelijke gebieden’.
- Grenzen aan globaal bestemmen (men kan niet zonder welstandseisen zit in onze cultuur).
- Door minder regels kan er natuurlijk wel meer mis gaan.
- Nederland gewend aan blauwdrukplannen.
106
- Crisis katalysator vraag naar meer bottom-up.
- Laag schaalniveau/ laagdrempelig. Respondent Definitie organische
gebiedsontwikkeling
Zelforganisatie in de praktijk Succesfactoren/ randvoorwaarden Faalfactoren/ conflicten
Henri Schimmel (Ontwikkeling smanager Bouwfonds)
- Begrip voor huidige tendensen in de maatschappij, maar niet nieuw. Bestaat uit 2 delen.
- Organisch: flexibele en globale randvoorwaarden, rekening houdend met de grotere dynamiek en de afgenomen snelheid.
- Gebiedsontwikkeling: gebied fasegewijs inrichten (ipv in 1 keer), meer binnenstedelijke
herontwikkeling (ipv uitleglocaties). - Hype. Aantal jaar geleden:
community planning.
- Ontwikkeling vanuit Handelskade en Brugkwartier organisch laten groeien. - Eindbeeld middengebied loslaten.
- Maatschappelijke trend naar meer zelforganisatie iets meer nuanceren, 80% van de bevolking wil liever dat de keuzes voor hen gemaakt worden. - In Waalfront nog geen
zelforganisatie; alleen Bouwfonds en gemeente (samen OBW).
- Handelskade integraal ontwikkelt, voor de rest mogelijk verandering. - Masterplan Waalfront omgevormd tot strategie, hierin meer ruimte maar toch financieel, stedenbouwkundig en architectonisch afgestemd.
- Grote partij de mogelijkheid deelplan te ontwikkelen, daarin vasthouden aan stedenbouwkundige setting en prijs.
- Middengebied: tijdelijk bestemmen beheerconstructie.
- Gekozen voor hoofdstructuur, op microniveau nog ruimte.
- Flexibele en globale randvoorwaarden.
- Rekening houden met grotere dynamiek en afgenomen snelheid. - Zorgen voor snelheid (binnen een jaar beginnen).
- Rekening houden met ‘fierte’ van de plek. Link aan bestaande kwaliteit, historie en bekendheid.
- Duidelijke kaders, ondervangen conflict.
- Afspraken over planologie,
contracten en de centen maken aan de voorkant.
- Ruimte creëren, ook in de tijd. Zo is middendeel nog niet ingericht. - Uitleglocatie in weiland makkelijker organisch te ontwikkelen vanwege grondex.
- Initiatiefnemers goed bedienen (niet het geval).
- Met de ontwikkeling de markt op gaan (niet het geval)/ branding. - Ruimte aan tijdelijk bestemmen: goed voor beheer/ branding / opstap definitieve bestemming (zolang veiligheid en gezondheid).
- Financiën zeer bepalend.
- Planologie, contracten en de centen niet globaal en flexibel genoeg. - Bij Waalfront veel (financiële/ maatschappelijke/ politieke) druk op het plan grotere noodzaak tot regie, zelfs in stedenbouw en architectuur.
- Waalfront zeer ingebed in omgeving, grote opgave om gebied te laten functioneren (infrastructuur, wegbestemmen bedrijven). - Ontwikkeling gaat te langzaam onvoldoende dynamiek.
- Ontwikkeling is financieel,
stedenbouwkundig en architectonisch afgestemd.
- OBW is bepalend, en OBW is een financieel gestuurde organisatie. - Intentie Honig fabriek op termijn te laten verdwijnen.
- Transparantie in financiën hoeft niet direct.
- Vooral op zoek naar grote partijen. - Wij voldoen aan een vraag, zolang dat het geval, laten wij niet alles los ten behoeve van organische
107
- Transparantie naar initiatiefnemers/ geven zekerheid. Overheid moet transparantie inkaderen.