• No results found

Kritiek op onderzoek huiselijk geweld en hoe het beter kan

The prevalence of domestic violence and child maltreatment in the Netherlands

Bijlage 2 Kritiek op onderzoek huiselijk geweld en hoe het beter kan

Naar aanleiding van het syntheseonderzoek ‘Huiselijk geweld in Nederland’ (Van der Veen & Bogaerts, 2010) hebben twaalf wetenschappers in een gezamenlijke brief aan de toenmalige minister van Veiligheid en Justitie kritische kanttekeningen ge-plaatst bij dat rapport. Deze kanttekeningen betreffen ‘methode van onderzoek, internationaal isolationisme, onterechte sekseneutraliteit in vraagstelling en inter-pretatie, en strijdigheid met verplichtingen naar internationaal recht’.

De kritiek van deze wetenschappers kan als volgt worden samengevat (De Vaan et al., 2016, p. 2):108

 De gebruikte methoden, met name de vangst-hervangst en het gebruik van het internetpanel, maken dat deze wetenschappers adviseren om de uitkomst van het onderzoek met terughoudendheid te benaderen. Zij plaatsen kanttekeningen bij triangulatie op basis van methoden die volgens hen omstreden zijn.

 Internationaal isolationisme met betrekking tot de methoden en de definities: de critici wijzen er in deze brief op dat naar hun inzicht internationaal gezien online survey-onderzoek een onbetrouwbare methode wordt geacht voor het meten van huiselijk geweld. Daarnaast merken ze op dat het onderzoek afwijkt van gebrui-kelijke vragenlijsten en definities die zij kennen, zoals die van de International Violence Against Women Survey (IVAWS)109 en internationaal overeengekomen indicatoren voor dit type onderzoek (UNECE). Zij achten de wijze waarop seksueel geweld is gemeten aanvechtbaar en uiten eveneens kritiek op het meten van psychisch geweld en het clusteren van verschillende geweldsvormen tot ‘evident huiselijk geweld’: ‘Daarmee is naar hun mening een artificiële kwantificering in victimisering van mannen en vrouwen geconstrueerd waarvan de validiteit weten-schappelijk aanvechtbaar is.’

 De critici w ijzen op een ‘tendens tot problematische sekseneutraliteit’ die verschil-len tussen de seksen neutraliseert: zij vinden dat het onderzoek er onvoldoende rekening mee houdt dat huiselijk geweld een proces is waarin geweld is verbon-den aan dreiging, intimidatie en controle, omdat het alleen inciverbon-denten meet. Daarnaast zijn ze van mening dat het rapport overeenkomsten tussen mannen en vrouwen benadrukt en sekseneutrale termen gebruikt daar waar onderscheid tussen mannen en vrouwen op zijn plaats is.

 Tot slot merken de critici op dat zij het onderzoek niet in lijn achten met inter-nationale verplichtingen om gender based violence in kaart te brengen, en daar-mee ook weinig recht doet aan de aard van het probleem.

Dit – in combinatie met de ratificatie in 2015 van het Verdrag van Istanbul gericht op het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld en de expliciete onderschrijving van gendersensitief beleid door het toenmalige kabinet – is voor de aanvragers van dit onderzoek (de ministeries van JenV en VWS) aanleiding geweest om meer rekening te willen houden met ‘gendersensiti-viteit’. Met het oog daarop heeft het WODC extern advies gevraagd hoe bij het hui-dige prevalentieonderzoek tegemoet kan worden gekome n aan de kritiek en aan

108 De betreffende brief is integraal opgenomen in het genderadvies.

109 De IVAWS richt zich uitsluitend op het meten van geweld tegen vrouwen. De in 2008 gebruikte vragenlijst is gebaseerd op de IVAWS vragenlijst, waarbij de IVAWS-vragen s ekseneutraal zijn geherformuleerd (zie Van der V een & Bogaerts 2010, p. 3 3).

meer gendersensitiviteit. De vraag die werd meegegeven luidde: Op welke manieren kan het prevalentieonderzoek Huiselijk geweld en kindermishandeling, met behoud van vergelijkbaarheid ten opzichte van de vorige studie(s), concreet wo rden ver-sterkt op het punt van gendersensitiviteit? Het advies is opgesteld door Regioplan in samenwerking met Bureau Dijkstra (Dijkstra was één van de ondertekenaars van de brief uit 2011). Dit adviesrapport is één van de voorstudies die onderdeel uitmaken van het huidige prevalentieonderzoek (De Vaan, Dijkstra & Witkamp, 2016). Aan dit rapport wordt verder kortweg gerefereerd met de term ‘genderadvies’.

Het genderadvies heeft zich toegespitst op partnergeweld. Gegeven de randvoor-waarden waar rekening mee moest worden gehouden – vooral vergelijkbaarheid met de resultaten uit 2010 en beperkte middelen voor aanvullend onderzoek – is een drietal typen verbeteringen voorgesteld:

1 verbeteringen die mogelijk zijn zonder aanpassingen in de dataverzameling; 2 verbeteringen die om (kleine) aanpassingen vragen, die niet ten koste gaan van

de vergelijkbaarheid met het onderzoek uit 2010;

3 verbetering die om andere/aanvullende dataverzameling vragen en waarbij ver-gelijkbaarheid met het onderzoek uit 2010 geen rol speelt.

Verder lag de focus in het adviestraject op het online panelonderzoek en op de ver-diepende studies naar slachtoffers en plegers (en dus niet op het vangst-hervangst-onderzoek).

Voor een overzicht van voorgestelde verbeteringen, wordt verwezen naar het advies zelf. In deze bijlage geven we een overzicht van de verbeteringen die zijn doorge-voerd in de verschillende onderzoeken van het huidige prevalentieonderzoek. Deze zijn gebaseerd op het genderadvies, een expertmeeting georganiseerd door het WODC naar aanleiding van het advies en nadere research naar de stand van de kennis over methodologische aspecten van online panelonderzoek.110

Genoemde activiteiten hebben vooral gevolgen gehad voor het prevalentieonder-zoek naar huiselijk geweld onder volwassenen op basis van zelfrapportage:111

 Het internetpanel w aaruit respondenten in de vorige zelfrapportagestudie w erden geselecteerd, is vervangen door een zogenoemd kans-gebaseerd onlinepanel (LISS-panel) en aangevuld met een aselecte steekproef uit de Nederlandse be-volking (CBS-steekproef). In beide onderzoeken is dezelfde vragenlijst voorgelegd aan de deelnemers (zie verder bijlage 3).

 Beperkte w ijzigingen in de vragenlijst waardoor deze meer genderspecifiek is (zie verder hoofdstuk 3).

 Aanpassing van de maat voor ‘huiselijk geweld’: psychisch geweld is niet meer meegeteld in de totaalmaat (maar het is nog wel gemeten).

 Aanpassingen van de analyses door meer rekening te houden met gendersensi-tiviteit.

 W aar mogelijk w ordt ook apart gerapporteerd over (ex-)partnergeweld. Op deze wijze is getracht de vergelijkbaarheid te handhaven en tegelijkertijd het onderzoek te versterken.

Het genderadvies is eveneens in andere onderzoeken benut. In het plegeronderzoek (project 8) is een gerichte onderzoeksvraag opgenomen met betrekking tot de over-eenkomsten en verschillen tussen mannen en vrouwen in plegerschap van huiselijk

110 V oor deze expertmeeting (dd. 5 juli 2016) is iedereen uitgenodigd die betrokken was bij de totstandkoming van het genderadvies, evenals vertegenwoordigers van de ministeries van VWS, VenJ en OCW. Op deze bijeenkomst is gesproken over de voornemens en scenario’s van het WODC voor het huidige onderzoek.

geweld en in hoeverre die overeenkomsten en verschillen samenhangen met gen-der. Ook op de informantenstudie over kindermishandeling (project 7) heeft het genderadvies effect gehad: er heeft een uitbreiding van de geregistreerde ken-merken plaatsgevonden en over de sekse van betrokkenen bij (een vermoeden van) kindermishandeling wordt nu gerapporteerd. Verder was het de bedoeling dat dit keer in de vangst-hervangstschatting (project 5) ook apart de omvang van (ex-) partnergeweld zou worden geschat.

Meer algemeen is aan alle externe onderzoekers van de studies verzocht kennis te nemen van het genderadvies, waar mogelijk daar naar te handelen en zo veel mogelijk over de uitkomsten op genderspecifieke wijze te rapporteren. In de betref-fende begeleidingscommissies is ook steeds een lid opgenomen met genderexper-tise.

Bijlage 3 Steekproefkader zelfrapportagestudie