• No results found

Kostprijs kooi-eieren 2011 in enkele EU-landen (traditionele kooihuisvesting)

5 Kostprijs kooi-eieren in 2011 en 2012 in Europa

5.2 Kostprijs kooi-eieren 2011 in enkele EU-landen (traditionele kooihuisvesting)

De resultaten van de kostprijsvergelijking staan in figuur 5.1. De landen met de laagste kostprijs zijn Spanje en Polen. Daarna volgen Nederland en Duitsland. Denemarken heeft de hoogste kostprijs van alle landen in de figuur.

41

Figuur 5.1 Kostprijs voor kooi-eieren (eurocent per kg) in enkele

Europese landen in 2011

Tabel 5.1 Uitgangspunten voor de verschillende landen in basisjaar

2011 (alle prijzen exclusief btw)

NL DE FR SP IT VK PL DK

Voerprijs (euro/100 kg) 28,0 28,8 29,0 29,0 30,0 29,0 29,5 27,6 Prijs opfokhen 20 weken (euro) 3,67 3,68 3,92 3,99 3,95 4,45 3,60 4,80

Legperiode (dagen) 420 400 369 410 392 392 400 389

Eieren per hen (stuks) 363 345 322 345 330 340 332 343 Eigewicht (g) 61,4 61,4 62,3 64,0 63,0 62,5 63,0 61,6 Voerconversie 2,01 2,03 2,13 2,07 2,02 2,15 2,12 1,99 15 ,4 16 ,3 18 ,4 16 ,4 17 ,5 19 ,1 15,9 2 2 ,7 56 ,3 58 ,5 61 ,8 60 ,0 60 ,6 62 ,4 62,5 54 ,9 0 20 40 60 80 100 120 NL DU FR SP IT VK PL DK e ur o ce nt p e r k g

42

Tabel 5.2 Kosten voor primaire productie (in eurocent per kg eieren,

exclusief btw)

NL DE FR SP IT VK PL DK

Totale kosten, inclusief arbeid 94,5 96,9 97,7 90,8 98,5 98,3 91,4 100,2 Totale kosten, exclusief arbeid 89,9 92,4 93,7 87,5 94,7 95,1 89,2 95,6 Kosten opfokhen 16,5 17,4 19,5 18,1 19,0 20,9 17,2 22,7

Voer 56,3 58,5 61,8 60,0 60,6 62,4 62,5 54,9

Overige variabele kosten 6,5 6,8 5,5 4,8 6,5 6,5 4,7 7,0

Arbeid 4,5 4,6 4,0 3,2 3,8 3,2 2,2 4,7

Huisvesting 8,0 8,4 7,0 5,7 7,5 6,1 5,5 8,3

Algemeen 1,1 1,1 1,0 0,9 1,0 1,1 0,8 1,1

Mestafzetkosten 2,6 1,3 0,0 -0,2 1,7 0,0 -0,3 1,5

Opbrengst slachthen 1,1 1,1 1,1 1,7 1,5 1,9 1,3 0,0

Tabel 5.1 geeft de belangrijkste uitgangspunten, namelijk de voerprijs en de prijs van de opfokhen en de technische resultaten. Hierna volgt een korte toelichting per onderdeel.

Voerprijs

Tabel 5.1 geeft aan dat Nederland (samen met Denemarken) de laagste voer- prijs heeft van alle landen in de tabel. Dit is het resultaat van een efficiënte en goed georganiseerde veevoerindustrie. In vergelijking met de andere landen, bijvoorbeeld Polen en Spanje, zijn de transportafstanden in Nederland kort, waardoor de transportkosten voor voer laag blijven. Veevoer grondstoffen wor- den voor een deel aangevoerd via de haven van Rotterdam. Ook hier zijn de korte afstanden en doelmatig vervoer (veelal over water van Rotterdam naar veevoer- fabriek) gunstig in vergelijking met andere landen.

Henprijs

Tabel 5.1 laat zien dat de prijs voor jonge hen in Nederland (en ook Duitsland en Polen) lager is dan in andere landen. In de Nederlandse situatie bepalen de voer- kosten voor meer dan de helft de kostprijs van de jonge hen. In Nederland wordt de opfok georganiseerd door de kuikenbroeders. Opfokkers houden op contract hennen en ontvangen hiervoor een opfokvergoeding. Gezien de lagere prijs kan geconcludeerd worden dat de opfok in Nederland goed georganiseerd is.

43 Productie

De belangrijkste parameters voor het technisch resultaat zijn het aantal eieren per hen en de voerderconversie. In tabel 5.1 geeft een overzicht van deze pa- rameters. De verschillen in aantal eieren per hen worden voor een belangrijk deel verklaard door de lengte van de legperiode. Maar ook als hiervoor wordt gecorrigeerd blijkt dat de productie in Nederland hoger is dan in de andere lan- den. Uitgedrukt in legpercentage is de productie het hoogst in Nederland en Denemarken en het laagst in Spanje en Polen. Het kengetal voederconversie (kg voer nodig voor de productie van 1 kg eieren) geeft aan hoe efficiënt de omzetting van het voer is. In Nederland en Denemarken is de voederconversie het laagst, terwijl in Frankrijk, Polen en VK deze het hoogst is.

Tabel 5.2 geeft de kostprijs (kosten in eurocent per kg eieren) en de op- splitsing voor de verschillende kostenonderdelen. Een korte toelichting op enkele onderdelen van de kostprijs:

Arbeidskosten

Tussen de landen zijn er verschillen in arbeidskosten. Per kg eieren zijn de ar- beidskosten het laagst in Polen en daarna volgen Spanje en het VK. Vermeld moet worden dat de arbeidskosten per kg eieren (zoals weergegeven in ta- bel 5.2) het resultaat zijn van de arbeidskosten per gewerkt uur, de arbeidspro- ductiviteit (het aantal hennen dat verzorgd wordt door 1 arbeidskracht) en het aantal eieren geproduceerd per hen. In de kostprijsberekeningen is de arbeids- inzet van de pluimveehouders toegerekend tegen een reguliere cao-vergoeding. Voor Nederland is het arbeidsloon (inclusief sociale lasten) voor 2011 vastge- steld op 21,67 euro per uur. Voor Polen was dit 4,33 euro en voor Spanje 15,17 euro per uur. Alleen in Denemarken is het uurloon hoger dan in Nederland (22,75 euro per uur). Hoewel de arbeidsproductiviteit in bijvoorbeeld Polen dui- delijk lager is dan in de andere landen zijn de uiteindelijke arbeidskosten per kg eieren toch aanzienlijk lager.

Huisvesting

De kosten voor stal en inventaris zijn samen de kostenpost huisvesting in ta- bel 5.2. Voor alle landen is de afschrijvingstermijn voor de stal gesteld op 25 jaar en voor de inventaris op 12,5 jaar. De huisvestingskosten per jaar zijn het totaal van afschrijving, onderhoud en rente. De rentekosten zijn hierbij bere- kend over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. Tussen de landen zijn er ook verschillen in hoogte van rente en dit heeft dus ook invloed op de huisvestings- kosten. De huisvestingskosten per kg kooi-eieren zijn het laagst in Polen en

44

Spanje en het hoogst in Duitsland, Denemarken en Nederland. De verschillen kunnen verklaard worden door bouwstijl (luxere bouw in Nederland en Duitsland), wetgeving (strengere eisen in Duitsland), milieuregelgeving (bijvoorbeeld mest- bandbeluchting in Nederland), arbeidskosten (lagere bouwkosten in Polen) en rentekosten (lagere rente voor leningen in Nederland en een hogere rente in Polen).

Mestafzet

Een belangrijke kostenpost in Nederland is de mestafzet. In 2011 waren in Nederland de mestafzetkosten gemiddeld 18 euro per ton droge mest. Er zijn duidelijke verschillen tussen de landen. In Frankrijk, Spanje en Polen zijn de mestafzetkosten per ton nihil. De landen Duitsland, Italië en Denemarken vor- men een tussengroep. Vermeld moeten worden dat er grote verschillen zijn in mestafzetkosten tussen landen en binnen een land tussen bedrijven. De verschil- len hebben te maken met de ligging van het bedrijf (regio), de bestemming van de mest (verbranding, export of lokaal) en de kwaliteit van de mest (drogestof- gehalte).

Opbrengst slachthen

In het merendeel van de landen is de verkoop van de oude hen (aan het einde van de legperiode) nog een kleine opbrengstenpost. De verschillen in opbrengst- prijs per kg slachthen tussen de landen zijn relatief klein. De opbrengstprijs is iets hoger in Spanje, Italië en het VK. De Denemarken is de opbrengst voor de oude hennen nihil.