• No results found

van de Koninklijke Bibliotheek en gedeeltelijk behoort het tot de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België

In document Jaarboek Monumentenzorg 1993 · dbnl (pagina 196-200)

36. Martine Vermeire. Het koninklijk paleis van Brussel, kleine gids. Het Koninklijk Paleis van

Brussel (A. Molitor e.a.). Brussel 1993. p. 59-58; Anne van Ypersele de Strihou. Le sculpteur

François Rude et les architectes Charles vander Straeten et Tilman-François Suys au Palais

royal de Bruxelles. Maisons d'hier et d'aujourd'hui LXXXI. 1989. p. 6.

37. Liane Ranieri. Le palais royal de 1780 à nos jours. Le site et l'édifice. Le Palais de Bruxelles.

Huit siècles d'art et d'histoire (Arlette Smolar-Meynart e.a.). Bruxelles 1991. p. 270; Vermeire

o.c. p. 72.

38. Ranieri. o.c. p. 271.

39. Vermeire. o.c. p. 64-76; des Marez. o.c. p. 278.

40. Afgebeeld in: Ranieri, o.c. p. 272; Martine Vermeire. Le Roi dans ses meubles. Le Palais de

Bruxelles. Huit siècles d'art et d'histoire (Arlette Smolar-Meynart e.a.). Bruxelles 1991. p. 305

ff.; Vermeire o.c. 1993 p. 76-85.

41. A.R. Waterstaat. Inv.no. 2036. Voor hôtel Bender cfr. Vermeire o.c. 1993. p. 72.

42. Vermeire, o.c. 1991. p. 306.

43. Het lijkt dat hieraan werd gewerkt, zonder dat hôtel Bender reeds eigendom was van de koning.

De la Kethulle de Ryhove. o.c. p. 15; Ranieri, o.c. p. 271.

44. A.R. Waterstaat. Inv.no. 2034.

45. Vander Straeten kreeg van de koning het verwijt te horen, dat hij te zeer bezig was met het

paviljoen voor de Prins van Oranje in Tervueren; Willem I zei aldus: Vous n'êtes pas le seul

architecte, un autre peut achever les traveaux. Vander Straeten beantwoordde dit met:

Monseigneur, il est un peu tard pour me dire cela. Van Ypersele de Strihou. o.c. LXXXI. p. 10;

Ranieri, o.c. p. 272.

46. Het hôtel d'Assche werd later de vleugel voor de Civiele Lijst van de Koning. Ranieri, o.c. p.

272.

47. Gautier, o.c. 1830. p. 235; L.P. et H. Hymans. Bruxelles à travers les âges II Bruxelles 1974

(ed.pr.ca. 1886). p. 91.

48. Dank aan Mevrouw Martine Vermeire voor haar vriendelijke aanwijzingen bij dit onderzoek.

Ranieri, o.c. p. 274-301; Vermeire, o.c. 1991. p. 328-342; Vermeire. o.c. 1993. p. 86-91.

49. Pierre Quarré. François Rude à Bruxelles. Industrie oct. 1962. passim; Van Ypersele de Strihou.

o.c. LXXXI. p. 4 f.f. en LXXXII. p. 37 f.f.; Tentoonstellingscatalogus Rondom het neoclassicisme

in België 1770-1830. Gemeentemuseum van Schone Kunsten van Elsene. Brussel 1985-1986.

p. 204; Tentoonstellingscatalogus De Belgische beeldhouwkunst in de 19de eeuw. Generale

Bankmaatschappij Brussel 1990 I. p. 27.

50. Quarré, o.c. [p. 5]; Vermeire o.c. 1991. p. 303 ff.; Van Ypersele de Strihou. o.c. LXXXI. p. 10-17

en LXXXII p. 37-49.

51. De reliëfs werden in 1825 uitgevoerd. Vermeire, o.c. 1991. p. 308-309; Vermeire, o.c. 1993.

p. 94.; Van Ypersele de Strihou. o.c. LXXXII. p. 37-45.

52. Vermeire, o.c. 1991. p. 309; Vermeire, o.c. 1993. p. 71.

53. Den Haag, Koninklijk Huisarchief (in het vervolg: K.H.) Inv. E 9a-Ib no. 6, 69, 79.

54. Rude verliet Brussel omdat hij te hard moest werken voor te weinig geld. In het Musée de Dijon

te Dijon worden 150 tekeningen van Rude bewaard uit deze periode te Brussel; daarnaast zijn

tekeningen van hem aanwezig in de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Brussel.

Van Ypersele de Strihou. o.c. LXXXI. p. 10 en LXXXII. p. 42; Tentoonstellingscatalogus o.c.

1985-1986. p. 204.

55. Van Ypersele de Strihou. o.c. LXXXII. p. 45-49.

56. Idem LXXXI. p. 11-16.

57. Idem LXXXI. p. 10; Vermeire, o.c. 1991. p. 309-310.

58. Een restant van de blauw damasten bespanning werd recentelijk toegepast ter stoffering van de

fauteuils in de Empire-zaal. De gele salon die als slaapvertrek van Koningin Wilhelmina diende,

had dubbele gordijnen zowel voor de ramen als voor het bed, en wel respectievelijk van groen

satijn en van witte zijde met bloemen en een groen damasten rand; de wanden waren met groene

taftzijde bespannen. Vermeire o.c. 1991. p. 319.

59. Leden van de hofhouding waren onder meer de Gravin van Limburg-Stirum, Barones de

Constant-Rebecque, de Gravin d'Oultremont (de latere tweede echtgenote van Willem I), Gravin

Bentinck, de Graaf van Rhede. Vermeire. o.c. 1991. p. 310-313.

60. Zoals de secretaris van Prins Frederik, de Heer van Otterloo. Vermeire, o.c. 1991. p. 316.

61. Bijna de gehele inventaris was eigentijds, omdat er geen oude inventaris was. Alleen de

representatieve vertrekken hadden verguld meubilair; in de privévertrekken waren mahoniehouten

meubelen. Vermeire, o.c. 1991. p. 319. Voor de kunstcollectie van Willem I zie: Idem p. 325-326.

62. De aankoop van de inventaris zou volgens de Belgische onderhandelaren verworven zijn met

staatsgelden, en derhalve bij de teruggave van strikt persoonlijke bezittingen, in België zijn

gebleven. Vermeire, o.c. 1991. p. 326-329.

63. Anne et Paul van Ypersele de Strihou. Laeken, un château de l'Europe des Lumières.

Paris-Louvain-la-Neuve 1991. p. 240; Devigne, o.c. p. 34.

64. Van Ypersele de Strihou. o.c. 1991. p. 241; Gautier, o.c. 1830. p. 362.

65. Van Ypersele de Strihou. o.c. 1991. p. 241, 242, 246.

66. K.H.Inv.DK 13n III569, d.d. 21-4-1825.

67. François Gauwens. Laeken. La Belgique littéraire et industrielle. Bruxelles 1837. p. 155; Gautier,

o.c. 1830. p. 363-365; Voor het landgoed De Greef zie: K.H.Inv.E 9a Ib correspondentie 1827

no. 86, 89, 91, 130; voor het landgoed Piers zie: K.H. Inv.E 9a Ib 1 (1826). Er was ook een

landgoed Het Loo bij Brussel, waarmee wellicht Coninxloo (niet ver van Laeken) wordt bedoeld;

mogelijk zou dit in 1830 zijn aangekocht door Willem I. Het is onbekend of dit ter uitbreiding

van het koninklijk domein van Laeken zou zijn aangekocht. Nader onderzoek strekt tot

aanbeveling. K.H. Inv.A35 no. 57, 156, 181, 182, 227, 442.

68. Van Ypersele de Strihou. o.c. 1991. p. 241; Alphonse Wauters. Histoire des environs de Bruxelles

(red. Fabienne Marien) VI. Bruxelles 1972

2

(ed.pr. 1855). p. 229.

69. De Marstempel behoort tot een der weinige follies die op Laeken zijn overgebleven. Het beeld

van Mars, dat door Willem I met privé-gelden werd verworven, is er toch een voorbeeld van,

dat kunstvoorwerpen niet werden gerestitueerd. Van Ypersele de Strihou. o.c. 1991. p. 242;

Jacques van Lennep. Catalogus van de beeldhouwkunst. Kunstenaars geboren tussen 1750 en

1882 (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België). s.1. 1992. p. 247, 249, 259;

Tentoonstellingscatalogus o.c. 1985-1986. p. 216-217.

70. Aanvankelijk werd gedacht om boer B. de Bruin uit Giessen daar te vestigen en de nieuwe

boerderij te laten beheren, omdat diens eigen boerderij te Giessen Ouderkerk door brand was

verwoest. K.H.Inv.E9a I corresp. 1827 no. 232, 236, 240 en 1828 no. 12, 20, 175, 238, 243.

71. K.H.Inv. E 9a-Ib-5, 1828-1829.

72. Van Ypersele de Strihou. o.c. 1991. p. 242. Ook eerder was er een boerderij en een melkerij op

Laeken gebouwd. Idem. p. 149.

73. De koning consumeerde in België Amsterdams bier, hetgeen men in een aanzienlijke hoeveelheid

na zijn vertrek in 1830 in de bierkelder aantrof. Vermeire, o.c. 1991. p. 319.

74. Men kon de boerderij niet te dicht bij de voormalige buitenplaats van de heer Piers projecteren

als door Willem I was gewenst, wegens de overstromingen in de winter. Overigens moest het

op voldoende afstand van het buitenhuis van Prins Frederik komen te liggen. K.H.Inv. E 9a-Ib-4

d.d. 27 november 1827; Goetghebuer o.c. p. 67.

75. Des Marez. o.c. p. 302.

76. Het Conseil souverain is vergelijkbaar met de Hoge Raad. Idem. p. 300-301.

77. Idem. p. 301; Gautier, o.c. 1824. p. 315.

78. Le buste du prince et celui de la princesse, par M[onsieur] Van Geel fils, sont aussi détruits;

ce dernier était de la ressemblance la plus heureuse: ils sont moublés, et pourront facilement

être reproduits. L'Oracle 27 janvier 1921. p. 4.; Een Venus van Jean-Robert Calloigne ging

eveneens verloren. Tentoonstellingscatalogus o.c. 1990 II. p. 316.

79. Des Marez. o.c. p. 301.

80. Goetghebuer. o.c. p. 16-18.

81. Le trône qui porte une couronne royale, est en velours cramoisi: parsemé de lions d'ors; les

deux genies qui se trouvent au-dessus, appartiennent à M. Rude. Gautier. o.c. 1824. p. 314;

Goetghebuer. o.c. p. 17-18.

82. Marchal, o.c. p. 617; Devigne, o.c. p. 34; Tentoonstellingscatalogus o.c. 1990 II. p. 567.

83. Devigne, o.c. p. 50.

84. Thans wordt het totaal herbouwde pand (slechts de eerder enigszins gewijzigde gevels zijn

gehandhaafd) ingericht als museum voor muziekinstrumenten. Des Marez. o.c. p. 278.

85. A.R. Waterstaat. Inv.no. 2100, brief d.d. 23 maart 1822.

86. De la Kethulle de Ryhove. o.c. p. 15.

87. Na 1830 werd de naam van Boulevard du Prince gewijzigd in Boulevard du Régent, als eerbetoon

aan Surlet de Chokier, die vanaf eind februari 1831 als regent optrad, vóórdat Koning Leopold

werd ingehuldigd. Des Marez. o.c. p. 339; Gautier, o.c. 1824. p. 364.

88. Gautier, o.c. 1830. p. 318.

89. Er moet nog onderzocht worden, wanneer met de bouw werd begonnen. In de bestaande literatuur

wordt aangenomen dat dit in 1823 zou zijn; wellicht is dit eerder geweest.

90. Le patrimoine monumental de la Belgique. Bruxelles IA, Liège 1989. p. 390.

91. S.W. Jackman. De Romanov-relaties. De privé-correspondentie van de Tsaren Alexander I,

Nicolaas I en de Grootvorsten Constantijn en Michael met hun zuster Koningin Anna Paulowna,

1817-1855. (vertaling) Baarn 1987 (ed.or. 1969). p. 106; Tentoonstellingscatalogus o.c.

1985-1986. p. 204.

92. K.H. Inv.A 40-IX 100.

93. Tentoonstellingscatalogus o.c. 1985-1986. p. 204.

94. K.H. Inv.E 1d-III B 6.

95. Gautier, o.c. 1830. p. 317-318; Goetghebuer. o.c. p. 74-76.

96. Deze bijgebouwen aan de zuidzijde zijn momenteel in restauratie. In de volksmond worden

deze gebouwen les écuries de la reine genoemd.

97. De Cloet. o.c. IV. no. 106; De vaas bevindt zich in vestibule A van het Paleis der Academiën

te Brussel.

98. Jackman. o.c. p. 188.

99. Academiën: het is zowel de nederlandstalige als de franstalige Academie. Patrimoine

monumental, o.c. p. 390-396.

100. Gautier, o.c. 1824. p. 385; Goetghebuer. o.c. p. 34.

101. Wauters. o.c. 1855. p. 400; De Cloet. o.c. II no. 99, III no. 99.

102. Er werden één of meerdere tenten opgericht, versierd met bloemguirlandes en boeketten, en

een gegraveerde verguld bronzen plaat werd onthuld, en tevens waren er herdenkingsmedailles

geslagen. K.H. Inv. A40 IX no. 76 (1817 no. 255 p. 26); A.R. Waterstaat no. 2023.

103. Ibidem. Inv. no. 2023.

104. De overige geraadpleegde vroege auteurs vermelden geen architect. Cfr. voetnoot 100 en 103.

105. Volgens Gautier kwam de Prinses van Oranje op Tervueren wonen per 2 augustus 1823. Gautier,

o.c. 1824. p. 389; Goetghebuer. o.c. p. 34; Wauters o.c. 1855. p. 400.

107. Cfr. voetnoot 106; Gautier, o.c. 1824. p. 385-389; Quarré. o.c. [p. 7-8]; De Cloet. o.c. II no. 99;

Goetghebuer. o.c. p. 35.

108. Van Ypersele de Strihou. o.c. LXXXI. p. 6; Tentoonstellingscatalogus o.c. 1985-1986. p. 207.

109. Wauters. o.c. 1855. p. 402; De Cloet. o.c. II no. 99.

110. Marchal. o.c. p. 705; Wauters. o.c. 1855. p. 401; G. van Melckebeke. Levensschets van den

beeldhouwer Jan Frans van Geel. Antwerpen 1858. p. 15.

111. Wauters. o.c. 1973 IX p. 311.

112. Goetghebuer. o.c. p. 34; Wauters. o.c. 1855. p. 402.

113. Voor enkele afbeeldingen van meubels, porselein, klokken, kandelabers, etc. in het bezit van

de vroegere Nederlandse koninklijke familie, cfr. Vermeire o.c. o.c. 1991. p. 320-323, 328.

Daarnaast moeten nagenoeg alle meubelen van vóór 1830 in het huidige interieur worden

toegeschreven aan het voormalig bezit van Koning Willem I en Prins Frederik.

114. Tentoonstellingscatalogus o.c. Brussel 1985-1986. p. 207 ff.

115. Tentoonstellingscatalogus Pierres et rues. Bruxelles, croissance urbaine 1780-1980. Brussel,

Passage 44, 1982-1983. p. 22-24; Des Marez. o.c. p. 329-330.

116. Goetghebuer. o.c. p. 80.

117. Idem. p. 73-74; De Cloet. o.c. I no. 70, III no. 124.

118. Des Marez. o.c. p. 314, 362, 363.

119. A.R. Waterstaat, no, 2034.

120. Tentoonstellingscatalogus o.c. Brussel 1982-1983. p. 24; De Cloet. o.c. III no. 10.

121. Goetghebuer. o.c. p. 66; Gautier, o.c. 1824. p. 260; Des Marez. o.c. p. 226.

122. François Rude was door architect Vander Straeten aanbevolen aan architect Damesme. Voor

een afbeelding van het ontwerp zie Tentoonstellingscatalogus o.c. 1985-1986. p. 205; voor een

afbeelding van het ontwerp door Godecharle zie Devigne. o.c. p. 52, 100, planche XIV, fig 48.

123. Goetghebuer. o.c. p. 30; Gautier, o.c. 1824. p. 284-285; De Cloet. o.c. II no. 113.

124. Tentoonstellingscatalogus o.c. 1985-1986. p. 204-205; afbeelding in: Nationale Opera/Opéra

nationale (Brochure Dienst Dramaturgie Nationale Opera). Brussel 1985-1986.

125. De Cloet zegt over de schouwburg: Tous ces avantages sont dûs à la munificence de S.M., qui

tous les ans fait prélever sur sa cassette particulière une très forte somme. destinée au soutien

et à la prospérité de ce magnifique établissement. De Cloet. o.c. II no. 113; Gautier, o.c. 1824.

p. 286; Goetghebuer. o.c. p. 31, 34.

126. Het huidige fronton door Eugène Simonis stelt de harmonie der menselijke passies voor. Des

Marez. o.c. p. 319.

127. De modellen van het fronton zijn bewaard gebleven in de Koninklijke Musea voor Kunst en

Geschiedenis te Brussel. De bustes van Mercurius en Vulcanus bevinden zich in de Koninklijke

Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel. Van Ypersele de Strihou. o.c. LXXXI. p. 6

voetnoot 10.

128. Des Marez. o.c. p. 323.

123

In document Jaarboek Monumentenzorg 1993 · dbnl (pagina 196-200)