• No results found

Hoofdstuk II - HET ONVOORWAARDELIJK PENSIOEN

KONINKLIJK BESLUIT VAN 29 DECEMBER 1967

betreffende de rechten van de gewezen kolonisten binnen het raam van het stelsel voor rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen

(B.S. 17 januari 1968)

Gewijzigd door :

- het koninklijk besluit van 27 maart 1970 (B.S. 14 mei 1970) ;

- het koninklijk besluit van 26 november 1971 (B.S. 4 december 1971) ; - het koninklijk besluit van 13 februari 1976 (B.S. 9 maart 1976) ; - het koninklijk besluit van 18 september 1978 (B.S. 5 december 1978) ; - het koninklijk besluit van 1 oktober 1985 (B.S. 8 oktober 1985) ; - het koninklijk besluit van 18 juli 1994 (B.S. 19 augustus 1994).

Bijwerking 1994/3 P.251

Artikel 1.

Worden in aanmerking genomen met het oog op de toekenning van de uit-keringen voorzien door het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen :

1° de periodes van beroepsbezigheid als zelfstandige of helper op het grondgebied van het vroegere Belgisch-Congo vóór 30 juni 1960 ; 2° de periodes van beroepsbezigheid als zelfstandige of helper in de

vroe-gere gebieden Ruanda-Urundi vóór 30 juni 1962.

Nochtans is het in aanmerking nemen van het gedeelte van deze periodes dat aanvangt op 4 juli 1956 afhankelijk van de betaling van een forfaitaire bijdrage van 338 fr. per kalenderkwartaal.

[Deze bijdrage wordt, voor de gehele periode vatbaar voor regularisatie, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller voor het jaar in de loop waarvan de regularisatieaanvraag werd ingediend die is van de breuk die weerhouden wordt met het oog op de toepassing van artikel 11, § 3, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het soci-aal statuut der zelfstandigen, en de noemer gelijk is aan 96,05.] (44)

Artikel 2.

§ 1. De personen die, na op het grondgebied van het vroegere Belgisch-Congo of in de vroegere gebieden Ruanda-Urundi, respectievelijk vóór 30 juni 1960 of 30 juni 1962, een beroepsbezigheid als zelfstandige of helper te hebben uitgeoefend in België teruggekeerd zijn tussen 1 juli 1959 en 31 december 1965, mogen, met het oog op de toekenning van de uitkeringen voorzien door het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967, de peri-ode valideren begrepen tussen de datum van hun terugkeer in België en de datum waarop ze zich herklasseren.

Wanneer de terugkeer in België plaats greep na 30 juni 1960 of 30 juni 1962, naar gelang deze terugkeer volgde op een periode van beroepsbezig-heid op het grondgebied van het vroegere Belgisch-Congo of in de vroegere gebieden Ruanda-Urundi wordt deze terugkeer geacht op 30 juni 1960, res-pectievelijk op 30 juni 1962, te hebben plaats gehad.

§ 2. De personen die, na een beroepsbezigheid als zelfstandige of als helper onder de in § 1 bedoelde voorwaarden te hebben uitgeoefend, niet vóór 1 januari 1966 in België teruggekeerd zijn, mogen, met het oog op de toeken-ning van de uitkeringen voorzien door het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967, de periode valideren begrepen tussen 30 juni 1960 of 30 juni 1962, naar gelang van het geval, en 31 december 1965.

Bijwerking 1994/3 P.252

72/44

§ 3. De validatie van de in dit artikel bedoelde periodes is afhankelijk van de betaling van een forfaitaire bijdrage waarvan het bedrag per kalender-kwartaal gelijk is aan :

1° 338 fr. voor de kwartalen die 1 juli 1963 voorafgaan ; 2° 506 fr. voor de kwartalen die zich situeren na 30 juni 1963.

De bijdragen van 338 fr. en 506 fr. worden, voor gans de periode die voor validatie vatbaar is en de aanvraag om regularisatie voorafgaat, vermenig-vuldigd met in de in artikel 1, alinea 3, bedoelde coëfficiënt.

[De bijdrage van 506 fr. wordt, voor de periode vatbaar voor regularisatie die een aanvang neemt vanaf de aanvraag tot regularisatie, ieder jaar ver-menigvuldigd met een breuk waarvan de teller voor het bedoelde jaar die is van de breuk die weerhouden wordt met het oog op de toepassing van arti-kel 11, § 3, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende in-richting van het sociaal statuut der zelfstandigen, en de noemer gelijk is aan 96,05.] (45)

§ 4. Er kan geen aanspraak gemaakt worden op de in dit artikel bedoelde validatie :

1° voor de periode tijdens dewelke de betrokkene onderworpen geweest is aan een stelsel voor rust- en overlevingspensioen, uit hoofde van een gewone en hoofdzakelijke tewerkstelling, in de zin van artikel 35 van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen regle-ment in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen ;

2° voor de periodes van non-activiteit die met een periode van activiteit kunnen gelijkgesteld worden met het oog op de toekenning der uitkerin-gen binnen het raam van een der pensioenstelsels bedoeld in 1° ; 3° voor de periodes van verblijf in het buitenland. Voor de periodes van

verblijf op het grondgebied van het vroegere Belgisch-Congo of in de vroegere gebieden Ruanda-Urundi, geldt deze uitsluiting slechts voor de periodes van verblijf na 31 december 1965 ;

4° voor de periodes van onderwerping aan het pensioenstelsel der koloniale werknemers ;

5° voor de periodes van vrijwillige verzekering binnen het raam van de overzeese sociale zekerheid.

Bijwerking 1994/3 P.253

Artikel 3.

De bijdragen waarvan sprake in de artikelen 1 en 2 hebben dezelfde be-stemming als de bijdragen bedoeld in artikel 7, § 1, 1° van de wet van 31 augustus 1963 of als de bijdragen bestemd voor het stelsel der uitkeringen inzake rust- en overlevingspensioen binnen het raam van het sociaal statuut der zelfstandigen, naar gelang ze betrekking hebben op periodes die zich vóór of na 1 januari 1968 situeren.

De bijdragen beoogd in het eerste lid vestigen evenwel geen recht op het onvoorwaardelijk pensioen indien zij betaald worden na 31 december 1984.

Artikel 4.

§ 1. Voor de toepassing van dit besluit dient verstaan onder :

1° zelfstandige in de bij dit besluit bedoelde gebieden : iedere persoon die in deze gebieden een beroepsbezigheid heeft uitgeoefend uit hoofde waarvan hij noch door een arbeidsovereenkomst, noch door een statuut verbonden was ;

2° helper in dezelfde gebieden : ieder persoon, met uitsluiting van de echt-genoot, die een zelfstandige in de uitoefening van zijn beroepsbezigheid heeft bijgestaan of vervangen zonder tegenover hem door een arbeids-overeenkomst te zijn verbonden.

§ 2. Elk kalenderkwartaal waarvoor krachtens dit besluit een bijdrage werd betaald, komt in aanmerking met het oog op de toekenning van de uitkerin-gen bepaald in het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betref-fende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen.

De jaren vóór 1957 komen met hetzelfde doel slechts in aanmerking indien de bij dit besluit bedoelde beroepsbezigheid zich over ten minste 185 dagen per jaar uitstrekte.

§ 3. Worden gelijkgesteld met periodes van beroepsbezigheid, de periodes tijdens dewelke de betrokkene de hoedanigheid heeft gehad van kandidaat landbouwkolonist-stagiair of van leerling in een schoolhoeve.

P.254