• No results found

Koekkoek - Laren

In document vecht en eem (pagina 86-91)

Het Geologisch Museum Hofland te Laren H. Timmerman - Laren

G. Koekkoek - Laren

Aan de rechterzijde van de Kerklaan, hoek De Rijt, waar la­ ter de villa van de familie Van Kessel zou verrijzen, stond de boerderij en het spinhuis van wethouder Gijs Smit. Hij was een familielid van zijn opvolger Hein Smit, beter be­ kend als Hein van Steffens Hein. Gijs Smit en Steffen Wil­ lard waren de enige mannen die de oude Larense dracht nog in ere hielden, de korte kniebroek met daaronder de lange witte kousen en de blank geschuurde klompen en op het hoofd de hoge zwarte hoed.

In het daarnaast gelegen kleine huisje woonden de drie ge­ zusters Naaitje, Neeltje en Wum van Ek.

De achternaam doet al vermoeden dat zij niet van Larense af­ komst waren en zij spraken dus geen dialect. Lieve maar o zo simpele vrouwjes, die eenvoudig en sober van hun spaar­ centjes en moestuintje leefden. Zieltjes die geen mens kwaad deden en altijd bereid waren om hun medemensen daadwerke­ lijke hulp te bieden, analfabeten, die geen letter konden lezen of schrijven en op hun manier, met steeds herhaalde gemeenplaatsen, een gesprek op peil probeerden te houden. Hun huisvriend, pastoor Nieuwenhuis, kwam veel op bezoek. Niet om hen als hemelloods voor hel en verdoemenis te spa­ ren, maar om in de voor hem gereserveerde leunstoel, voor­ zien van een hangend hoofdkussen met de daarop geborduurde worden "Rust zacht" van een ongestoorde rust te genieten. Op een zonnige middag, de drie zusters zijn in de groente­ tuin druk druk bezig met de plukrijpe peulen en doperwten,

doet een Zijn jullie daar? de vrouwtjes opschrikken.

Goeie grutjes, zegt Naaitje, ik hoor meneer Pastoor! Gort an toe, is 't echt waarZlispelt Neeltje

Alle erte op een plankie! stoot Wum nerveus uit. Dan motte we naar binne!

Als eendjes schommelen de gezusters achter elkaar de kamer binnen, waar de pastoor reeds in zijn stoel heeft plaats­

genomen.

Dag meneer pastoor! klinkt het gelijktijdig van de kuise

lipjes.

Goeie middag saam! klinkt het van de even kuise lippen van

de pastoor. Een stilte valt. De vrouwtjes zijn op de langs de wand staande rietmatten stoelen gaan zitten en kijken, rechtop zittend, als stut de handen op de knieën, vol

ver-wachting hun hoge gast aan.

Druk in de tuin? informeert pastoor belangstellend.

Ja, meneer pastoor. U zegt het wel.

Het gesprek staakt en men blijft elkander aankijken.

Doet de tuin het goed?

Goeie grutjes, meneer pastoor, heel goed, meneer pastoor,

antwoordt de oudste van het drietal, kenbaar aan een grote u/rat op de bovenlip. Dat "Goeie grutjes" van Naaitje van Ek wekte dikwijls de ergernis op van haar petekind Klaas, die van zijn ouders, in de hoop op een mogelijke erfenis,

vaak tegen zijn zin zijn peetje moest bezoekenl Dat mins al­

tijd met 'r "Grutten!" Soms krijg ik lust een gaatje i nd'r onderlip te horen, om het dan met een knopenhaakje over die wrat te halen! Dat is de enige mogelijkheid om die "grutten-winkel" dicht te houden placht Klaas te zeggen.

Ik weet niet of jullie het al weten vervolgt de herder,

maar Jans van Jaap Poe staat onder de geboden.

Gort nog an toe, meneer pastoor, gaat Jans trouwen.... m e ­ neer pastoor? Waar blijft de tijd? filosofeert Neeltje, die

een beetje loenst, wat haar gezicht iets komisch geeft. Ik

weet nog goed dat ze geboren is, maar dat is al jaren ge­ leden. En om het te verduidelijken voegt zij eraan toe:

Toen was ze nog klein.

Nieuwsgierig klinkt het er overheen: Met wie gaat ze trou­ wen, meneer pastoor?

Laren [N. H.J, Sf Janssfraai De (wee Buurvrouwtjes.

* . %z

Hi Hit m

SS* “

: J

mêm

V vi

mm

P W ■

■\ '--tf

t^xxr

W ’iA

Met Reier van Stamelige Krelissie.

Gort nog an toe, met die? Ja, die kan ik goed! Da's een jon­ gen en een harde werker. Hoe kan 't, hoe kan 't! En op een

zangtoontje vervolgt zij: Ja 't is waar, ja 't is waar!

Een jongen en een meisje zijn een paar!

Vol bewondering voor deze muzikale prestatie kijken de zus­ ters met een goedkeurend geknik de zangeres aan, die glunde­ rend rondkijkt met pretoogjes, waarvan er een naar de pastoor en het andere naar het op de kast staande Johannesbeeld loenst. Het is de pastoor waarschijnlijk ontgaan, met moeite houdt hij zijn ogen open en vecht tegen de opkomende slaap. Heerlijk in de zalige stoel genesteld, ver weg van de drukke pastorie, waar zijn huishoudster Anna als een kenau de scep­ ter zwaait, heeft hij alleen nog maar behoefte aan rust. In­ wendig hoopt hij dat de vrouwen de tuin weer in zullen gaan, maar veel kans is er niet op. Ze blijven zitten en wachten op een woord van hun bezoeker. Vooruit dan maar weer, denkt hij.

Jans van Japie van Tij is bediend.

Verschrikt kijken de vrouwen op.

Alle erte op een plankie, zwijmelt Uum, is ze bediend? Nou al? Ik weet nog zo goed dat ze trouwden. Maar toen leefde d'r man nog! 't Was een knap span! En nou zo inene bedienen! Gods wegen zijn niet te doorgronden. En ze hield nog wel zo van een neutje! Gaat ze dood, meneer pastoor? Alle erte op een plankie!

Goeie grutte, verzucht Naaitje, die Jans!

Gort nog an toe, mompelt Neeltje, heden ik, morgen gij.

De conversatie is aan de hemelloods voorbijgegaan, want hij is in slaap gevallen. Stil staren de wijfjes naar de slapen­ de man en maken door gebaren elkaar duidelijk dat ze hem niet moeten storen. De stilte is tastbaar en de starre figuren doen denken aan de beelden in een panoptikum. Maar een bruta­ le vlieg, die een perfecte landing maakt op de kale priester-schedel en aldaar een rustplaats vindt, brengt deining in de vrouwenlichamen. Ontdaan kijken ze elkaar eerst aan. 't Is zonde, zomaar op pastoors hoofd. Schuchter mompelt de oudste:

Goeie grutte, meneer pastoor, er zit een vlieg op je kop.

Meneer pastoor hoort echter niets. Radeloos roept ze iets luider:

Meneer pastoor! Meneer pastoor!

Dat schijnt te helpen. Er komt beweging in de sluimerende geestelijke, waardoor de vlieg er van door gaat en nog half

in zijn tukje vraagt de aangeroepene: Zei u iets?

Ja, meneer pastoor, maar hij is al weg.

Na deze woorden heeft de stilte weer zijn intrede gedaan.De verdreven vlieg, mogelijk een vrome onder zijn talrijke

aan-wezige broeders en zusters en blijkbaar erg gesteld op de geestelijkheid, draait tot ontzetting van de toeschouwsters in spiralen om het bekende landingsterrein om voor de tweede maal neer te strijken! Dat gaat toch te ver en alsof het af­ gesproken is verlaten de ontdane zielen hun zitplaatsen en sluipen op kousevoeten naar de door het ondier belaagde kerk­ dienaar. Bij de slapende aangekomen scharen zij zich om hem heen en proberen voorzichtig met toegespitste lippen het on­ dier weg te blazen. Door deze manoeuvre verliest Wum haar evenwicht en valt tot aller schrik onder het slaken van een afgrijselijke kreet op de knieën van de Eerwaarde Heer! Deze, nog niet begrijpend wat hem overkomt, ontwaakt met een

schreeuw uit zijn dutje en doet zijn best om overeind te ko­ men, wat niet meevalt met een negentig kilo wegend vrouwmens bovenop je. Met knipperende slaapogen ontdekt hij vlak bij hem het dichtstbijzijnde, door schaamte vuurrode gelaat van Wum. Die om de "zonde" nog groter te maken, in haar angst met de uitroep: Meneer pastoor, meneer pastoor, haar als ka­ chelpijpen zo dikke mollige armen om het gerimpelde magere zwanehalsje van Pastoorke heeft gestrengeld! En zo zitten ze daar, een frêle, in soutane gehulde figuur, bijna onzicht­ baar geworden door een vleespudding gewikkeld in vele rokken - soms droegen de Laarder vrouwen er zeven over elkaar! -het geheel begeleid door een symfonie van jammertonen, voortge­ bracht door de versleten stembanden van Naaitje en Neeltje.

BaaKU. r m

m m

fs X '

■'■V' rv - 1

- s

-m

. :; • ;

Een tumult, waardig om door Dante beschreven te worden. Het parochiehoofd redt de situatie door zijn gevoel voor hu­ mor en vraagt Wum, die nog steeds geen aanstalten maakt om haar ongewilde zitplaats te verlaten:

En, zit je nogal naar je zin?

Door deze woorden komt ze bij haar positieven en met een on­ gekende vlugheid, wat van zo'n zwaargewicht niet verwacht kon worden, glijdt zij van haar hoge positie op de tegelvloer en snelt, met de handen voor haar gezicht, naar buiten de vei­ lige moestuin in! Als even later een goedig lachende dorps-herder zijn "toevluchtsoord"verlaat, na onder veel gejeremi­ eer het verhaal van de vlieg heeft aangehoord, worden de be­ kende woorden hem nageroepen:

Goeie grutten'. Gort nog an toe'.

Alle erte op een plankie!

Maar nu leken ze op kreten van verlaten zielen uit het vage­ vuur.

Deze eerste openbare aanval op het celibaat geschiedde in de zomer van 1896, in Laren N.H.

In document vecht en eem (pagina 86-91)