De Arbeidswet van 16 maart 1971 verbiedt de tewerkstelling van kinderen jonger dan 15 jaar (of jonger dan 16 jaar indien ze nog onderworpen zijn aan de voltijdse schoolplicht) aan elke vorm van werk of activiteit die buiten het kader valt van hun opvoeding of opleiding.
Uitzonderlijk mogen echter bepaalde activiteiten worden uitgeoefend, indien zij vooraf een schriftelijke toelating hebben gekregen van de directeur-generaal van de Algemene Dienst Toezicht op de Sociale Wetten.
Deze afwijkingen kunnen slechts worden toegekend voor de activiteiten die worden opgesomd in de voornoemde wet. Ze worden toegekend na een schriftelijke aanvraag van de
verantwoordelijke voor de activiteit, die door de diensten van de dienst Toezicht op de Sociale Wetten wordt gecontroleerd op de naleving van de wettelijke voorwaarden.
In 2010 werden er 456 aanvragen tot afwijking ingediend. Deze aanvragen kunnen gaan over één of meer kinderen en over één of meerdere prestatiedagen.
De twee tabellen die hierna volgen geven de verdeling weer van het aantal aanvragen tot afwijking per toegelaten activiteitscategorie en van het aantal tewerkgestelde kinderen volgens de aard van de toegelaten activiteit en de leeftijdscategorie.
Aantal verleende toelatingen per activiteitstype
Aantal kinderen dat werd tewerkgesteld, volgens de aard van de activiteit en de leeftijdcategorie
Leeftijdscategorie Aard van de activiteit
0 ⇒⇒⇒⇒ 6 jaar 7 ⇒⇒⇒⇒ 11 jaar 12 ⇒⇒⇒⇒ 15 jaar Totaal
Artistieke activiteiten 44 422 429 895
Beeld- en klankopnamen, cinema, radio, televisie zonder publicitair doel
354 1262 530 2146
Beeld- en klankopnamen, cinema, radio, televisie met publicitair doel
98 171 66 335
Fotosessies met publicitair doel 10 10 4 24
Modeshows 48 159 57 264
TOTAAL 554 2024 1086 3664
Aard van de activiteit Aantal Percentage
Artistieke activiteiten 101 22%
Beeld- en klankopnamen, cinema, radio, televisie zonder
publicitair doel 241 54%
Beeld- en klankopnamen, cinema, radio, televisie met
publicitair doel 88
19%
Fotosessies met publicitair doel 8 2%
Modeshows 14 3%
Aantal toegelaten activiteitsdagen, volgens de aard van de activiteit en de leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie Aard van de activiteit
0 ⇒⇒⇒⇒ 6 jaar 7 ⇒⇒⇒⇒ 11 jaar 12 ⇒⇒⇒⇒ 15 jaar Totaal
Artistieke activiteiten 94 2355 2365 4814
Beeld- en klankopnamen, cinema, radio, televisie zonder publicitair doel
624 2499 1330 4453
Beeld- en klankopnamen, cinema, radio, televisie met publicitair doel
150 257 80 487
Fotosessies met publicitair doel 10 10 4 24
Modeshows 51 171 61 283
TOTAAL 929 5292 3840 10061
Van de 10 061 dagen hebben er 915 geleid tot schoolverzuim. Deze afwezigheidsdagen zijn verdeeld zoals aangegeven in de volgende tabel.
Aantal activiteitsdagen die aanleiding hebben gegeven tot schoolverzuim, volgens de aard van de activiteit en de leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie Aard van de activiteit
0 ⇒⇒⇒⇒ 6 jaar 7 ⇒⇒⇒⇒ 11 jaar 12 ⇒⇒⇒⇒ 15 jaar Totaal
Artistieke activiteiten 0 201 215 416
Beeld- en klankopnamen, cinema, radio, televisie zonder publicitair doel
23 259 192 474
Beeld- en klankopnamen, cinema, radio, televisie met publicitair doel
3 13 9 25
Fotosessies met publicitair doel 0 0 0 0
Modeshows 0 0 0 0
TOTAAL 26 473 416 915
Deze tabellen geven, in vergelijking met de cijfers van 2008 en 2009, een vermeerdering van het aantal toelatingen dat jaarlijks wordt afgeleverd en van het aantal kinderen en
activiteitsdagen.
- Het aantal toelatingen dat werd afgeleverd in 2010 bedroeg 452 tegenover 420 in 2008 en 411 in 2009.
- Het aantal kinderen waarvoor in 2010 een toelating werd afgeleverd steeg tot 3664, in tegenstelling tot 3413 en 3410 in de vorige jaren.
- Het aantal dagen waarop prestaties werden geleverd was 10061 tegenover 9123 en 8200 in de vorige jaren.
- Per kind was het gemiddelde aantal prestatiedagen ongeveer 5 voor de artistieke
activiteiten (theatervoorstellingen, koren, opera) en ongeveer 2 dagen voor de audiovisuele opnamen, wat een vermeerdering van gemiddeld één dag betekent voor dit type
activiteiten.
Er werd daarentegen een vermindering vastgesteld in het aantal toegelaten activiteitsdagen waarvoor een afwezigheid van de school nodig was (9% in 2010 tegenover 14% in 2008 en 2009).
Deze schommelingen moeten echter gerelativeerd worden als men ze vergelijkt met de
in dit perspectief bekijkt vertonen de tendensen die werden waargenomen geen belangrijke evoluties.
Het gemiddelde van het aantal toegelaten dagen voor kinderen van minder dan 7 jaar bedraagt ongeveer 9% van het totaal aantal dagen. Het overblijvende percentage wordt als volgt
verdeeld: 52,5% voor de kinderen van 7 tot 11 jaar en 38,5% voor kinderen van 12 jaar en meer.
Het geringe aandeel van kinderen van minder dan 7 jaar kan gedeeltelijk verklaard worden doordat de wetgeving bijzonder streng is voor deze leeftijdscategorie: het aantal toegelaten activiteitsdagen is beperkt tot 6 dagen tot aan de leeftijd van 7 jaar (gemiddeld 1 dag per jaar). Deze bepaling zou kunnen aanzetten tot het organiseren van activiteiten zonder toelating te vragen.
De meerderheid van de activiteitsdagen die een schoolverzuim met zich brachten hadden, zoals de vorige jaren, betrekking op artistieke activiteiten (ongeveer 45,5%) en op de niet- publicitaire audiovisuele opnamen (ongeveer 52%).
Voor alle aanvragen die een schoolverzuim met zich brengen wordt de relevantie van de redenen die worden aangehaald onderzocht. Strikt economische motieven (vermindering van de kosten) worden niet als afdoende beschouwd om de afwezigheid van school toe te staan. Bovendien kan de directeur-generaal van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten slechts toelating verlenen als hij een geschreven bewijs heeft dat het schoolhoofd door de ouders werd ingelicht over de gevraagde afwezigheid van hun kind en de omstandige redenen die hiervoor werden aangehaald. De toelating die in dit geval wordt gegeven kan vergezeld gaan van voorwaarden die erop gericht zijn de schoolse opvolging van het kind te verzekeren, afhankelijk van de voorziene duur van de afwezigheid en de opmerkingen van het schoolhoofd. Buiten de activiteiten die worden omschreven door de wettelijke bepalingen* bestaan er
ongetwijfeld situaties waarin de kinderen in onduidelijke omstandigheden worden tewerkgesteld aan activiteiten die in het geheel niet in aanmerking komen voor de hiervoor genoemde
afwijking. Het gaat vaak over activiteiten die worden uitgeoefend in activiteiten die bijzonder gevoelig zijn voor sociale fraude (kleinhandel, horeca, confectie).
De dienst Toezicht op de Sociale Wetten is van mening dat de beste methode om deze illegale tewerkstelling te ontmoedigen en te bestrijden, controles zijn op de sociale fraude en het zwartwerk. De verschillende werkwijzen van de dienst Toezicht op de Sociale Wetten op dit gebied vormen het onderwerp van de andere hoofdstukken van dit verslag.