• No results found

Kijk naar het systeem

In document Kijk naar het systeem (pagina 46-57)

10. Kijk naar het systeem

‘But the law (or “rule”) of Crappy People is a dangerous half-truth. We propose the

“law of Crappy Systems” instead: bad systems do far more damage than bad people, and a bad system can make a genius look like an idiot. Try redesigning systems and jobs before you conclude that a person is “crappy”.’ (Pfeffer & Stuton, 2006: 101-102).

Naar het heden kijken: systeemblindheid en misplaatste vernieuwing

Een rode draad in de interpretaties in dit (actie)onderzoek is dat de context of het sys-teem waarbinnen opsporingsfunctionarissen hun werk uitvoeren veel invloed heeft op de wijze waarop dit werk wordt uitgevoerd. Wie kijkt naar opsporingspraktijken ziet bijvoorbeeld veel geworstel rondom de kwaliteit van processen-verbaal, moeizame sa-menwerking tussen informatie en tactiek en rechercheurs die afwachtend (kunnen) zijn. Er bestaat een neiging om deze waarnemingen toe te schrijven aan de eigenschap-pen van functionarissen. Het gaat dan om het idee dat deze mensen – leidinggevenden en rechercheurs –  niet proactief, creatief, kundig, samenwerkingsgericht, vernieu-wend, bereid tot verandering en wat dies meer zij zouden zijn. Deze ‘law of Crappy People’ beschouwen wij – in navolging van Pfeffer & Stuton (2006) – als een eenzijdige manier van kijken. Dit wil niet zeggen dat eigenschappen van opsporingswerkers niet relevant zijn bij het begrijpen van (waarnemingen in) opsporingspraktijken. De bood-schap is vooral dat het van belang is om eerst naar de context of het systeem te kijken waarbinnen zij functioneren en je af te vragen wat deze context te maken kan hebben met wat je waarneemt in de manier van werken en gedragingen.

Dan kijk je onder andere naar:

• de blauwe identiteit die eraan bijdraagt dat de kwaliteit van bepaalde aspecten van het recherchewerk worden veronachtzaamd;

• de werking van het strafrechtelijke systeem die opsporingsfunctionarissen tot een

‘traditionele’ aanpak van (georganiseerde) criminaliteit aanzet;

• de overlap in de systeemhiërarchie die het zelfsturende vermogen van de operatie en het eigenaarschap van rechercheurs ondermijnt;

• de organisatiestructuur die is gebaseerd op een twijfelachtig onderscheid tussen informatie en recherche en die het samenwerken tussen mensen uit verschillende disciplines bemoeilijkt;

• de organisationele onrechtvaardigheid die onder andere de betrokkenheid van op-sporingsmensen onder druk zet.

POLITIE EN WETENSCHAP 116 | KIJK NAAR HET SYSTEEM

Er is veel reden om aan te nemen dat deze context – meer dan de eigenschappen van mensen – invloed heeft op ‘hoe het gaat’. Onze stelling is dat degenen die de opsporing willen veranderen weinig oog hebben voor deze context. Er is sprake van systeem-blindheid. Dit leidt (onder andere en onbedoeld) tot het diskwalificeren van opspo-ringsfunctionarissen, omdat uitspraken over het functioneren van opsporingspraktij-ken (vaak impliciet) onvermijdelijk over hen gaan. Dit leidt vervolgens tot meer gedrag van opsporingswerkers dat niet aansluit bij wat veranderaars voor ogen hebben (‘weer-stand’). Kortom: hoe meer veranderaars het ‘tekortschietende’ functioneren van de opsporing toeschrijven aan (eigenschappen van) opsporingsmensen, des te meer op-sporingsmensen gebrekkig functioneren en hoe meer opop-sporingsmensen gebrekkig functioneren, des te meer veranderaars het gebrekkige functioneren toeschrijven aan (eigenschappen van) opsporingsmensen. Het is een vicieuze cirkel die niet bijdraagt aan een positieve ontwikkeling van opsporingspraktijken.

De systeemblindheid heeft in relatie tot het veranderen of vernieuwen van opsporing-spraktijken als gevolg dat veel van de vernieuwingspogingen misplaatst zijn. Hiermee bedoelen wij dat deze pogingen zijn gericht op aangrijpingspunten waarmee op het niveau van de manier van (samen)werken beperkt effect kan worden bereikt. Hierbij kan worden gedacht aan het beïnvloeden van de manier van kijken van opsporings-werkers, de samenwerkingsbereidheid, het samenspel tussen verschillende functies, de gebruikte opsporingsmethoden en ga zo maar door. Je kunt trainingen geven, spelsi-mulaties organiseren, dialogen voeren, rolanalyses verrichten, fieldlabs faciliteren, le-rende evaluaties opzetten, experimenten stimuleren, et cetera. De vraag is echter hoe-veel invloed deze interventies hebben ten opzichte van de prikkels in het bredere institutionele en organisatorische systeem die bepaalde manieren van (samen)werken en gedragingen binnen opsporingspraktijken waarschijnlijker maken dan andere ma-nieren van (samen)werken en gedragingen.

Naar de toekomst kijken: een veranderstrategie met twee sporen

Misplaatst interveniëren wil niet zeggen dat er met deze lokale interventies geen effec-ten kunnen worden bereikt die aansluieffec-ten bij de veranderambities. Het wil wel zeggen dat deze effecten worden begrensd. Als dieperliggende oorzaken voor waargenomen activiteiten en gedragingen buiten de beïnvloedingssfeer van een lokale praktijk liggen, dan kan er met het interveniëren binnen een lokale praktijk beperkt effect worden ge-realiseerd. ‘Our experience has proven to us that many failed solutions result from an insufficient understanding of the myriad contexts that shape and maintain a problem‘, aldus Campbell et al. (1994: 14). Het voorgaande leidt tot de stelling dat het beïnvloe-den van opsporingspraktijken vraagt om een strategie met twee sporen:

• Organiseren van lokale leeromgevingen.

• Verrichten van aanpassingen in het systeem.

Het eerste spoor bestaat uit het organiseren van lokale leeromgevingen waarin andere manieren van (samen)werken en gedragingen worden ontwikkeld. Hierbij kan worden gedacht aan proeftuinen, experimenten en allerlei andere trajecten waarin

politiemen-10. KIJK NAAR HET SYSTEEM

sen (al dan niet met partners) met elkaar leren om op een andere manier (samen) te werken. Een deel van de handelingsperspectieven die wij hebben beschreven, kan wor-den gebruikt in deze leeromgevingen. Deze handelingsperspectieven hebben onder andere betrekking op het vormen van werksystemen binnen de huidige organisatie-structuur, het ontwikkelen van een beter samenspel tussen de verschillende functies, het geven van invulling aan meer betrouwbaar en minder positioneel leiderschap en het aansluiten bij het ontwikkelstadium van rechercheteams en werksystemen. De hier bedoelde lokale leeromgevingen kunnen uitgroeien tot globalere patronen en daarmee het karakter krijgen van organisatieontwikkeling (zie Homan, 2019). De kans dat het bij tijdelijke en geïsoleerde veranderingen blijft, is echter ook aanwezig. En hier komt het tweede spoor in beeld.

Het tweede spoor bestaat uit het verrichten van aanpassingen in het systeem. De uit-werking hiervan is op hoofdlijnen behandeld in de voorgaande hoofdstukken. Het gaat dan onder andere om het bevorderen van een eigen identiteit van de recherche, het veranderen van de organisatiestructuur in de richting van een ordening in fenomenen, het congruent maken van de sturing met de ambitie van probleemgerichtheid, het ge-ven van andere prikkels aan leidinggege-venden en het aansluiten bij de menselijke natuur en menselijke behoeften in (beslissingen over) de manier van organiseren binnen de opsporing. De huidige (impliciete) veranderstrategie met betrekking tot de opsporing voorziet (veel) meer in het eerste dan in het tweede spoor. Wie echter streeft naar het substantieel beïnvloeden van opsporingspraktijken zal ook invulling moeten geven aan het tweede spoor.

Tot slot: de problemen die binnen en rondom opsporingspraktijken worden ervaren kunnen niet worden gescheiden van onze manier van denken over deze problemen (Cabrera & Cabrera, 2015). De manier van denken over problemen, creëert bepaalde oplossingsrichtingen. Het (veronderstelde) gebrek aan verbetering in de opsporing moeten we daarom ook beschouwen als feedback op de probleemanalyses; op de men-tale modellen die richting geven aan de manier van interpreteren. Wij hopen dat we met de analyses en suggesties in dit boek iets toevoegen aan de analyses en aanbevelin-gen die er al waren en daarmee aanknopingspunten bieden voor het beïnvloeden van opsporingspraktijken in een betere richting. Aan een deel van de gedane suggesties zullen ongetwijfeld de nodige ‘haken en ogen’ verbonden zijn. Wie een betere opspo-ring wil, zal echter boter bij de vis moeten doen. Om die reden hebben we aan het be-gin van deze uitgebreide samenvatting een citaat van Senge (1990: 60) opgenomen:

‘The easy way out usually leads back in.’ Meer van hetzelfde gaat waarschijnlijk niet helpen om opsporingspraktijken substantieel te beïnvloeden. Er is meer nodig om de opsporing en haar werkers de toekomst te bieden die zij verdienen.

10. LITERATUUR

Literatuur

Ashby, W.R. (1958). An introduction to cybernetics. London: Chapmann & Hall.

Baart, A. (2018). De ontdekking van kwaliteit. Theorie en praktijk van relationeel zorg geven. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Bacon, M. (2016). Taking care of business. Police detectives, drug law enforcement and proactive investigation. Oxford: Oxford University Press.

Beer, S. (1979). The heart of enterprise. Chichester, NJ: Wiley & Sons.

Belur, J. & Johnson, S. (2018). Is crime analysis at the heart of policing practice? A case study. Policing and Society, 28(7), 768-786.

Bourdieu, P. (1977). Outline of a theory of practice. Cambridge/New York: Cambridge University Press.

Cabrera, D. & Cabrera, L. (2015). Systems thinking made simple. New hope for solving wicked problems. New York: Odyssean press.

Campbell, D., Coldicott, T. & Kinsela, K. (1994). Systemic work with organizations. A new model for managers and change agents. London/New York: Routledge.

Charmaz, K. (2006). Contructing grounded theory. A practical guide through qualitative analysis. Londen/Thousand Oaks/New Delhi/Singapore: Sage.

Crawshaw, J.R., Cropanzano, R., Bell, C.M. & Nadisic, T. (2013). Organizational justi-ce: new insights from behavioural ethics. Human relations, 66(7), 885-904.

David, G.F. & Marquis, C. (2005). Prospects for organization theory in the early twen-ty-first century: institutional fields and mechanisms. Organization Science, 16(4), 332-343.

Davis, C. (2018). Rank matters: police leadership and the authority of rank. Policing and Society.

LITERATUUR

Duijneveldt, I. van, Haagsma, J., Klein Haneveld, R., Knapp, M., Kop, N., Smits, I. Snel, G & Wilders, O. (2014). Administratieve lastendruk bij opsporing zware en georganiseer-de criminaliteit. Een nulmeting. Utrecht/Apeldoorn: AEF/Politieacageorganiseer-demie.

Eden, C. & C. Huxham (1996). Action Research for the Study of Organizations. In: S.R.

Clegg, C. Hardy & W.R. North (red.), Handbook of Organizational Studies (p. 526-542).

Londen: Sage.

Enquêtecommissie opsporingsmethoden (1996). Inzake opsporing. Den Haag: Sdu.

Ericson, R.V. (1981). Making crime: a study of detective work. Toronto: Butterworths.

Ernst, S. & Kop, N. (2018). Zicht op technologische ontwikkelingen binnen de politie.

In E. Devroe, L. Cachet, N. Kop & W. Bruggeman (red.), Evaluatie van de politie (p. 227-243). ’s Hertogenbosch: Gompel & Svacina.

Ferwerda, M. (2019). Catching scum with scrum. Een wetenschappelijk onderzoek naar de invloed van Scrum op de teameffectiviteit van de Arnhemse politie VVC-opsporings-teams. Nijmegen: Radboud Universiteit.

Fijnaut, C.J.F.C. (2010). Toestand en toekomst van de opsporing. Enkele persoonlijke waarnemingen aan de frontlinie en uit de ivoren toren. In N. Kop & P. Tops (red.), Toestand en toekomst van de opsporing (p. 13-22). Apeldoorn: Politieacademie.

Fijnaut, C.J.F.C. (2012). Het nationale politiekorps. Achtergronden, controverses en toe-komstplannen. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker.

Flyvbjerg, B. (2001). Making social science matter. Why social inquiry fails andhow it can succeed again. Cambridge/New York: Cambridge University Press.

Galbraith, J.R. (1973). Designing complex organizations. Reading: Addison-Wesley Pu-blishing Company.

Gergen, K.J. (2009). An invitation to social construction. London/Thousand Oaks/ New Delhi/ Singapore: Sage Publications.

Greenberg, J. & Tyler, T.R. (1987). Why procedural justice in organizations? Social Jus-tice Research, 1(2), 127-142.

Greenberg, J. (1987). A taxonomy of organizational justice theories. Academy of Ma-nagement, 12(1), 9-22.

LITERATUUR

Haagsma, J.H., Rümke, T.M., Smits, I., Veer, E. van der & Wiebrens, C.J. (2012). De sterkte van de arm. De ontwikkeling van de politiesterkte sinds 1994. Amsterdam: Reed Business.

Hengst, M. den (2014). Analyses beter gebruikt! Tijdschrift voor de Politie, 76(8), 15-17.

Hengst, M. den, Bruinsma, M., Schoenmakers, Y. & Niepce, W. (2015). Van intel tot operatie. De impact van veiligheidsanalisten bij de aanpak van misdaad. Amsterdam:

Reed Business.

Hobbs, D. (1988). Doing the business. Entrepreneurship, the working class, and detectives in the east end of London. Oxford: Clarendon Press.

Holton, J.A. (2007). The coding process and its challenges. In: A. Bryant & K. Charmaz (red.), The Sage handbook of grounded theory (p. 265-290). Londen/Thousand Oaks/

New Delhi/Singapore: Sage.

Homan, T. (2019). De veranderende gemeente. De praktijk van gemeentelijke verande-ring en ontwikkeling. Den Haag: Stichting Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Gemeen-ten.

Hoogetem, G. van (2019). De moderne sociotechniek: de weg naar Total Workplace Innovation. In B. Kenneser & L. van Oss (red.), Meer dan de som der delen. Systeemden-kers over organiseren en veranderen (p. 115-128), Deventer: Vakmedianet.

Huisman, S., Princen, M., Klerks, P. & Kop, N. (2016). Handelen naar waarheid. Sterk-te- en zwakteanalyse van de opsporing. Amsterdam.

Innes, M. (2007). Investigation order and major crime inquiries. In T. N. Newburn, T.

Williamson & A. Wright (red.), Handbook of criminal investigation (p. 255-276). Port-land: Willan Publishing.

Inspectie Justitie & Veiligheid (2019a). Periodiek beeld opsporing. Den Haag: IV&J.

Inspectie Justitie & Veiligheid (2019b). Intelligence in de opsporing. Over de bijdrage van de informatieorganisatie van de politie aan de opsporing door de recherche. Den Haag: IV&J.

James, A. (2013). Examining intelligence-led policing. Developments in research, policy and practice. London: Palgrave Macmillan.

LITERATUUR

Jansen, H. (2011). Kerndoelen van de opsporing. In N. Kop, R. van der Wal & G. Snel (red.), Opsporing belicht: over strategieën in de opsporingspraktijk (p. 33-50). Apeldoorn:

Politieacademie.

Kampen, J. (2014). Verwaarloosde organisaties. Introductie van een nieuw concept voor organisatieprofessionals (3de druk). Deventer: Vakmedianet.

Kampen, J. (2017). Leren interveniëren in verwaarloosde organisaties. Lessen uit de ge-leefde werkelijkheid. Deventer: Vakmedianet.

Keltner, D. (2007). The power paradox. Greater Good, 4, 14-17.

Klerks, P.P.H.M. (2010). Visie op opsporing. Richtinggevend document voor crimina-liteitsbeheersing en recherchewerk in praktijk, beleid en onderwijs. In N. Kop & P.

Tops (red.), Toestand en toekomst van de opsporing (p. 67-133). Apeldoorn: Politieaca-demie.

Klerks, P.P.H.M., Hertsenberg, G. & Kramer, L. (2019). Evaluatief onderzoek naar Flexibel Rechercheren in de eenheid Zeeland-West-Brabant. Den Haag: TOV.

Kop, N. & P.P.H.M. Klerks (2009). Doctrine intelligencegestuurd politiewerk. Den Haag:

OBT.

Kop, N. & Wal, R. van de (2011). Recherchetoestanden. Een onderzoek naar de manier waarop in de dagelijkse recherchepraktijk met obstakels wordt omgegaan. Apeldoorn:

Politieacademie.

Kramer, J. (2014). Deep democracy. De wijsheid van de minderheid. Zaltbommel: The-ma.

Krommendijk, M., Terpstra, J. & Kempen, P.H. van (2009). De Wet BOB Titels IVa en V in de praktijk. Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

Lam, J., Wal, R. van der & Kop, N. (2018). Sluipend gif. Een onderzoek naar ondermij-nende criminaliteit. Den Haag: Boom criminologie.

Lammers, J. (2017). Effectiviteit gezocht. Tijdschrift voor de Politie, 79(9), 32-36.

Landman, W. (2017). Tussen zorg en hoop. De ontwikkeling van de nationale politie-organisatie. Justitiële Verkenningen, 43(4), 9-25.

LITERATUUR

Landman, W., Kouwenhoven, R.M. & Brussen, M. (2015). Spelen met weerbarstigheid.

Belemmerende patronen en doorbrekende handelingsperspectieven bij het ontwikkelen van basisteams. Amsterdam: Reed Business.

Lindeman, J. (2017). Officieren van justitie in de 21ste eeuw. Een verslag van een partici-perend observatieonderzoek naar de taakopvatting en taakinvulling van officieren van justitie. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.

Manning, P.K. (2008). Technology of policing. Crime mapping, information technology, and the rationality of crime control. New York/London: New York University Press.

Manning, P.K. (2010). Democratic policing in a changing world. Boulder/London: Para-digm Publishers.

Meershoek, G. (2019). Bericht uit een fluwelen kooi. Over het onbehagen van een po-litieonderzoeker. Justitiële Verkenningen, 45(2), 45-60.

Nicolini, D. (2012). Practice theory, work, & organization. An introduction. Oxford: Ox-ford University Press.

O’Neill, M. (2018). Key challenges in criminal investigation. Bristol: Policy Press.

Oshry, B. (2007). Seeing systems. Unlocking the mysteries of organizational life. San Francisco: Berrett-Koehler Publishers.

Pearson-Goff, M. & Herrington, V. (2014). Police leadership: a systematic review of the literature. Policing, 8(1), 14-26.

Pfeffer, J. & Stuton, R.I. (2006). Hard facts, dangerous half-truths, and total nonsense.

Profiting from evidence-based management. Boston: Harvard Business School Press.

Politie (2018). Ontwikkelagenda opsporing. Hoofdlijnenversie. Den Haag: NP.

Ponsaers, P., Tanghe, C. & Outrive, L. van (2009). Insights on police. Quarter of a cen-tury research on police in Europe and Anglo Saxon world. In P. Ponsaers, C. Tanghe &

L. van Outrive (red.), Ecole des sciences criminologiques Léon Cornil (p. 17-32). Brus-sels: Bruylant.

Pragt, E. & Zoutendijk, A. (2013). Het schaap met de vijf poten. Een historische con-structie van de recherchekundige masteropleiding. In P. Ponsaers, J. Terpstra, C. de Poot, M. Bockstaele & L. Gunther Moor (red.), Vernieuwing in de opsporing (p. 53-72).

Antwerpen/Apeldoorn/Portland: Maklu.

LITERATUUR

Princen, M. (2015). De gekooide recherche. Het ware verhaal achter de matige prestaties van de Nederlandse opsporing. Amsterdam: Prometheus Bert Bakker.

Projectgroep Opsporing (2001). Misdaad laat zich tegenhouden. Advies over bestrijding en opsporing van criminaliteit. Den Haag: NPI.

Projectgroep Visie op de Politiefunctie (2005). Politie in ontwikkeling. Visie op de poli-tiefunctie. Den Haag: NPI.

Raad van Hoofdcommissarissen (2005). Informatie-Gestuurde Politie: sturen op resul-taat. ABRIO, Houten.

Reenen, P. van (2012). Tot op heden is dergelijk onderzoek niet verricht. De effectiviteit van de politie en haar legitimiteit: studies tegen het licht gehouden. Amsterdam: Reed Business.

Reenen, P. van (2016). Politiechefs. Den Haag: Boom criminologie.

Rosenbaum, D.P. & McCarthy, W.P. (2017). Organizational justice and officer “buy in”

in American policing. Policing: An international Journal of Police Strategies & Manage-ment, 40(1), 71-85.

Salet, R. & Sackers, H. (2019). Bestuurlijke bevoegdheden, politie en de lokale aanpak van onveiligheid. Amsterdam: Reed Business.

Salet, R. (2015). Opsporing, tegenspraak en veranderende frames. Een onderzoek naar tegenspraak in grootschalige rechercheonderzoeken. Den Haag: Boom Lemma Uitge-vers.

Schatzki, T.R. (2001). Introduction: practice theory. In T.R. Schatzki, K. Knorr Cetina

& E. Von Savigny (red.), The practice turn in contemporary theory (p. 1-14). New York:

Routledge.

Schoenmakers, Y. & Mehlbaum, S. (2019). De intelligence paradox. Lessen uit de inte-grale pilot Analyse Synthetische Drugs Oost-Nederland. Den Haag: Sdu.

Senge, P. (1990). The fifth discipline. The art and practice of the learning organization.

New York: Random House Business Books.

Smaling, A. (2009). Generaliseerbaarheid in kwalitatief onderzoek. KWALON, 14(3):

5-12.

LITERATUUR

Sollie, H. (2017). Alledaagse magie. Mentale weerbaarheid van kinderporno- en foren-sisch rechercheurs. Den Haag: Boom criminologie.

Sollie, H. (2018). ‘Ik hou het hier wel uit, hoor’. Mentale weerbaarheid binnen de dis-trictsrecherche. Amsterdam: Reed Business.

Sollie, H., Oostinga, M. & Ham, T. van (2019). Quick scan kwaliteit afhandeling veel-voorkomende criminaliteit door startbekwame allround politiemedewerkers gebiedsge-bonden politiewerk (niveau 4). Amersfoort: Twynstra Gudde.

Soudijn, M. (2016). Rechercheren een vorm van street-level bureaucracy? Een verken-ning van de opsporingspraktijk naar georganiseerde misdaad. PROCES, 95(6), 29-42.

Staring, R., Bisschop, L., Roks, R., Brein, E. & Bunt, H. van de (2019). Drugscriminali-teit in de Rotterdamse haven: aard en aanpak van het fenomeen. Rotterdam: Erasmus School of Law.

Stoker, J. & Garretsen, H. (2018). Goede leiders zweven niet. De fundamenten van effec-tief leiderschap in organisaties en de maatschappij. Amsterdam/Antwerpen: Business Contact.

Stuurgroep IGO (2001). Informatiegestuurde opsporing (IGO). It’s no rocket science, it’s just common sense but it works. Den Haag: Openbaar Ministerie.

Travory, I., & Timmersmans, S. (2014). Abductive analysis. Theorizing qualitative rese-arch. Chicago/London: The University of Chicago Press.

Taxman, F.S. & Gordon, J.A. (2009). Do fairness and equity matter? An examination of organizational justice among correctional in adult prisons. Criminal Justice and Beha-vior, 36(7), 695-711.

Tennekes, J. (1995). Organisatiecultuur. Een antropologische visie. Antwerpen: Garant Uitgevers.

Terpstra, J.B. (2010). De maatschappelijke opdracht van de politie. Over identiteit en kernelementen van politiewerk. Den Haag: Boom Juridische uitgevers.

Terpstra, J.B. (2015). Hoe en waarom FOBO vastliep. Tijdschrift voor de politie, 77(6), 22-26.

Tops, P., Valkenhoef, J. van, Torre, E. van & Spijk, L. van (2018). Waar een klein land groot in kan zijn. Nederland en synthetische drugs in de afgelopen 50 jaar. Apeldoorn:

Politieacademie.

LITERATUUR

Torre. E.J. van der, Duin, M.J. van & Bervoets, E. (2013). Recherchebazen. Een empiri-sch onderzoek naar justitieel politieleiderempiri-schap. Amsterdam: Reed Business.

Vermaak, H. (2009). Plezier beleven aan taaie vraagstukken. Werkingsmechanismen van vernieuwing en weerbarstigheid. Deventer: Kluwer, 2009.

Vermaak, (2017). Iedereen verandert. Nu wij nog. Een gids voor veranderaars, werkers, leiders, activisten, adviseurs, begeleiders, docenten, onderzoekers, studenten, innovators.

Deventer: Vakmedianet.

Vijver, C.D. van der (1993). De burger en de zin van het strafrecht. Lelystad: Koninklijke Vermande.

Watzlawick, P., Beavin, J.H. & Jackson, D.D. (1970). De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie. Deventer: Van Loghum Slaterus.

Wheatly, M.J. (1996). Leadership and the new science. Discovering order in a chaotic world. San Francisco: Berrett-Koehler Publishers.

Wijk, A. van & Scholten, L. (2016). Onbenutte kansen. Een onderzoek naar het gebruik van restinformatie in de opsporing. Amsterdam: Reed Business.

Wijk, A. van & Lenders, A. (2018). Betonrot. Een kwalitatief onderzoek naar het feno-meen ondermijnende criminaliteit in Brabant-Zeeland, de effecten van en richtingen voor de overheidsaanpak. Arnhem: Bureau Beke.

Wildschut, M. (2009). Darwin voor managers. Hoe je meer uit medewerkers kunt halen door in te spelen op hun natuurlijke behoeften. Zaltbommel: Haystack.

In document Kijk naar het systeem (pagina 46-57)