• No results found

Het keuzemoment in de subsidie- subsidie-verdeling hoort te liggen bij

In document Op het kruispunt (pagina 32-36)

de Raad voor Cultuur ¬ daar

beslissen vakmensen

35 te complex en te duur, daarom heeft de over­

heid hier een tamelijk concrete taak. In feite gaat het hier niet om kunstsubsidie, maar om aankoopbeleid: bij kunstenaars (men zou hier evengoed van ‘ambachtsmensen’ kunnen spre­ ken) worden orders geplaatst voor beeldhouw­ werken, schilderijen of fototentoonstellingen. Deze kosten zijn ook nog relatief gemakkelijk te verdedigen tegenover een subsidievijandig kabinet.

Dat wordt nog duidelijker als sociaal­demo­ craten benadrukken dat het publiek een vinger in de pap kan hebben bij de keuze van aange­ kochte kunstwerken, artiesten en festivals. Dat verhoogt bij mensen het gevoel dat ze naar hun eigen kunstwerk kijken en voorkomt blunders met kunstwerken die bij niemand in de smaak vallen. De overheid moet bovenal beseffen dat kunst ook werkt als er geen boodschap van de financier achter zit.22 De staat is de enige kunst­ financier waarmee burgers kunnen overleggen over welk kunstwerk geplaatst moet worden, dus laten we er in geval van opdrachtgeverschap ook voor zorgen dat dit gebeurt.

Ten slotte zijn er alle andere subsidies die via de Raad van Cultuur verstrekt zouden moeten worden. Bij deze categorie is de norma­ tieve keuze het meest duidelijk aanwezig. De verdediging ervan zou moeten plaatsvinden aan de hand van alle argumenten die in de vorige paragraaf genoemd werden: ‘het totaal aan kunst, voor de samenleving als geheel’. De nadruk ligt daarbij enerzijds op de reeds ge­ noemde educatieve elementen die kunst biedt, zoals leren debatteren en de identificatie met de samenleving en tradities. Daarnaast is de versterking van de sociale cohesie belangrijk,

evenals de ontspanningsmogelijkheden die kunst biedt. Ook het voor sociaal­democraten cruciale idee dat subsidies een brede kunst­ sector voor iedereen toegankelijk houden, valt onder deze laatste stap.

Aldus hebben we drie speerpunten geïden­ tificeerd waar sociaal­democratische politici rekening mee kunnen houden als ze kunst­ subsidies verdedigen tegenover een rechts kabinet. 1.) We vertrouwen geld aan de Raad van Cultuur toe omdat we weten dat ruimhar­ tige conservering van bestaande kunst altijd leidt tot bevordering van identiteitsbehoud en herkenbaarheid. 2.) De overheid geeft ook geld uit als opdrachtgever ter bevordering van de leefbaarheid binnen de publieke ruimte. 3.) En ten slotte doen we aan ondersteuning van kunstenaars, gezelschappen en evenementen omdat dit kan bijdragen aan ontwikkeling van de bevolking en de toename van de sociale cohesie. Bovendien houden subsidies de kunst­ sector voor iedereen toegankelijk.

Dit artikel is vanzelfsprekend nog maar een grove schets. Evengoed laat het zien dat de sociaal­democratische traditie van verhef­ fing, gemeenschapskunst en kunst als ambacht goede aanknopingspunten biedt voor een verdediging van kunstsubsidies zonder in economische termen te vervallen en zonder individuele kunstwerken functionalistisch te benaderen. Tegelijkertijd is die traditie op een aantal punten opgefrist: aandacht voor het belang van tradities is een belangrijk punt geworden en propagandistische kunst en kunst als uiting van een avant­garde, staan minder hoog op de agenda. Zo gaat dat met een levende ideologie.

Noten

1 Zie p. 10­19 van deze s&d. 2 Zie p. 20­27 van deze s&d. 3 Voor wie naast sociaal­demo­

cratische, ook andere argumen­ ten voor subsidies op de kun­ sten wil bestuderen, is er sinds

begin deze maand de website www.artsharp.nl. Hier overziet kunstfilosofe Marianne van Dijk met scherpe blik het debat over deze kwestie en bespreekt zij redenen om kunsten te sub­ sidiëren.

4 De vijf begrippen komen uit:

Marc Adang, ‘Henri Polak, Richard Roland Holst en de complexe relatie tussen sociaal­ democratie en kunst aan het be­ gin van deze eeuw’ in,

Boekman-cahiers, vol.6, nummer 21(1994),

p. 260­278. Ik gebruik ze hier vanuit mijn eigen doelstelling

36

Hoe guur is het kunstklimaat? Adriaan van Veldhuizen Laat kunst werken

om het belang van kunst aan te geven.

5 Marc Adang, ibid., p. 264. 6 ‘Doelmatigheid is de eerste

voorwaarde tot schoonheid’, zegt Roland Holst in een verder tamelijk eigenzinnige beschou­ wing van de esthetiek van Kant. H. Roland Holst, ‘De Aestetica van Kant’, in: De Nieuwe Tijd (vol 11, 1906), p.261­269.

7 Berlage ontwierp niet alleen, hij schreef ook over dit thema: H.P. Berlage, ‘Bouwkunst en Socialisme’ in: H. van Treslong (red.), Socialisme, Kunst en

Le-vensbeschouwing (Van Loghum

Slaterus Uitgeversmaatschap­ pij, 1932) p.55­77.

8 Weerwerk, PvdA

Verkiezingspro-gramma 1981-1985, (PvdA, Am­

sterdam 1981), p.14. 9 Zie daarvoor bijvoorbeeld de

verkiezingsprogramma’s uit de jaren zestig, zeventig en tach­ tig.

10 Aanvankelijk werd vooral betoogd dat de kunst mensen klassebewust moest maken en dat ze zodoende vooral de ar­ beidersklasse ten goede kwam. Na verloop van tijd verschoof de nadruk en werd bepaald dat de hele samenleving gebaat was bij kunstzinnige uitingen. 11 Ik heb geprobeerd om in deze

tekst niet te raken aan techni­ sche termen uit het filosofische debat over de werking van de kunst. Het grootste deel van mijn ideeën hierover is terug te voeren op het werk van Hans Georg Gadamer. In zijn Die

aktualit∂t des Schµnen. Kunst als Spiel, Symbol und Fest (Reclam,

Stuttgart 1977) geeft Gadamer in begrijpelijke termen weer hoe kunst als filosofisch feno­ meen functioneert. Hij ver­ houdt zich daarin onder andere

tot Baumgarten en Kant, de grondleggers van de esthetiek. 12 Rick van der Ploeg poogde als

staatssecretaris om verschil­ lende minderheden door middel van de kunsten bij de samenleving te betrekken. Zijn ‘doeldenken’ schoot in de uitvoering echter te ver door, hij knipte de subsidies bijvoorbeeld zo ver op dat er te veel kleine gezelschappen ontstonden. Hij ging individu­ ele kunstuitingen als middel beschouwen om een boodschap mee te verkondigen en dat kun je beter niet doen.

13 J. W. van Dijk, Het socialisme

spant zijn gouden net over de we-reld. Het kunst- en cultuurbeleid van de sdap (Uriah Heep, Mont­

foort 1990), p. 65.

14 Tot 1986 heeft de veranderings­ gezinde scheppende kunst ‘voorrang’ in de partijprogram­ ma’s van de PvdA.

15 Wilders is met zijn kritiek op kunst als ‘linkse hobby’ overi­ gens te laat. Er bestaat al een systeem dat kunstsubsidies ver­ strekt zonder alleen de progres­ sieve voorhoede te stimuleren. In feite verzet Wilders zich niet tegen de huidige kunstsector, maar tegen de tijd waarin partijen op ideologische grond progressieve kunst propageer­ den. Zijn verzet is rancuneus en ideologisch. Daar moet de sociaal­democratie buiten blij­ ven.

16 Hier staat het voorbeeld van in­ tegratie, maar in feite geldt dit voor iedereen. Mijn opvatting over cultuur is gebaseerd op de hermeneutiek van Gadamer. Volgens Gadamer ontwikkelen we onze identiteit in dialoog met onze tradities. Ik beschouw kunst en cultuur als de stem

van de tradities. Zonder die stem, zeggen tradities ons niets meer en raken we op den duur ontworteld. (H.G. Gada­ mer, Wahrheit und Methode, T∑bingen 1960).

17 Zie bijvoorbeeld het interview met Oda den Boer in ‘ps Kind’, supplement bij Het Parool, 18 november 2010, p.6. 18 Het bezoeken van kunstinstel­

lingen draagt bij aan de iden­ tificatie met Nederland en een positief effect heeft op de soci­ ale cohesie. (In scp­rapporten komt dit meermalen aan de orde, zie bijvoorbeeld: P. Schna­ bel en J. de Hart, Betrekkelijke

betrokkenheid. Studies in sociale cohesie. Sociaal en cultureel rap-port 2008 (scp, Den Haag 2008)

19­20, 348­349).

19 E. Hitters, Patronen van

patro-nage. Mecenaat, protectoraat en markt in de kunstwereld (J. van

Arkel, Utrecht 1996), p. 31. 20 Zo schreef Evelien Tonkens op

10 november jl. in de Volkskrant dat we een onderscheid moe­ ten maken tussen goede en slechte kunst. De goede kunst zou geld moeten krijgen, de slechte kunst niet. Ik ben het behalve politiek, ook filosofisch het met Tonkens oneens. Wat mooi is wordt bepaald door het individu in dialoog met een traditie. Er bestaat een globaal gemeenschappelijk oordeel over wat mooi is en er bestaat een collectie van persoonlijke oordelen, maar een persoon kan niet vastleggen wat ‘goed’ is voor de rest. Shakespeare, wiens werk Tonkens noemt als voorbeeld van absoluut goede kunst, is juist een voorbeeld van iemand die niet voldeed aan de eisen van de meest voor­ aanstaande kunstliefhebbers

37

Hoe guur is het kunstklimaat? Adriaan van Veldhuizen Laat kunst werken

van zijn tijd. Tonkens ontkent het hermeneutische karakter in de wording van kunst en gebruikt bovendien ethische termen (goed en slecht) voor kunst, terwijl ze misschien be­ ter esthetische (mooi en lelijk) of de sociale (hoog en laag) had

kunnen gebruiken.

21 Natuurlijk is dit in kunsthisto­ rische termen een ingewikkeld onderscheid. Maar voor be­ leidsmakers is het wel mogelijk om er mee te werken. Stel twee subsidiestromen in en laat kun­ stenaars, gezelschapsleiders en

museumdirecties in hun aan­ vraag bij de Raad voor Cultuur onderbouwen welke subsidie ze willen.

22 Kunst bekijken gaat niet alleen om smaak, vooral bij moderne kunst is dit ook een leerproces.

38

Over de auteur Liesbeth Levy is redacteur van s&d. Noten zie pagina 41

In document Op het kruispunt (pagina 32-36)