• No results found

Keuze reiziger voor vervoersmodaliteit

In document VERZET DE WISSEL (pagina 82-85)

Figuur 17: Het spoorsysteem in lagen 4.1 Knelpunten rond mobiliteitsdiensten

5 MODALITEITSKEUZE, REISINFORMATIE,

5.1 Keuze reiziger voor vervoersmodaliteit

Iemand die overweegt op reis te gaan, staat voor verschillende keuzes. Hieronder wordt een basismodel toegelicht waarmee het keuzegedrag van reizigers-in-spe kan worden beschreven.

Vier stappen

Vaak wordt voor de beschrijving van de keuzes die een reiziger doorloopt een ‘vierstappenmodel’ gebruikt (Ortúzar & Willumsen, 2011). Het start-punt van zo’n model vormt de vraag ‘Ga ik reizen?’ (verplaatsingskeuze). Vervolgens komt de vraag aan de orde ‘Waarnaartoe ga ik reizen?’ (bestem-mingskeuze). De derde vraag die zich aandient is ‘Op welke manier ga ik daarnaartoe?’ (modaliteitskeuze). En ten slotte volgt de stap: ‘Welke route volg ik?’ (routekeuze).

Dit basismodel kan worden aangepast om te komen tot een accuratere beschrijving van het keuzegedrag in specifieke situaties. Een veel gemaakte uitbereiding is het toevoegen van een vijfde stap ‘Wanneer ga ik reizen?’ (tijdstipkeuze). Dat maakt het model geschikt voor de beschrijving van het keuzeproces bij zowel recreatieve als zakelijke reizen (Bhat, 1998). In andere varianten worden bepaalde stappen gecombineerd en wordt bijvoorbeeld een simultane verplaatsings-/bestemmingskeuze of een simultane bestem-mings- en vervoermiddelkeuze als één stap beschreven.

Het betreft hier uiteraard een gemodelleerde weergave van een keuze-proces dat in werkelijkheid meestal niet zo systematisch verloopt. In de praktijk draaien reizigers vaak de volgorde van de beschreven stappen om, bijvoorbeeld door eerst het vervoermiddel te kiezen en daar vervolgens een bestemming bij uit te zoeken die daarmee te bereiken is.

Om bij grote groepen reizigers een verschuiving in de vervoerwijzekeuze te bewerkstelligen van auto c.q. vliegtuig naar trein, is vooral inzicht nodig

in de factoren die het gedrag van reizigers bepalen bij de modaliteitskeuze. Hieronder worden deze factoren besproken.

Factoren bij de modaliteitskeuze

Naar het keuzegedrag van reizigers bij langeafstandsreizen (van meer dan 100 kilometer) is nagenoeg geen wetenschappelijk onderzoek gedaan. Hieronder wordt voortgebouwd op de inzichten uit onderzoek naar het keuzegedrag van reizigers bij lokale en regionale reizen. De belangrijkste factoren voor dit keuzegedrag zijn (geaggregeerd): reistijd (van-deur-tot-deur), reiskosten en comfort.

• Reistijd. De tijd die het reizen in beslag neemt is een van de belangrijkste factoren voor het bepalen van de vervoerwijze. Dit is (naar verwachting) altijd een negatieve factor; meer reistijd betekent minder kans dat deze vervoerwijze wordt gekozen. De reistijd van-deur-tot-deur bestaat altijd uit de tijd om bij een vervoermiddel te komen, de wachttijd, de rijtijd en de tijd om op een bestemming te komen. Ieder deel van de reis heeft voor de reiziger een eigen beleving of perceptie als gevolg van stress of ‘disnut’. Een minuut wachten is voor de reiziger vaak ergerlijk en weegt daarmee zwaarder dan een minuut reizen. Door de perceptie van de reis-tijd te combineren met de daadwerkelijke reisreis-tijd ontstaat de gepercipi-eerde reistijd van een reiziger. Deze wordt daadwerkelijk in de afweging meegenomen. Opmerkelijk is dat bij een treinreis vaak naar de van-deur-tot-deur-tijd wordt gekeken, terwijl bij een vliegreis alleen wordt gekeken naar de zuivere vliegtijd. Hierdoor lijkt vliegen in de vergelijking aantrek-kelijker dan het daadwerkelijk is.

• Reiskosten. Behalve de reistijd zijn ook de kosten van het reizen een belangrijke factor voor het bepalen van de vervoerwijze. Deze kosten bestaan uit verschillende (per modaliteit variërende) onderdelen, zoals de parkeerprijs en de onderhoudskosten (bij reizen per auto), de ticket-prijs en ticket-prijs van voor- en natransport (bij reizen per vliegtuig of trein). Ook de reiskosten vormen (naar verwachting) altijd een negatieve factor; hoge kosten verkleinen de kans dat deze vervoerwijze wordt gekozen. Net als voor reistijd geldt voor de kosten dat de onderdelen hiervan vaak verschillend door de reiziger worden gewogen; hierover is echter weinig bekend als het gaat om langeafstandsreizen. Belangrijk aandachtspunt is of de reiziger wel alle kosten meeneemt in de afweging van vervoer-wijzen. Niet zelden worden de benzinekosten van de auto één-op-één tegenover de ticketkosten van het openbaar vervoer gezet. Daarbij

worden parkeerkosten of onderhoudskosten die aan het autogebruik zijn verbonden, genegeerd.

• Comfort. Het comfort van een vervoermiddel wordt zelden meegenomen in studies naar modaliteitskeuze. De reden hiervan is wellicht dat het gaat om een aspect dat lastig objectief is te beoordelen. Studies die deze factor wél meenemen, laten zien dat het een significante factor is in de vervoerwijzekeuze en dat een hoger comfortniveau van bijvoor-beeld nachttreinen de keuze voor dit vervoermiddel sterk ten goede komt (onder andere Román et al., 2010). Hierbij is er een relatie tussen het comfortniveau en de perceptie van reistijd: bij een hoger comfortniveau weegt de reistijd minder zwaar.

Het keuzegedrag van de reiziger is niet zwart-wit; alle hiervoor besproken factoren wegen mee. Indien de ene vervoerwijze een kortere gepercipieerde reistijd heeft dan de andere, betekent dit dus niet automatisch dat alle reizi-gers direct hun keuze daarop zullen baseren. Empirische data laten zien dat de gevoeligheid van reizigers voor het geheel aan verschillen tussen moda-liteiten, bij verplaatsingen over lange afstanden veel groter is dan bij lokale of regionale verplaatsingen (zie bijvoorbeeld Eurostar, 2004).

Een algemene aanname is dat de trein op een reisafstand tot 750 kilometer c.q. een reistijd van vier uur (van-deur-tot-deur) competitief is met het vlieg-tuig. Tot deze waarden is de trein vaak sneller en kiezen de meeste (maar niet alle) reizigers voor de trein. Op grotere afstanden en bij langere reizen blijft de trein een optie. Weliswaar kiezen er in die situatie minder reizi-gers voor de trein, maar een niet te verwaarlozen groep maakt deze keuze wel. Met het oog op de reductie van CO2-uitstoot is het daarom ook op de langere afstanden belangrijk en zinvol om een verschuiving in de vervoer-wijzekeuze van luchtvaart naar trein te bevorderen.

Voor het bevorderen van internationaal reizigersverkeer per trein is het van belang in te zetten op een competitieve reistijd en een competitieve ticket-prijs, met als onderscheidende factor het hogere comfort vergeleken met de auto of het vliegtuig.

In document VERZET DE WISSEL (pagina 82-85)