Wat WILLen We?
5. KernKWaLIteIten In HoofdLIjnen
Groene Hart Provincie
Utrecht Groene
Hart in Provincie
Utrecht
In de nota ruimte van het ministerie van vroM zijn de kernkwaliteiten voor de verschillende nationale Landschappen benoemd. elke provincie heeft de opdracht gekregen deze kernkwaliteiten voor haar nationale Landschappen nader uit te werken.
voor het Groene Hart heeft de provincie Utrecht, samen met noord- en Zuid-Holland, in de voorloper Groene Hart 2009-2020 een vertaalslag gegeven aan de kernkwaliteiten van het Groene Hart. In deze Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen werkt de provincie Utrecht deze kernkwaliteiten uit.
volgens de nota ruimte bestaat het nationaal Landschap Groene Hart uit drie met elkaar samenhangende deelgebieden, met elk hun eigen kernkwaliteiten.
• Hollands-Utrechts veenweidegebied:
- grote mate van openheid - veenweidekarakter
- strokenverkaveling met hoog percentage water-land
• de waarden (Alblasserwaard, Krimpenerwaard, Lopikerwaard):
- grote mate van openheid - verkavelingspatroon
- groen karakter door beplante dijken en kaden
• de plassen (met name Vinkeveense, Loosdrechtse, nieuwkoopse en reeuwijkse plassen):
- besloten oeverwal met veel buitenplaatsen - open veenplassen
- veenweidekarakter
daarbij wordt de volgende toelichting gegeven:
“Het polderlandschap is doorsneden door rivieren die de ontginningen in afzonderlijke eenheden verdelen. de langgerekte smalle weidepercelen die samen open ruimten vormen, worden omzoomd door waterlopen, lintdorpen en, vaak met bomen en struiken begroeide, dijken en kaden. als totaal komt het gebied groots en open over. In deze open ruimte is water dominant aanwezig in de hoge slootwaterstanden en de uitgestrekte plassengebieden.”
en oostelijke deel van het Groene Hart belangrijke cultuurhistorische waarden liggen van respectievelijk de stelling van amsterdam (opgenomen op de Unesco-lijst van werelderfgoed) en de nieuwe Hollandse Waterlinie.
de kernkwaliteiten zijn door de drie Groene Hart-provincies samen uitgewerkt in de “voorloper Groene Hart 2009-2020”. de voorloper stelt dat openheid en (veen)weidekarakter (inclusief de strokenverkaveling, lintbebouwing etc.) de belangrijke kwaliteiten van het nationaal Landschap zijn. de overige kernkwaliteiten die de nota ruimte onderscheidt, kunnen hieronder worden gevat. de Groene Hartprovincies
vinden dit echter niet voldoende om het unieke onderscheidende karakter van het Groene Hart te vatten. Zij voegen daarom de kernkwaliteiten
‘rust en stilte’ en ‘landschappelijke diversiteit’
toe. de voorloper geeft de volgende toelichting op de vier kernkwaliteiten.
1. LandscHaPPeLIjKe dIversIteIt
Landschappelijke diversiteit is een belangrijke belevingswaarde die ook bepaald wordt door de andere kernkwaliteiten. de zichtbare contrasten tussen de verschillende landschappen spreken tot de verbeelding. Landschappelijk gezien behoort het Groene Hart tot de meest diverse van de twintig nationale Landschappen. de diversiteit ontstaat door contrasten tussen open-dicht, rust-drukte, groot-klein, droog-nat, bebouwd-onbebouwd en hoog-laag. de beleving van diversiteit wordt versterkt door kleinschalige elementen en structuren (sloten, dijken, molens) en grootschalige structuren (waterlinies, bebouwingslinten, droogmakerijen
de keuzemogelijkheid om te verblijven of te recreëren in een rustige of juist een dynamische omgeving.
2. (veen)WeIdeKaraKter (IncL. stroKen-verKaveLInG, LIntbeboUWInG, etc.) de (veen)weidegebieden in het Groene Hart zijn het meest kenmerkend voor dit nationaal Landschap. Ze bestaan al duizend jaar en zijn ontstaan op basis van menselijke ingrepen in de fysieke ondergrond en waterhuishouding.
Karakteristiek voor de (veen)weidegebieden zijn de verschillende verkavelingspatronen met smalle kavels en veel sloten en de aanwezigheid van kaden, dijkjes, lintdorpen, oude dorpskernen, kronkelende veenriviertjes, openheid, vee, (weide)vogels, rietlanden en moerassige delen.
de veenweidegebieden zijn, ook op europees niveau, de best bewaarde cultuurlandschappen die ingericht zijn voor de landbouw.
3. oPenHeId
openheid wordt vooral als ‘zicht’ gedefinieerd.
de mate van openheid in een gebied wordt bepaald door maat en schaal van het betreffende gebied, door elementen in en de randen van het gebied. openheid is dus meer dan een groot leeg weidegebied of een open watervlakte. door toevoeging van meer grootschalige bebouwing, windmolens en boselementen kan het gevoel van openheid snel worden aangetast. openheid is een kwetsbare kernkwaliteit. de openheid van grote delen van het Groene Hart is een schaars goed in de volle randstad. Inwoners van de randstad hebben behoefte aan deze openheid, als contrast tot de bebouwde rand er omheen.
1. LandscHaPPeLIjKe dIversIteIt
de verschillende landschappen, met zichtbare contrasten, spreken tot de verbeelding en zijn een belangrijke belevingswaarde van het Groene Hart.
3. oPenHeId
openheid wordt vooral als ‘zicht’ gedefinieerd. Ze is meer dan een grote lege ruimte en wordt bepaald door (1) maat en schaal van het betreffende gebied, (2) elementen in het gebied en (3) randen van gebied.
4. rUst & stILte
rust en stilte vormen een belangrijke gevoelswaarde, vooral in contrast met het drukke leven in de stad. Ze zijn nauw gerelateerd aan de openheid en het veenweidekarakter.
2. (veen)WeIdeKaraKter
deze kwaliteit is het meest kenmerkend voor het Groene Hart. Karakteristiek is de smalle verkaveling met veel sloten, kaden, dijkjes, lintdorpen, oude dorpskernen, kronkelende veenriviertjes, openheid, vee, (weide)vogels, rietlanden en moerassige delen.
4. rUst & stILte
deze kernkwaliteit is een belangrijke gevoelswaarde van het Groene Hart. Zij is nauw gerelateerd aan openheid en (veen) weidekarakter. Mensen komen naar het gebied om te ‘onthaasten’. Het vormt een belangrijk contrast met het leven in de stad. Het kent een grote waardering en is van belang voor een goed en gezond woon- en vestigingsklimaat.
ook in het Groene Hart hebben openheid en rust en stilte een ‘nachtelijke kant’. de hemelhelderheid in het Groene Hart kent een groot verloop van de donkerte in de Lopikerwaard tot de oplichtende hemel nabij Utrecht, Maarssen, Woerden en Mijdrecht.
6. ZIcHtbaar LandscHaP
dit hoofdstuk geeft een uitwerking van de ruimtelijke aspecten van de kernkwaliteiten.
Wat zijn de principes uit de cultuurhistorische ontwikkeling die dit landschap zo uniek maken? Hoe zijn de kernkwaliteiten in het hedendaagse landschap zichtbaar? als je in het veld bent, waaraan kun je dan concreet zien dat je in een specifiek landschap bent? deze uitwerking gaat over beeld en structuur van het huidige landschap, gekeken door de bril van de kernkwaliteiten. dit is nadrukkelijk een subjectieve analyse, alleen kijkend naar datgene waaraan je de kernkwaliteiten kunt beleven. Wat niet bij de kernkwaliteiten past wordt bewust weggelaten.
In een kort overzicht worden de belangrijkste systemen en mechanismen op een rij gezet die tot de vorming van dit landschap hebben geleid. dit zijn wat betreft de kernkwaliteiten de essenties uit de verhalen van hoofdstuk 3.
aan de hand van twee karakteristieke foto’s wordt de ruimtelijke essentie van nationaal Landschap Groene Hart benoemd. Het Groene Hart is zo’n omvangrijk en divers landschap dat het niet, zoals in de andere katernen, met één foto te karakteriseren is. twee sets van vijf grafische weergaven ofwel ‘iconen’ verbeelden vervolgens deze essentie.
In elk nationaal Landschap zijn op basis van ruimtelijke karakteristieken verschillende
deelgebieden te herkennen. Het aantal landschappelijke deelgebieden in het Groene Hart is bijzonder groot. op basis van onderlinge verwantschap zijn binnen die veelheid aan deelgebieden twee groepen te onderscheiden.
deze noemen we landschappelijke families.
de indeling van deelgebieden in deze kwaliteitsgids is gemaakt op ruimtelijk-landschappelijke gronden. dit is een andere indeling dan in de digitale kwaliteitsatlas.
de gebiedsindeling in de kwaliteitsatlas heeft naast een landschappelijke ook een bestuurlijke en beleidsmatige achtergrond. de kwaliteitsgids gaat dieper in op de materie dan de Kwaliteitsatlas Groene Hart. dit leidt tot een meer verfijnde landschappelijke indeling en kleine aanpassingen van de begrenzingen.
na de omschrijving van deelgebieden wordt kort ingegaan op hun samenhang met de landschappelijke families. vervolgens worden per deelgebied de vijf thema’s uitgewerkt. de samenhang hiertussen wordt verbeeld met een isometrie. een korte tekst beschrijft hun relatie met de kernkwaliteiten. daarna worden de vijf thema’s in meerdere iconen verder uitgediept.
de stelling van amsterdam en de oude en nieuwe Hollandse Waterlinie worden in dit hoofdstuk buiten beschouwing gelaten.
deze verdedigingslinies worden apart in het gebiedskatern Waterlinies behandeld.
Oude Rijn
rivieren als belangrijke economische assen voor transport en handel tussen het noorden (scandinavie), oosten (duitsland) en westen (engeland)
rond de 8e eeuw worden de hooggelegen stroomruggen ontgonnen in blokverkaveling (1). op de stroomruggen ontstonden de eerste vestigingen.
verschuivende assen: eerst was de rivier met parallele jaagpaden en wegen de as, in een later stadium kwam op enige afstand het spoor te liggen als nieuwe transportas. Weer later kwam daar de auto(snel)weg bij, ook op enige afstand
na ontginning van de stroomruggen (1) werden vanaf de 10e eeuw de lager gelegen gebieden (2) vanaf de oeverwallen ontgonnen in opstrekkende verkaveling. dit resulteerde soms in
‘gerende’ (toe- of aflopende) percelen
econoMIscHe assen
Vecht
Oude Rijn
3 1
4 4 2 2
ontGInnInG van Het veen In het eerste deel zijn vier
karakteristieke verhalen van nationaal Landschap Groene Hart verteld (hoofdstuk 3). Ze geven een indruk van de ontwikkelingen die dit
landschap heeft doorgemaakt en hoe het Groene Hart is geworden tot het landschap dat wij nu zo waarderen.
bij elk verhaal is een kaart getekend met de belangrijkste elementen en structuren die de verhalen van het landschap beleefbaar maken.
achter het ontstaan van de kenmerkende elementen en structuren in nationaal Landschap Groene Hart gaan karakteristieke ruimtelijke mechanismen schuil. dit hoofdstuk laat de belangrijkste van deze mechanismen zien die bepalend zijn geweest voor de vorming van de huidige landschappelijke kwaliteiten van het Groene Hart.
Vecht
Oude Rijn
3 1
4 4 2 2
Vecht
Oude Rijn
3 1
4 4 2 2
Oude Rijn
3 1
4 4 2 2
Oude Rijn
3 1
4 4 2 2
opstrekkende ontginningen kennen bajonetaansluitingen bij dwarswegen doordat verschil in ontginningssnelheden en richting geresulteerd hebben in wisselende afstanden tussen ontginningslinten
copenontginningen zijn ontgonnen vanaf de rivier af. Het eerste lint ligt op gemiddeld 1250 meter afstand, vanaf hier is het land verder ontgonnen tot het volgende lint, weer op 1250 meter. Percelen hebben een vaste maat van 1250 x 110m
doordat zowel langs de vecht als de oude rijn vanaf de rivier naar het achterland werd ontgonnen in copenverkaveling, ontstond een geblokt patroon van copenontginning met verschillende richtingen. Percelen hebben een standaardmaat van 1250 x 110m
afdammen van Hollandse Ijssel en oude rijn maakte ontginning van de tot dan toe geregeld overstromende lagere (veen)kommen mogelijk
Kwaliteitsgids utrechtse landschappen - groene hart 89
Vecht
Oude Rijn
3 1
4 4 2 2
Oude Rijn
3 1
4 4 2 2
baggeren
drogen steken stoken
vervoeren
veen
veen/klei klei
strIjd oM de MacHt
Inzet in de strijd om de macht tussen de bisschop van Utrecht en de graaf van Holland waren verdedigingsmiddelen als stadsrechten (en hiermee omwalling), kastelen & donjons en wateroverlastbeheersende middelen als kaden &
dijken en rivierafdammingen
Het gebied tussen Utrecht en Holland was constant onder invloed van de geschillen tussen het bisdom en het Graafschap, waarbij grond en steden voortdurend van ‘eigenaar’ veranderden.
Hierdoor wisselden territoriumgrenzen geregeld
stedeLInG In Het LandscHaP
buitenplaatsenzone langs de vecht tussen Utrecht en amsterdam, waar vooral vanuit amsterdam rijke kooplieden een buitenplaats lieten bouwen. In mindere mate was er ook buitenplaatsontwikkeling vanuit Utrecht Kwaliteitsgids utrechtse landschappen - groene hart
90
veen
veen/klei klei
baggeren
drogen steken stoken
vervoeren
veen
veen/klei klei baggeren
drogen steken stoken
vervoeren
veen
veen/klei klei oeverwalgronden met een voedselproducerende functie met gewassen en fruitboomgaarden.
op de lager gelegen veen op klei lagen de weidegronden waar zuivelproducten vandaan kwamen. de dikke veenlagen werden afgeturfd voor de kachels van West-nederland
door het uitvenen kreeg het landschap een belangrijke energieproducerende functie voor de stad. nadat legakkers en land door wind en water waren weggeslagen ontstonden plassen.
deze zijn in een later stadium drooggelegd tot droogmakerij of in gebruik genomen als recreatieplassen
turfwinning: turf werd gebaggerd en kon drogen op legakkers. na het steken werd de turf vervoerd naar de stad alwaar ze kon worden opgestookt
Kwaliteitsgids utrechtse landschappen - groene hart 91
Zones: bescHUt & IntIeM
de zones met hun slingerende lijnen en beplanting ademen een beschutte en intieme sfeer.
Het Groene Hart bestaat uit twee families van Het Groene Hart bestaat uit twee families van landschappen, de ‘zones’ en de ‘velden’, die elk landschappen, de ‘zones’ en de ‘velden’, die elk een fundamenteel andere structuur hebben.
een fundamenteel andere structuur hebben.
De natte laaggelegen grote open ruimten van De natte laaggelegen grote open ruimten van de ‘velden’ stralen rust en stilte uit. De hoger de ‘velden’ stralen rust en stilte uit. De hoger gelegen kleinschalige en meer besloten ‘zones’
gelegen kleinschalige en meer besloten ‘zones’
hebben juist een levendige en intieme sfeer. De hebben juist een levendige en intieme sfeer. De zichtbare contrasten tussen de ’zones’ en de zichtbare contrasten tussen de ’zones’ en de
‘velden’ maken de landschappelijke diversiteit
‘velden’ maken de landschappelijke diversiteit van het Groene Hart beleefbaar. Elke familie van het Groene Hart beleefbaar. Elke familie van landschappen bevat verschillende typen.
van landschappen bevat verschillende typen.
In het Groene Hart zijn drie typen ‘zones’ te In het Groene Hart zijn drie typen ‘zones’ te onderscheiden en vijf typen ‘velden’.
onderscheiden en vijf typen ‘velden’.
‘Zones’ zijn lineaire landschappen met een meanderende rivier als basis. rond de rivier heeft zich een beschut en intiem landschap ontwikkeld, met een mozaïek van gemengd grondgebruik, hoge bomen en bosschages, linten langs slingerende wegen en af en toe een dorp of stadje aan de rivier. de rivieren vormden van oudsher de grote transportaders door het landschap. deze functie is veelvuldig uitgebouwd met moderne grootschalige infrastructuur (wegen, spoor etc.), parallel aan de rivier.
veLden: LUcHt & HorIZon
een uitgestrekt grastapijt met zicht op lucht en horizon is karakteristiek voor de ‘velden’.
‘velden’ zijn vlakke, open landschappen met vergezichten tot aan de horizon. de open ruimte wordt bepaald door een tapijt van gras in een strokenverkaveling. rechte sloten, weteringen, wegen, kaden en dijken doorbreken het vlak.
bebouwing ligt in rechte linten in de ruimte. aan de horizon wordt de openheid begrensd door randen van linten en opgaande beplanting.
strooK
LandGebrUIK
beboUWInG
InfrastrUctUUr
HerKennInGsPUnten
zone rond een meanderende rivier, verschillend van breedte, met geleidelijke overgangen naar de omgeving
afwisseling van gras en landgebruik met opgaande begroeiing (akkers, bosjes, boomgaarden) in blok- en strokenverkaveling
bebouwing geconcentreerd in dorpen, met enige bebouwing langs de uitlopende wegen
rivier met slingerende wegen vormt oude ruggengraat, moderne, grootschalige infrastructuur ligt op enige afstand parallel aan rivier
historische gebouwen zoals kastelen, buitenplaatsen, kerken en molens
LandGebrUIK veLd
HerKennInGsPUnten
LInten
oPGaande bePLantInG
openheid met zicht op de horizon
grasland met vee in een strokenverkaveling
bebouwing in linten
beperkte opgaande beplanting, vrijwel altijd lijnvormig
karakteristieke objecten zoals kerktorens, molens en bruggen
rIvIerLInt
oUde strooMrUG